
Van de barbarijse piraten wist ik weinig meer dan dat admiraal De Ruyter ’t er niet bij wou laten en Salé heeft geveld, waarna de Heren Staten hem hebben aangesteld als held. Verder wist ik dat het gebied werd bestuurd door lokale leiders, zoals die van Salé, de bey van Tunis en de emir van “het eiland” ofwel Al-Jezira ofwel Algiers. Die laatste stad zal wel voor eeuwig met Barbarossa, “roodbaard”, worden geassocieerd, een geduchte zestiende-eeuwse kaper die vanuit Algiers diverse vloten uitstuurde tegen de Spanjaarden, ondertussen de sultan in Constantinopel erkennend als souverein.
Het beeld van de barbarijse piraten is in hoge mate bepaald geweest door wat Europese gevangenen – Cervantes is de bekendste – hebben verteld over hun verblijf in Tunis en Algiers. Omdat zij christelijk waren en vaak werden vrijgekocht door christelijke organisaties, is om te beginnen het idee ontstaan dat de barbarijse piraten religieus gemotiveerd waren en dat er sprake was van een soort religieuze oorlog. Hoewel het beeld niet helemaal onjuist is – de gevangenen en de piraten hadden verschillende religies – is religie eigenlijk maar een bijzaak. De plaatselijke leiders waren geen religieuze scherpslijpers (of althans niet altijd) en Algiers had in 1492 ruimhartig asiel gegeven aan de uit Spanje verdreven Joden.
Een tweede misverstand is dat het ging om nietsontziende zeeroof. De barbarijse rijken waren gewone staten die consulaire betrekkingen hadden met de Europese staten. Engeland en de Republiek sloten, toen ze door de Spaanse Armada dreigden te worden aangevallen, overeenkomsten met Algiers, met het verzoek de Spanjolen in de rug aan te vallen. Het was dus geen piraterij maar kaapvaart, de destijds volkomen normale manier om vijanden economisch te beschadigen. (Ik blogde al eens over de joodse piraten van Curaçao.) Eigenlijk was het niet heel anders dan de Deens en Noorse Vikingen, wier plundertochten plaatsvonden in nauwe diplomatieke samenwerking met de strijdende karolingische koningen.
Diplomatieke contacten
Hoewel de relaties tussen de Republiek en Algiers vriendelijk begonnen en hoewel Algiers van tijd tot tijd diende als basis voor Hollandse en Zeeuwse kapers, verslechterden de verhoudingen, al probeerde de consul doorgaans te bemiddelen. Zo sloot consul Wijnant de Keyser een verdrag met de bey dat in de plaats kwam van een eerder verdrag met de sultan. (Het voorval illustreert dat Algiers in feite autonoom was en zich weinig aantrok van Constantinopel.)
Desondanks verslechterden de relaties: in de elf jaar waarin De Keyser in Algiers verbleef, brachten de kapers 216 schepen uit de Republiek op, waarop de Staten-Generaal in 1618 een vloot stuurden, die voor de gelegenheid samenwerkte met de Spanjaarden en de Engelsen. Het leverde maar weinig op, zodat de Staten in 1622 een ambassadeur zonden, Cornelis Pijnacker, om weer een nieuw verdrag te sluiten.
Al die tijd speelde hetzelfde probleem: er was geen algemeen erkend zeerecht. De Staten stelden dat een schip in de haven bleef behoren bij het land waarvan het de vlag voerde en dat dus het Hollandse recht van toepassing bleef. De lokale leiders eisten het recht op schepen te mogen inspecteren die in hun havens lagen. Pijnackers onderhandelingen leidden wel tot de vrijlating van gevangenen en tot de Hollandse concessie te zullen blijven buiten de handel op de Mediterrane havens van Spanje, maar het principiële punt bleef onopgelost. Als het tot zaken kwam, was het dankzij mensen die het belang van de andere partij begrepen en creatieve oplossingen konden bedenken om de ander zijn gezicht niet te laten verliezen.
Van Salé naar Algiers
Michiel de Ruyter was een ervaren kapitein, die als koopman handel had gedreven op Marokko, wat mogelijk was doordat Salé een Hollandse bondgenoot was. Toen Salé werd geblokkeerd door schepen uit Algiers, hielp De Ruyter om de blokkade te beëindigen. Hij werd in triomf onthaald. In 1655, toen de Eerste Engelse Zeeoorlog net voorbij was, zonden de Staten hem terug naar Salé om het zoveelste geschil tussen de verdragspartners te regelen. Hij overlegde met de plaatselijke overheid en toen hij zich had verzekerd van de wederzijdse goede wil, verliet hij de stad voor wat we nu een search-and-destroy-actie zouden noemen tegen de kapers uit Algiers.
