Bar Kochba, het sterrenkind (1)

Masada

Een vijand verslaan is één ding, het gebied pacificeren een ander. Traditioneel werkten de Romeinen in nieuw-verworven gebieden samen met de bestaande elite, die enerzijds het prestige had om haar onderdanen te bewegen Romeinse maatregelen te aanvaarden en anderzijds op de Romeinse steun aangewezen was om aan de macht te blijven.

Meestal koketteerden de notabelen met hun vriendschap met de machthebbers, zodat de uiterlijke vormen van de romanisering, zoals de beheersing van Latijn of Grieks, al gauw waarneembaar werden. Wie hogerop wilde, nam dit over, en binnen een generatie of twee, drie kon een gebied onherkenbaar veranderd zijn.

In Judea faalde dit mechanisme. De elite die de Romeinen in 6 na Chr. had welkom geheten was behulpzaam geweest, maar de hoge belastingdruk had het volk tot onrust gebracht. Daar kwam nog bij dat de joodse godsdienst het mogelijk maakte klachten te verwoorden op een religieuze wijze die door de Romeinen niet werd begrepen. Na de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Chr. moesten de pacificatie en romanisering opnieuw beginnen, en er was geen elite om mee samen te werken.

Er waren nog altijd opstandelingen, zoals de Sicariërs die Masada bezetten, een fort op een rotsplateau tussen de woestijn en de Dode Zee. Het verhaal van hun ondergang is bekend uit de Joodse Oorlog van Flavius Josephus: ze pleegden liever collectief zelfmoord dan dat ze in handen vielen van de legionairs van X Fretensis, die het fort na een moeizame belegering bestormden. Josephus beweert dat het ging om een groep onverbeterlijke Joodse verzetsstrijders, hoewel hij elders vertelt dat er ook niet-Joodse Sicariërs waren. Ook het feit dat Masada nergens in de rabbijnse literatuur staat vermeld, suggereert dat de belegerden minder Joods waren dan Josephus suggereert.

Het enige element uit zijn verhaal dat uit een andere bron bevestiging heeft gekregen, is dat de Sicariërs onafhankelijk wilden blijven en erop rekenden dat de regio binnen afzienbare tijd inderdaad van de Romeinen bevrijd zou zijn. Het bewijs daarvoor is de echtscheidingsakte van een zekere Miriam, opgesteld in Masada en gedateerd “in het zesde jaar van de onafhankelijkheid”. De klerk die het document opstelde moet hebben gedacht dat deze dateringsformule ook elders erkend zou worden.

Het concrete nut van de inname van Masada was gering. Een eenheid ruiters zou voldoende zijn geweest om ervoor te zorgen dat de Sicariërs niemand lastigvielen, zich niet konden bevoorraden en hun fort vroeg of laat zouden verlaten. De moeizame constructie van een belegeringsdam en de bestorming van het fort dienden dan ook geen militair, maar een daaraan verwant belang: propaganda. Het Romeinse prestige was aangetast door de burgeroorlog van 69 na Chr. en de langdurige strijd om Jeruzalem. Het kon geen kwaad de wereld te tonen dat voor de legioenen geen berg te hoog was.

Toen het fort viel, was een deel van de oorzaken van de onrust weggenomen. De keizer beschouwde Judea als privébezit en had dus geen belang meer bij de hoge belastingen, aangezien dat geen pachters overliet voor zijn land. De permanente aanwezigheid van het Tiende Legioen betekende bovendien dat elk jaar ruim 300 talenten werden geïnvesteerd in de Judese economie. Voor het eerst waren belastingen en overheidsbestedingen enigszins in evenwicht.

Ook op ideologisch vlak waren er ontwikkelingen die tot grotere rust leidden. Een van de farizese leiders, Johanan ben Zakkai, begon in het havenplaatsje Javne een academie om nieuwe leraren op te leiden. Voor het eerst ontstond er een reguliere opleiding en de oude aanspreekvorm rabbijn, “meester”, werd nu een formele titel.

