Adiutor de Cananefaat

Grafsteen van Adiutor (Museum Tipasa)

Tipasa, dat ik gisteren al vermeldde, ligt een eindje ten westen van Algiers. Het is de plek waar Adiutor is begraven, een Cananefatische ruiter uit het Romeinse leger. Op de afbeelding hierboven lijkt hij krulhaar en een baardje te hebben. We zien hem met gevelde lans op een vijand af galopperen. Daaronder lezen we

DM
ADIVTORIS EQ
AL PRI CANINA
FATIVM VI XXXXI M
AN XXIII PRO LB IPSI
BENE ME CABANVS HE
PO

wat we kunnen aanvullen tot

Dis manibus
Adiutoris equitis
alae primae Canina-
fatium. Vixit XXXXI, militavit
annos XXIII. Procurante sibi ipsius
bene merenti Cabanus heres
posuit

en kunnen vertalen als

Aan de schim van Adiutor, ruiter van het Eerste Cananefatische Eskadron. Hij leefde eenenveertig jaar en was drieëntwintig jaar soldaat. Hij heeft deze steen voor zichzelf verzorgd. Zijn erfgenaam Cabanus heeft die geplaatst omdat hij [Adiutor] deze zeker heeft verdiend.

De zerk, die door het leven gaat als EDCS-13900612, is gevonden in het amfitheater van Tipasa, dat in de vierde eeuw is verbouwd. De verbouwers benutten enkele oude stenen om overbodige toegangen af te sluiten en daarbij behoorde ook Adiutors grafsteen.

Een eerste conclusie is dat Adiutor nog geen Romeins burgerrecht had verworven, want anders zou hij wel een drieledige naam hebben kunnen tonen (bijv. Marcus Ulpius Adiutor). Hij is vermoedelijk in militaire dienst overleden. Dat moet zijn gebeurd vóór het jaar 148, toen het Eerste Cananefatische Eskadron was te vinden aan de Donau.

Nog een laatste punt: in de tweede eeuw werden steeds meer militaire eenheden aangevuld met soldaten die niet behoorden tot het volk of de stam waarnaar de eenheid was vernoemd. Een soldaat van het Eerste Cananefatische Eskadron kon dus heel wel een Mauretaniër zijn. Het is een aantrekkelijk idee dat Adiutor een Nederlander is, maar bewezen is het allerminst.

De steen staat in het museum van Tipasa, samen met drie andere ruiters. Adiutor kijkt uit op een amfoor met daarin het skeletje van een baby.

Deel dit:

20 gedachtes over “Adiutor de Cananefaat

    1. Arnold den Teuling

      De afstand tussen de verticale hasta en de B is groter dan die tussen de I en de P erop volgend. Dus wel een L. Maar de S in de transcriptie zie ik ook niet. LB = libenter? Pro zou ik ook liever aanvullen tot procurans, en ipsi zou laten. Dan zit het grammaticaal beter in elkaar.

      1. gmknepper

        In de officiële publicatie van dit inschrift wordt hij als volgt vermeld:

        D. M.
        ADIUTORIS EQ
        AL. PRI. CANINA
        FATIVM VI. XXXXI MIL
        AN. XXIII PRO. IB. IPSI
        BENE ME. CABANVS. HE.
        P. O.

        Of PRO. IB. aan te vullen is als PROCVRANTE SIBI is inderdaad dubieus. Arnold: wil je mij uitleggen hoe een lezing PROCVRANS grammaticaal beter is?

        1. gmknepper

          Aanvulling op mijzelf: Ik zie dat men tegenwoordig meestal als volgt aanvult:

          Pro(curante) l(i)b(erto) ipsi(us) bene me(renti) Cabanus he(res) po(suit)

          dus inderdaad met de lezing LB (i.p.v IB). Het komt er dan dus op neer dat een vrijgelatene van Adiutor voor de steen heeft gezorgd, die daarna door Cabanus is neergezet. Het zou misschien ook de goden verzoeken geweest zijn als Adiutor bij leven z’n eigen grafsteen had laten maken met daarop de leeftijd waarop hij zou sterven, inclusief details over de plaatsing ervan.

          1. Arnold den Teuling

            procurans nomin. bij subject Cabanus, lb = libenter betekent dan: gaarne, of met genoegen, een gangbare formule in inscripties..
            Waar een ablativus procurante bij zou moeten horen snap ik niet, maar misschien een niet geheel grammaticale formule die van andere grafstenen bekend is. Ik zou het vertalen als: …. erfgenaam Cabanus heeft de steen opgericht, als opdrachtgever met genoegen voor hem, die dit wel verdiend heeft
            Een vrijgelatene komt er zo niet aan te pas. Het alternatief: als de erfgenaam tevens vrijgelatene is, zou de aanvulling procurans libertus moeten zijn. Als het aeen ander is had m.i. zijn naam erbij moeten staan.