Dit waren de gemeenschappelijke vijand van Salé en de Republiek. Tijdens de Eerste Engelse Zeeoorlog had Algiers de Britten gesteund en de Hollandse scheepvaart grote schade toegebracht, dus het was zinvol dat de Republiek zijn tanden liet zien. De Ruyter hoopte Algiers bij verrassing te kunnen overvallen, maar zijn verkenners meldden dat de verdedigingswerken in goede staat verkeerden, waarop hij zich concentreerde op het aanvallen van kapersschepen. Vanuit Cadiz bracht hij tien schepen op, waaronder schepen gecommandeerd door een Ier, een Spanjaard, een Zweed en iemand uit Dantzig.
Zulke operaties waren kostbaar en na enkele maanden riepen de Staten De Ruyter terug, hoewel hij in het volgende jaar, 1656, opnieuw richting Salé ging om toe te zien op de ondertekening van het nieuwe verdrag.

Opnieuw diplomatie
In 1661 probeerden de Engelsen Algiers te overvallen, wat uitliep op een mislukking. De Staten trokken de enig denkbare conclusie: diplomatie was te verkiezen. De eigen verrassingsaanval was op niets uitgelopen en de Britse aanval had ook niks opgeleverd. Steden als Tripoli, Tunis en Algiers hadden geen reden om bang te zijn voor spierballenvertoon van Europese mogendheden.
De Ruyter bezocht eerst Tunis, waar hij 67 Hollandse gevangenen ruilde tegen 93 Tunesische gevangenen én de bey ervan overtuigde dat het praktisch was af te zien van zijn onbetwistbare recht Hollandse en Zeeuwse schepen te laten inspecteren. In Algiers verliepen de zaken minder goed: 55 gevangenen werden vrijgekocht en er kwam een wapenstilstand van zeven maanden, en dat was dat. Met het vrijkopen van nog eens 130 christelijke slaven maakte De Ruyter de Algerijnse bestuurders echter duidelijk dat er goed geld viel te verdienen. En nog veel meer als Algiers dezelfde concessie zou doen als Tunis.

De Algerijnse heersers namen het aanbod aan maar het liep uiteindelijk op niets uit want na vele maanden was het geld nog altijd niet betaald. Wat er aan goede wil was, werd helemaal vernietigd toen de Hollandse admiraal Cornelis Tromp in 1664 twee schepen uit Algiers opbracht en de bemanningen verkocht. Als repercussie namen de Algerijnen de Hollandse consul Van der Burgh gevangen. Uiteindelijk wist De Ruyter nog 55 gevangenen (en Van der Burgh) vrij te kopen en moest hij concluderen dat de gewenste diplomatieke doorbraak onhaalbaar was. Ruim zeshonderd Europese gevangenen zouden de vrijheid niet meer krijgen.
Algiers vandaag
Ik ben een paar uur geleden aangekomen in Algiers, waar de politie massaal op de been is in verband met de uitspraak in een nogal beladen politieke rechtszaak. Donderdag zijn in dit land de eerste vrije verkiezingen sinds jaren en er zijn overal demonstraties. Heel vriendelijk allemaal, overigens. We hebben geen seconde het gevoel gehad bang te moeten zijn en ik ga ervan uit dat we morgen in alle rust de stad kunnen verkennen.
Wees toch maar voorzichtig.
Hoezo is die rechtzaak politiek? Misschien is dit een rechtzaak die juist niet politiek is. De wet geldt nu ook voor de machthebbers.
Laat ik het dan anders formuleren; gepolitiseerd. Barbertje moet hangen.
“hoewel Algiers van tijd tot tijd diende als basis voor Hollandse en Zeeuwse kapers”
Dat is nogal een understatement. Barbarossa mag de beroemdste Barbarijse kaper zijn geweest, de in zijn tijd beruchtste kwam uit en stierf in het pittoreske Oostzaan. Daar is nog altijd een café naar hem genoemd.
https://www.zaanwiki.nl/encyclopedie/doku.php?id=compaen
Er waren er nog veel meer. Ali Pisseling, Jan Janszoon, Simon de Danser en dat zijn alleen nog maar de Nederlanders. Heel Noord-Afrika zat vol met renegaten, zoals ze genoemd werden, uit alle hoeken van Europa. Sommigen bekeerden zich zelfs tot de islam.
To Turn Turk, heet dat zo droog in het Engels
Ter ere van de Algerijnse verkiezingen en van de tweevoudige verwijzing in één zijn kopjes plaats ik deze video.
https://www.youtube.com/watch?v=hI1nPd7hezM
Mijn mening over dit liedje is hetzelfde als die van Martin Beck.