Geliefd boek: Wijlen Sarah Silbermann

In de aanloop naar het aanstaande carnaval (13 t/m 16 februari) heb ik in de kleine uurtjes de roman Wijlen Sarah Silbermann (1980) van Hubert Lampo herlezen, het boek dat mij precies vijfendertig jaar geleden op het spoor zette van de intrigerende geheimen binnen de volkscultuur en folklore onder het motto ‘niets is wat het lijkt’. Lampo (1920-2006) is de belangrijkste vertegenwoordiger van de stroming die als ‘magisch realisme‘ wordt betiteld: een stroming die zich kenmerkt door de realistische weergave van bovennatuurlijke verschijnselen, eigenschappen en gebeurtenissen. Magie, esoterie en het paranormale worden daarbij ongemerkt en geleidelijk een aanvankelijk alleszins realistische vertelling binnengesluisd.
Precies zoals ik het graag zie: legenden, sagen en dergelijke, maar wel met onderliggende feiten.

Wijlen Sarah Silbermann bevat diverse thema’s, grotendeels, typisch Lampo, jungiaans archetypisch. De titel van het boek met daarin de Joodse Sarah Silbermann, verwijst naar de Tweede Wereldoorlog, een tijd die Lampo licht getraumatiseerd is doorgekomen. Ook komt in het boek een Duitse Hauptmann voor van organisatie Ahnenerbe die perfect in het verhaal past.

Lees verder “Geliefd boek: Wijlen Sarah Silbermann”

MoM & misverstand: Natuurgodsdiensten

Standbeeld uit Ain Ghazal, even ten noorden van Amman, ongeveer 8000 v.Chr. Tot de ontdekking van een beeld in Şanli Urfa gold dit als de oudste vrijstaande sculptuur ter wereld. Het mythologisch-religieuze karakter staat met zo’n dubbel lichaam niet ter discussie (Archeologisch Museum van Amman)

Natuurgodsdiensten zijn de oudste vorm van religie. Zegt men. Vóór de moderne wetenschap bestond verklaarde de primitieve mensheid namelijk alle natuurverschijnselen als goddelijk ingrijpen. En nog eerder, vóór de mens begreep dat er goden bestonden, zag de oermens overal vage en ambigue natuurkrachten. Althans, dat dachten antropologen en godsdiensthistorici aan het eind van de negentiende eeuw. Zij meenden ook dat de oermens de vruchtbaarheid van het land had geïdentificeerd met die van de vorst. Vandaar dat de Graalkoning in een verwoest land leefde zolang de wond in zijn lendenen niet was genezen.

Koningsmoord

In natuurgodsdiensten was het niet onlogisch ’s konings vruchtbaarheid zo geconcentreerd mogelijk in te zetten: als men elk jaar een andere heerser aanstelde, maximaliseerde men diens vermogen de natuur te doen uitlopen en de oogst overvloedig te laten zijn. Aan het einde van het jaar moest de koning dan dood. Vandaar dat in zoveel Griekse mythen en sagen de koning akelig aan zijn einde komt: Herakles verbrandde, Agamemnon bezweek aan bijlslagen, Pelias werd geslacht.

Lees verder “MoM & misverstand: Natuurgodsdiensten”

Hoe belangrijk is die Oudheid nou? (2)

Het is onmogelijk de westerse beschaving – wat dat ook moge wezen – te begrijpen zonder begrip te hebben van het zelfbeeld dat de Oudheid belangrijk zou zijn. Een verkeerd zelfbeeld, dat heb ik in het vorige stukje verteld, maar er zijn heel veel ideeën voortgekomen uit het denken over de Oudheid. Ofwel: de klassieke traditie. Een lijstje waarover ik eerder schreef:

