Het tweede “Baptist Block”

Vespasianus (Archeologisch Museum, Vid)

Een nieuwe zondag, een nieuw stukje over Johannes de Doper, de joodse boetgezant die de mentor is geweest van Jezus.  Ik heb al geschreven over de waterrituelen die in het jodendom dienden om cultische reinheid te herstellen, over Johannes’ executie, en over het eerste van de twee aan de bron Q ontleende “Baptist blocks” (Matteüs 3.7-12 || Lukas 3.7-9, 15-18). Wat ons logischerwijs brengt bij het “second Baptist block” (Lukas 7.18-35 || Matteüs 11.2-19).

Johannes de Doper is in de gevangenis, lezen we, en heeft verhalen over zijn oud-leerling gehoord. Simpel gezegd: Johannes had op één punt staan preken en de mensen waren naar hem toegekomen, Jezus had de boodschap – God staat op het punt persoonlijk de wereld te gaan regeren – overgenomen en had besloten rond te trekken om de mensen in hun eigen dorpen en steden op de hoogte te brengen van wat er te gebeuren stond. Hij zette zijn verhaal kracht bij met genezingen, wat in de Oudheid een garantie was dat iemand sprak met gezag.

Even terzijde: mijn vraag is niet hoe Jezus mensen genas. Ik ben historicus en geen arts. Evenmin is de vraag of het een wonder is. De historicus is geen gelovige. Hij kan (net als de arts) het feit constateren dat iemand is genezen, maar de interpretatie van dat feit, namelijk dat God voor het welzijn van deze of gene de natuurwetten heeft aangepast, is een geloofsovertuiging waar de geschiedkundige niets mee te maken heeft.

Johannes de Doper stuurt nu enkele andere leerlingen naar Jezus: is hij degene die zal komen?

Jezus antwoordde: “Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien: blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt.” (Matteüs 11.4-6; NBV)

Een ontwijkend antwoord of – iets preciezer – dissimulatio . Hét kenmerk van een valse profeet was namelijk dat hij hardop zei een profeet te zijn. De aard van de het antwoord is ook interessant. Hier is een parallel uit de biografie die Suetonius wijdde aan keizer Vespasianus.

Gezag en wat men majesteit zou kunnen noem en ontbraken hem nog, zo kort nadat hij onverwachts keizer was geworden, maar ook dat viel hem ten deel. Een man uit het volk die blind en een ander die verlamd was wendden zich tot hem met een verzoek om genezing van hun gebrek, zoals Serapis hun in een droom had toegezegd. Vespasianus zou de ogen beter maken als hij erop wilde spuwen; hij zou het been weer sterk maken als hij de moeite zou nemen er zijn hiel op te zetten. Hoewel Vespasianus eigenlijk niet geloofde dat dit ooit zou lukken en hij het daarom ook liever niet wilde proberen, zwichtte hij uiteindelijk voor de aandrang van zijn vrienden en probeerde ten overstaan van het volk zowel het een als het ander. En het lukte. (Vespasianus 7.2-3; vert. Daan den Hengst)

Opnieuw dissimulatio: Vespasianus geeft aan het zelf niet te kunnen. Maar hij kan het wel en verwerft zo het gezag dat een keizer behoort te hebben. Dat vorsten geneeskrachtige vermogens hadden, is overigens een bekend verschijnsel.

Nog een laatste punt: ik ken geen teksten waarin de messias als wonderwerker wordt gepresenteerd. Pas een eeuw later, als Bar Kochba claimt Israël te herstellen, is er opnieuw sprake van: hij zou vuur kunnen spugen. Ik heb hier eigenlijk geen verklaring voor. De genezingen van Jezus passen eerder bij zijn claim de koning der Joden te zijn dan bij zijn messiasschap.

Volgende week meer.

[Een overzicht van deze reeks is hier.]

Deel dit:

19 gedachtes over “Het tweede “Baptist Block”

  1. Charles van den Broek

    De conclusie dat deze wonderbaarlijke genezingen bij een claim op het koningschap passen, klopt. Het duo Johannes- Jezus was ook een weerspiegeling ( zoals het hele Nieuwe Testament een spiegelbeeld van het OT is) van het tweespan Mozes-Aaron. Daar zijn meer aanwijzingen voor, trouwens. Het feit dat Jezus Jeruzalem binnenreed op een ezel, het rijdier van David, de door God aangewezen vorst, én het koninklijk huis waar Jezus toe behoorde (Bethlehem was het Huis van David; “geboren in Bethlehem” kun je nl ook uitleggen als “geboren in de koninklijke familie van David”) zijn aanwijzingen dat het eigenlijk in de bedoeling lag om na de bevrijding een tweehoofdige leiding te vormen, een priester (Johannes) en een vorst, Jezus.