Het in Javne geboren rabbijnse Jodendom zette zich af tegen dat andere Jodendom, dat van de christenen. Uiteraard waren er zaken waarover men het eens was: nu vergeving voor zonden niet meer verkregen kon worden door een offer in de tempel, kon men het beste aalmoezen geven en goede werken verrichten. Verder was men het erover eens dat met de Romeinen moest worden samengewerkt. Maar waar de christenen doorgingen met het bekeren van buitenstaanders tot het monotheïsme, begonnen de rabbijnen te benadrukken dat men vooral door afstamming Joods was en werd de missionering gestaakt. En waar de christenen beleden dat hun stichter de messias was, moesten de rabbijnen niets hebben van messianisme. Van Johanan ben Zakkai is een mooie uitspraak bekend:

Als je een loot in de hand hebt en op het punt staat die te planten, en iemand komt je zeggen dat de messias eraan komt, maak dan eerst je werk af.

Dit was een Jodendom waar ook de Romeinen iets mee konden en ze lijken al het mogelijke te hebben gedaan om dit farizeïsme de wind in de zeilen te geven. De meest opmerkelijke bekeerling was Josephus, die zich in zijn hoofdwerken vaak hatelijk uitlaat over deze stroming, maar in zijn aan het eind van de eerste eeuw geschreven autobiografie op de proppen komt met de mededeling dat hij van jongs af aan farizee was geweest. Een donderslag bij heldere hemel kan zijn trouwe lezers niet meer hebben verbijsterd, maar Josephus wist uit welke hoek de wind waaide.

***

Het sterrenkind uit de titel is Bar Kochba, de messias die in de jaren 132-136 actief was. Wordt vervolgd.

Deel dit:

10 gedachtes over “Bar Kochba, het sterrenkind (1)

  1. Je schrijft: “…begonnen de rabbi’s te benadrukken dat men vooral door afstamming Joods was…”.
    Hoe zie jij dan de ‘bekering’ van de Khazaren tot het Jodendom. Nadat koning Bulan het besluit had genomen ‘Joods’ te worden werd zijn rijk aan de Zwarte zee door tientallen rabbijnen overstroomt om zijn volk in deze religie te onderwijzen…

    1. FrankB

      Dat was een paar eeuwen later, dus het antwoord moet niet in de Romeinse tijd gezocht worden. Neemt niet weg dat het een belangwekkende vraag is; het heeft alleen nauwelijks iets met dit stukje te maken. De rabbi’s van de Eerste Eeuw waren niet de Rabbi’s van de Zevende, Achtste en Negende Eeuw.

    2. Er zijn verschillende antwoorden op die goede vraag. Eén, niet alle joden zijn rabbijns joods. Twee, het rabbijns jodendom heeft zich ontwikkeld. Drie, je kunt wel degelijk joods worden, maar wie een joodse moeder heeft geldt in de rabbijnse traditie automatisch als joods.

  2. FrankB

    “… Bar Kochba …”
    Fijn dat je dit er aan toevoegt, want ik zou hier inderdaad naar vragen.

  3. …er was geen elite om mee samen te werken… Nou en? Wat is het probleem? Wat zou dan die elite mogen zijn? Frankb heeft het in een vorige blog ook al over elite, maar zegt niet wie hij bedoelt. Elite: wie is de elite tegenwoordig in Nederland? Bestuurders? Luitjes die aan een universiteit werken? Ondernemers? Zeg het maar,ik weet het niet, Elite roept bij mij altijd gedachten aan chaos op.

    1. FrankB

      Hangt af van de context. Ik bedoel meestal de mensen met geld en macht. Dat zijn bestuurders, maar ook topmensen van grote bedrijven en hoge ambtenaren.
      Maar er is ook zoiets als een culturele elite (Bernhard Haitink) en die hoeft helemaal geen sociaal-economische-politieke macht te hebben. Idem voor wetenschappers.

  4. jacob krekel

    @jankroeze
    Elite dat zijn degenen met wie de Amerikanen in Iraq niet hebben samengewerkt, zodat het daar een chaos werd. Iets waartoe het ontbreken van een functionerende elite altijd leidt. Hadden de neocons maar beter de Romeinen bestudeerd. Samenwerken met de elite was ook de manier waarop de Engelsen India en veel andere koloniën bestuurden.

  5. jacob krekel

    @Ben Spaans
    En omdat de Amerikanen de oude elite in het nieuwe Iraq geen plaats gaf, zijn de leden daarvan vervolgens aanslagen gaan plegen en het kader van de islamitische staat geworden. “Weg” bestaat niet.

  6. Ben Spaans

    Weg bestaat niet, natuurlijk niet…men dacht aan denazificatie, Japan na 1945 (au!). Ze hadden eigenlijk geen idee waar ze mee bezig waren…maar dat is altijd makkelijk gezegd door machteloze nieuwsvolgers…

Reacties zijn gesloten.