  1. Angelo Poliziano legde de grondslagen van de tekstkritiek en ontketende via Erasmus de Reformatie;
  2. Scaliger probeerde de chronologie van de Oudheid te doorgronden, ontdekte dat deze niet letterlijk mocht worden genomen, stelde het bijbels literalisme ter discussie en gaf zo de aanzet tot de secularisering van het wereldbeeld;
  3. de ontdekking van de relaties tussen de verschillende talen heeft bepaald hoe we tegenwoordig nationaliteiten definiëren;
  4. de Lachmannmethode was het model voor Darwins evolutietheorie – en alle wetenschappen die daarop teruggrijpen;
  5. archeologen legden de empirische basis legden voor de vooruitgangsgedachte;
  6. de ideeën van James Frazer over de oudste vormen van religie beïnvloedden de besluitvorming die leidde tot de Eerste Wereldoorlog;
  7. de uitleg van Tacitus’ Germania was de voornaamste inspiratiebron was van de Arische mythe.

Kortom, de klassieken bieden werk voor ideeënhistorici en als die goed geschoold zijn in de sociale wetenschappen, kan er allerlei moois gebeuren. Dat er desondanks nogal wat gewauwel is, heeft volgens mij niet zoveel te maken met het postmoderne. De crux zit ergens anders.

Lees verder “Hoe belangrijk is die Oudheid nou? (2)”

Natuurgodsdiensten

De nogal, eh, vrouwelijke vormen van een beeldje uit Tepe Hissar (Nationaal Museum, Teheran)

Rond 1900 was God dood en dus kon er geen openbaring zijn geweest. Dat riep de vraag op waar godsdienst dan vandaan kwam, een vraag die al eerder was gesteld. In de vroege achttiende eeuw had de Napolitaanse geleerde Giambattista Vico geopperd dat de eerste mensen het weer, dat zo oncontroleerbaar was, hadden opgevat als goden. Dat leverde hem in het conservatieve, katholieke Napels de nodige problemen op, maar de gedachte bleef hangen en aan het einde van de negentiende eeuw kreeg ze zelfs een zekere actualiteit.

De oorzaak daarvan was dat de Europese geleerden steeds meer kennis verwierven van de grote godsdiensten. Het zoroastrisme, het hindoeïsme en het boeddhisme zijn maar drie voorbeelden. De koloniale bestuurders constateerden de enorme variatie binnen de islam. In Amerika ontstond de godsdienst van de mormonen. Zendelingen en etnografen kwamen terug met schatten aan informatie over religies waarover men voordien zelfs niet had gehoord. Er was zoveel meer informatie en al die godsdiensten waren zo ontegenzeggelijk vitaal dat de traditionele christelijke verklaring – godsdienst was ontstaan door Gods openbaring; afwijkingen waren ketterijen – domweg niet langer houdbaar was.

Lees verder “Natuurgodsdiensten”

Substituutkoning

Assyrische ekst met het ritueel van de substituut-koning (British Museum)
Assyrische tekst met het ritueel van de substituutkoning (British Museum)

Een van de ergste voortekens die men in de Oudheid kende, was een maansverduistering. Toen de Atheners Syracuse belegerden, dorsten ze een evacuatie die hen in veiligheid had kunnen brengen, niet aan, zodat het hele leger uiteindelijk in krijgsgevangenschap raakte. Dat men maansverduisteringen zo serieus nam, zal te maken hebben gehad met het feit dat iedereen ze kan waarnemen: zieners kunnen niet net doen alsof er niets aan de hand is. Zeker omdat het enige tijd duurt voor de aardschaduw over de maan is getrokken. De kans dat niemand het zag was nul.

In het oude Mesopotamië wisten de mensen zeker dat een maansverduistering duidde op de dood van een koning, en wel binnen honderd dagen. Het aardige is dat dit altijd klopt. Probeer het maar eens: binnen honderd dagen na een maansverduistering is er altijd wel ergens een vorst die overlijdt of een president die wordt vervangen. Er zijn namelijk nogal veel staatshoofden en er is nogal wat natuurlijk verloop, maar als je niet de benodigde kennis van de kansleer hebt, krijg je al snel het idee dat het voorteken echt blijkt te kloppen.

Lees verder “Substituutkoning”