  2. Ben Spaans

    Knappe pr-stunt voor Vespasianus? Voor zover ik daar kijk op heb krijg ik niet de indruk dat Romeinse keizers veelvuldig genezingssessies organiseerden, toch?

    De ‘Koninklijke Aanraking’ die de Franse en Engelse koningen uitvoerden richtte zich op mensen die aan een bepaalde huidziekte leden. Het is niet zo dat ze doven konden laten horen, blinden laten zien, verlammingen ongedaan maken e.d.

  3. Willem Visser

    Jezus was een zeer charismatische man; in menige tekst staat te lezen dat hij met gezag sprak. Als we naar hedendaagse gebedsgenezers kijken – zoals Osborn op het Malieveld in 1958, die honderden mensen ‘genas’ – dan leren we daaruit wat gezag vermag.
    Daarnaast wordt het ‘genezen’ in Tenach heel vaak overdrachtelijk gebruikt. Zo ook in de Evangeliën en met name in het geval van de Bloedvloeiende Vrouw. In Mattheus 9:20 staat te lezen dat zij de “zoom van zijn kleed” aanraakte. Aan die zoom hingen de kwastjes (tsjiet tsjiet) die wezen op het houden van de Thora (de Wet). Wat de schrijver duidelijk wil maken is dat de vrouw een onrein (bandeloos) leven leidde, dat hij beschrijft als (onreine) bloedvloeiingen, en dat het leven volgens de Thora (de kwastjes die zij omarmt) deze ‘onreinheid’ wegneemt.

    1. Waarom zou de schrijver niet duidelijk hebben willen maken wat hij schrijft, nl. dat de vrouw aan bloedvloeiingen leed en daarvan werd genezen? Het aanraken van de zoom van iemands kleed is het bekende gebaar van een smekeling.

  4. Willem Visser

    Natuurlijk mag u geloven dat op de smeekbede van de vrouw Jezus haar (in medische zin) heeft genezen.

    1. Dank. Maar mijn vraag was eigenlijk bedoeld om u te verleiden de argumenten te openbaren op grond waarvan u denkt dat dit verhaal metaforisch opgevat moet worden. U beweert dat in de evangeliën ‘genezen’ “heel vaak overdrachtelijk” wordt gebruikt, “en met name in het geval van de Bloedvloeiende Vrouw’. Dat is een wel heel sterke claim – maar u geeft daarvoor geen enkel argument. Dus daar ben ik erg benieuwd naar. (Nog afgezien van het feit dat de term ‘genezen’ in dit verhaal helemaal niet voorkomt.)

      1. Willem Visser

        In vers 21 wordt het Griekse woord sothesomai gebruikt. Dit woord kan vertaald worden met: redden, behouden of verlossen. Misschien gaat de NBV2014 te ver om het met ‘genezen’ te vertalen maar het geeft wel de oorspronkelijke gedachte weer van dit woord: ‘redden van de dood’.

        En wat betreft argumenten… Als het buiten hard regent zegt men wel ‘het regent pijpenstelen’. En al die mensen die na die bui de straat opgaan om pijpenstelen te zoeken komen met lege handen terug. Kan men niet gewoon zeggen dat het hard regent!

        Ja, dat kan men. Maar metaforen behoren tot de standaard idiomen van een taal. Het gaat pas mis als Hebreeuwse uitdrukkingen in het Grieks letterlijk worden vertaald of opgevat; zoals bijvoorbeeld met de term ‘Zoon van God’. Iedere Joods/ Hebreeuwse lezer begrijpt dat de tekst in 1Kron.28:6 “Salomo heb Ik als Mijn zoon verkozen, voor hem zal Ik een Vader zijn”, overdrachtelijk is. Zo is het ook met de ‘wonderverhalen’ in de Evangeliën. Deze vier geschriften zijn door Hebreeuwse schrijvers geschreven dus komen er Hebreeuwse stijlfiguren, gezegdes, de spreekwoorden in voor.