            1. gmknepper

              O.k., dank.
              ‘Procurante’ kan goed bij ‘liberto’ (als dat tenminste de bedoeling is van LB) en dan samen als ablativus absolutus (of ‘modi’ als je wilt): ‘Met als zijn (nl. van Adiutor) vertegenwoordiger/beheerder) een vrijgelatene…’. “Procurante” (dus voluit geschreven) komt ook elders in een inscriptie voor; en er was ook nog een inscriptie met daarin “PR. CRESCENTE LIB.”, wat je dan op eenzelfde manier zou kunnen lezen: ‘procurante Crescens liberto’, met de vrijgelatene Crescens als zaakwaarnemer.
              Dat die (eventuele) vrijgelatene in “onze” inscriptie anoniem blijft is inderdaad opvallend, maar niet zwaarwegend genoeg om hem te elimineren, lijkt me. Maar mijn epigrafische expertise is beperkt.

              1. Arnold den Teuling

                Ik heb indertijd wel wat epigrafiek gedaan, maar ben er niet mee verdergegaan en dus ook geen expert. Een rol voor een vrijgelatene zonder naam zie ik niet,

  1. Robert

    “Een soldaat van het Eerste Cananefatische Eskadron kon dus heel wel een Mauretaniër zijn. Het is een aantrekkelijk idee dat Adiutor een Nederlander is, maar bewezen is het allerminst.”

    Interessant dat je ‘Mauretaniër’ naast ‘Nederlander’ plaatst – dat laatste was hij zeker niet. 😉

  2. Rob Duijf

    ‘Op de afbeelding hierboven lijkt hij krulhaar en een baardje te hebben.’

    Dat krulhaar kan ook op een helm hebben gezeten, zoals die al vaker op ruiterhelmen is aangetroffen.

  3. eduard

    De bos krulhaar en het sikje komen ook veel voor op Numidische grafstenen en op Romeinse afbeeldingen van de Numidische ruiters van Hannibal. Dat zou suggereren dat de kunstenaar de Numidische afkomst van Adiutor wilde aangeven.

  4. Dirk

    De naam intrigeert. Is het een Latijnse versie van zijn oorspronkelijke naam? Is dan de naam naar betekenis vertaald of is een gelijkklinkende inheemse naam gelatiniseerd naar uitspraak?

    Of was adiutor enkel maar een bijnaam, de Romeinse versie van Maverick of Goose? Straf dan wel dat zijn originele naam het zelfs niet meer de grafsteen haalde.

    1. Als we dat eens wisten… Het is allebei mogelijk. De beroemdste Nederlandse Romein, Julius Civilis, combineert een Romeinse en een Germaanse naam. https://mainzerbeobachter.com/2017/12/01/latijn-germaans-en-keltisch/ Adiutor kan dus een gelatiniseerde versie zijn van een Cananefatische (= Keltische?) naam.

      Het kan ook dat de man gewoon Helper heette. Daar was niks ondergeschikts aan. Twee legioenen heetten Adiutrix. Goede militaire naam.

      Een bijnaam die de echte naam verving? Kan ook, al heb ik in Algerije diverse inscripties gezien waarbij naam en bijnaam noemden. Als er inscripties waren die alleen de bijnaam noemden, zijn die niet als zodanig herkenbaar natuurlijk. Dus ik sluit het niet uit, al weten we dus dat er alternatieve manieren bestonden om zoiets aan te geven.

      1. Willem van Bentum

        In Valkenburg (Zuid-Holland) is een kommetje gevonden met de naam ADIVTORIS in de bodem gekrast. Zie hiervoor Westerheem 2006 p. 204-205. Daar wordt ook verwezen naar een artikel van Brunsting over het grafrelief.

    2. Arnold den Teuling

      https://www.ensie.nl › betekenis › adolf
      Adolf in het Gothisch Athaulf, is een Germaansche naam, die de beteekenis heeft van “edele helper. En dat vind je gewoon met Google !! (want ik ken echt geen Gothisch)

  5. Martijn N.

    Ik vind de vertaling van ala als eskadron wat ongelukkig. Een eskadron is doorgaans een onderdeel van een groter geheel, meestal een regiment. Een ala was een zelfstandige eenheid, ook redelijk wat groter dan de 150-200 man die voor een eskadron gangbaar waren. Gebruikelijker is om de term onvertaald te laten; als je toch wilt vertalen zou ik inderdaad eerder regiment kiezen.

  6. Willem van Bentum

    Brunsting schrijft: omdat onze landgenoot nog geen tweede naam (cognomen) bezat en nog maar 23 dienstjaren had, is hij blijkbaar onder dienst gestorven. Het eervol ontslag uit de dienst, dat gepaard ging met het ontvangen van het Romeinse burgerrecht blijkend uit een tweede naam, werd in de regel pas verleend na 25 dienstjaren.

Reacties zijn gesloten.