
Nog even een stukje over papyri. Sinds de Green-collectie zijn gestolen papyri heeft teruggestuurd naar Egypte, hoor ik nogal wat vragen. Eén daarvan:
Hoeveel waarde hebben deze items nou nog voor het Koptische museum, zonder die gedocumenteerde provenance, afgezien van de bemoeienissen om de illegaliteit tegen te gaan?
Het antwoord is dat het ervan afhangt. Het punt is, vrij simpel, het volgende: sommige oudheden kunnen zonder gedocumenteerde provenance vals kunnen zijn, maar andere niet.
Wat een vervalser zoekt, is iets dat makkelijk te maken is, weinig investeringen vergt, niet of heel moeilijk te ontmaskeren valt en heel veel opbrengt. Papyri zijn aantrekkelijk: antiek papyrus is online te krijgen, de receptuur van de inkt is simpel te vervalsen. Dat schiet al lekker op. De papyri die nu dus terug gaan kunnen vals zijn – we weten het gewoon niet – en hebben wetenschappelijk geen waarde.
Dat ligt anders bij laatantieke teksten. Die zijn geschreven op perkament met inkt, gemaakt op galbasis. Daarbij is de roet van gewone antieke inkt vervangen door een combinatie van ijzervitriool en zure gal. Die twee zorgen samen voor een diepzwarte tint en maken de inkt watervast. Ze is namelijk wat zuur en vreet zich in het perkament. Dat valt niet na te maken. Althans, er is nog nooit iemand mee tegen de lamp gelopen. Althans, voor zover mij bekend.
Kortom, de perkamenten die de Greens nu hebben teruggestuurd, die zijn te authenticeren en hebben wetenschappelijk wel degelijk waarde.
En dan moet er natuurlijk ook rekening gehouden worden met voortschrijdende inzichten en technieken. Ook al kunnen we de authenticiteit niet vaststellen, het blijft toch raadzaam de stukken in de collectie te houden.
Al was het maar om het omgekeerde: dingen die we nu als authentiek beschouwen, omdat dat 80 jaar geleden is gezegd, moeten we eens doorlichten met moderne technieken. We hebben een meta-analyse van de papyri nodig. Hoe betrouwbaar is wat we nu als echt beschouwen?