        De Kerkvaders – die afkomstig waren uit volken en landen rondom Israël – waren geen Hebreeërs en namen de teksten letterlijk. Zij kwamen uit een cultuur waarin van oudsher de zonen van Zeus, Osiris, Wodan, Brahma en Ahura-Mazda werden aanbeden. En deze ‘godenzonen’ waren volgens de heidens / Hellenistische opvatting in biologisch opzicht verwant aan hun vaders – de oppergoden; het waren hun bloedeigen kinderen!

        Dus… argumenten te over om dit verhaal dit verhaal metaforisch op te vatten.

        1. “In vers 21 wordt het Griekse woord sothesomai gebruikt. Dit woord kan vertaald worden met: redden, behouden of verlossen. Misschien gaat de NBV2014 te ver om het met ‘genezen’ te vertalen maar het geeft wel de oorspronkelijke gedachte weer van dit woord: ‘redden van de dood’.”
          Nee, dat is onjuist. De “oorspronkelijke gedachte” van sôizô (niet: ‘sothesomai’) is niet ‘redden van de dood’, maar gewoon ‘redden’, waaruit of waarvan dan ook. In dit verhaal refereert (verwijst) het woord aan (naar de genezing van de vrouw; maar de referentie van een woord is iets anders dan de betekenis ervan, laat staan de “oorspronkelijke gedachte”.
          Wat metaforen zijn en hoe ze functioneren is mij bekend. En u heeft helemaal gelijk dat het mis gaat wanneer ze letterlijk worden opgevat. Maar mijn vraag was: welke argumenten u heeft om nu juist dít verhaal metaforisch op te vatten. Daarop geeft u nu als enige antwoord dat de evangeliën door “Hebreeuwse schrijvers” geschreven zouden zijn en dat er derhalve Hebreeuwse stijlfiguren, waaronder metaforen, in zouden voorkomen. Maar dat “argument” levert alleen maar extra problemen op:
          1. Hebreeuws is een taal. Een Hebreeuwse schrijver is een schrijver die in het Hebreeuws schrijft. Maar de evangelisten schreven hun evangeliën in het Grieks, en waren dus per definitie geen Hebreeuwse schrijvers.
          2. Maar misschien bedoelt u niet ‘Hebreeuws’, maar ‘Joods’? Ook daarmee komen we niet verder. Nog afgezien van het feit dat in elk geval de evangelist Lukas doorgaans niet als Joods geduid wordt, blijven we zitten met hetzelfde probleem: hoe weet u dat het verhaal van de bloedvloeiende vrouw een metafoor is? Of zijn in uw mening álle verhalen in het Oude en Nieuwe Testament metaforen? Zo niet, dan ontbreken nog steeds uw argumenten waarom “met name” (uw woorden) het verhaal in Mt. 9.20 ff. nu juist een metafoor is. Met andere woorden: wat zijn uw criteria om een Nieuwtestamentisch verhaal, bijv. Mt.9.20-22, tot metafoor uit te roepen?
          U eindigt met een beschouwing over de kerkvaders. Volgens u namen die “de teksten letterlijk”.
          Dat is een onjuiste observatie.
          Kerkvaders als Origenes, Irenaeus en Clemens van Alexandrië staan juist bekend om hun niet-letterlijke (want allegorische) interpretatie van Bijbelverhalen. Augustinus kon er ook wat van. Maar goed, voor ons probleem van de door u geclaimde metaforische interpretatie van Mt. 9: 20-22 is het natuurlijk geen argument dat de kerkvaders het gelijk niet, of wel, aan hun kant hadden.
          U eindigt met: “argumenten te over om dit verhaal dit verhaal metaforisch op te vatten.” Met permissie, maar ik heb er nog niet één gezien.

          1. Willem Visser

            Er is geen enkele reden om aan te nemen dat het verhaal over de Bloedvloeiende Vrouw geen metafoor zou zijn. Daarnaast zijn alle vier de Evangelieschrijvers – anders dan een aantal van NT briefschrijvers – van Joods/ Hebreeuwse afkomst.
            Naar wat voor argumenten bent u op zoek? Kennelijk kunt u er niet mee leven dat de Bijbel volstaat met midrasjiem en metaforen en houdt u tegen beter weten in vast aan een letterlijke uitleg van het verhaal: ‘Ja, Jezus was een wonderdoener die in staat was de wetten der natuur te tarten’.

            En als u daaraan vasthoud en van uw opponenten verlangt (of eist) dat ze met tegenbewijs of argumenten komen dan bent u niet met (taal)wetenschap bezig maar met geloof.

            1. “Er is geen enkele reden om aan te nemen dat het verhaal over de Bloedvloeiende Vrouw geen metafoor zou zijn.” Dat is een drogredenering. Als u claimt dat het verhaal een metafoor is, bent u degene die met argumenten daarvoor moet komen. Precies hetzelfde geldt voor uw claim dat alle evangelieschrijvers “van Joods/Hebreeuwse” afkomst zouden zijn. Of moeten we dat aannemen enkel en alleen omdat u dat beweert? Ten slotte: als ik u vraag naar uw argumenten voor een metaforische uitleg van het verhaal houd ik niet “tegen beter weten in vast aan een letterlijke uitleg” daarvan, en evenmin ben ik dan bezig met “geloof in plaats van met wetenschap”. Wie iets claimt, moet met de argumenten komen die die claim ondersteunen: zo en niet anders werkt wetenschap. Het is degene die claimt en meent dat hij vrijgesteld is van het presenteren van argumenten voor zijn claim, die zich onttrekt aan het wetenschappelijk discours. Dat mag, maar we noemen dat – u raadt het al-: geloof.

              1. Willem Visser

                Draagt u maar argumenten aan waarom het verhaal van de Bloedvloeiende Vrouw geen metafoor zou zijn. U bent degene die dient te bewijzen dat Jezus daadwerkelijk wondertekenen verrichtte.

  5. Een mooie parallel is Eunus, de leider van een groep slaven die in 134 v. Chr. in opstand kwamen op Sicilië. Als hij in een staat van bezetenheid (enthousiasmos) was, gaf hij orakels terwijl er vuur uit zijn mond kwam. Hij noemde zich koning der Syriërs. Hij werd echter verslagen door de Romeinen en met zijn volgers gekruisigd. Meer over dit soort figuren rond die tijd mijn afscheidscollege “Ik ben een boodschapper van Nanaia!”, p. 3-6 en daarna over een Babylonische profeet uit 133 v. Chr. Online beschikbaar: https://www.academia.edu/9093851/_Ik_ben_een_boodschapper_van_Nanaia_Een_Babylonische_profeet_als_teken_des_tijds_133_voor_Christus_I_am_a_messenger_of_Nanaia_A_Babylonian_prophet_as_a_sign_of_the_times_133_BC_

  6. (Jona: ik ben er niet van overtuigd dat deze meneer onder de categorie ’trollen’ valt. Wel onder de categorie van degenen die niet weten hoe wetenschap werkt. Deed jij geen vormingswerk op dat terrein?;-))
    Waarde hr. Visser: De bewijslast ligt in de wetenschap toch echt bij degene die iets claimt – en dat ben ú in dit geval. Als ik de claim die u mij in de mond legt (nl. “dat Jezus daadwerkelijk wonderen verrichtte”) zou verkondigen zou ik dat inderdaad ook met argumenten moeten onderbouwen. Maar dat heb ik nergens beweerd; ik heb u slechts en met recht gevraagd naar uw argumenten voor uw claim, en die niet gekregen. Maar Jona heeft gelijk: als wetenschapper ben ik nu uitgepraat. Dank voor het tegenwerk!

  7. Weetnieveel

    “Nog een laatste punt: ik ken geen teksten waarin de messias als wonderwerker wordt gepresenteerd. ”

    Dan zou ik Jesaja 35: 4-6 en Maleachi 3:20 (4:2 in de SV) maar eens lezen.

    Als je dat niet weet bedrijf je dan niet eigenlijk pseudowetenschap volgens kwakmethodes?

    De “wetenschappelijke” circle jerk hier is desalniettemin wel vermakelijk.

      1. Weetnieveel

        Het gaat er om dat de evangelisten die teksten wel als messiaans zagen en verwerkten in hun eigen teksten. Maleachi 3:20 verklaart b.v. Mattheus 9:20-21: de bloedverlies lijdende vrouw herkent Jezus als messias en raakt daarom de zoom van zijn kleed aan. Volgens Maleachi 3:20 brengt namelijk de כָּנָף (kanaph – wat zowel vleugels, als zoom van een kleed betekent) van de zon der gerechtigheid (de messias) namelijk genezing.

  8. frayek

    Er staat nergens dat de messias wonderen zal doen -zei Albert Schweitzer, nav polemieken uit de negentiende eeuw.

Reacties zijn gesloten.