De Boog van Constantijn

De Boog van Constantijn, zuidzijde

Het is de Week van de Klassieken: een ongezochte aanleiding om aandacht te besteden aan een van de beroemdste monumenten van Rome. De boog van Constantijn dus, niet ver van het Colosseum. Niet alleen is de boog beroemd, ze is ook een van Romes interessantste monumenten. Al in de zestiende eeuw wist de Italiaanse kunstenaar Giorgio Vasari (die van de kunstenaarsbiografieën) dat de boog reliëfs bevatte uit oudere monumenten.

De boog is opgericht in 316. Op 25 juli van dat jaar brak Constantijns tiende regeringsjaar aan en deze decennalia, zoals dat dubbele lustrum heette, moesten gevierd. Tot de geschenken die de keizer bij de feestelijkheden uitdeelde, behoorde onder meer de fenomenale Leidse Constantijncamee. Omdat de Romeinen vierden dat er allerlei moois was bereikt, is dit dus geen triomfboog maar een ereboog.

Lees verder “De Boog van Constantijn”

XIII Gemina (1)

De brug over de Rubico

Een van de betere zinnen van Titus Livius is dat Julius Caesar, toen hij de Rubico overstak, met het Dertiende Legioen “de wereld bestormde”. De slimmerik die opmerkt dat we Livius’ verslag van de Tweede Burgeroorlog niet hebben, kan het citaat vinden bij Orosius.

Caesar had de eenheid in 57 v.Chr. geformeerd, in de aanloop naar zijn aanval op de Belgische stammen in noordelijk Gallië. Het legioen stond in de achterhoede tijdens de slag aan de Sabis, de Selle in Noord-Frankrijk, waarin Caesar de Nerviërs versloeg. Later vinden we de eenheid aan de Atlantische kust en tijdens de belegering van Gergovia. Ook blij de blokkade van Alesia moet het Dertiende betrokken zijn geweest.

Lees verder “XIII Gemina (1)”

Het Forum Romanum

Het Forum Romanum, gezien vanaf de Palatijn

Ik ken maar weinig plaatsen waar zoveel lieux de mémoire bij elkaar zijn te vinden als op het Forum Romanum: het centrale plein van de stad Rome.

De vorige zin is wat paradoxaal, want het woord forum betekent eigenlijk zoiets als “buiten” (vgl. ons woord forens) en verwijst dus allerminst naar iets middenin een stad. De verklaring is dat het alleroudste Rome lag op de heuvel Palatijn en dat het latere Forum Romanum inderdaad daar buiten lag. Het was de drassige vallei, die afwaterde naar de Tiber door het dal tussen Palatijn en Capitool. Archeoloog Giacomo Boni vond in dit dal allerlei archaïsche graven.

Lees verder “Het Forum Romanum”

De tempel van Isis in Rome

Maquette van de tempel van Isis in Rome (Koninklijke Musea voor kunst en geschiedenis, Brussel)

De sterke verhalen over de Isiscultus, die ik in mijn vorige stukje noemde, bewijzen dat de godin niet onomstreden was. Althans aanvankelijk. Dat veranderde toen Vespasianus eind 69 na Chr. na een burgeroorlog het keizerschip bemachtigde. Men vertelde dat hij in Alexandrië met steun van de Egyptische goden een lamme had doen lopen en een blinde had doen zien. Bovendien was zijn zoon Domitianus tijdens de laatste gevechten van het burgerconflict aan de dood ontsnapt door zich aan te sluiten bij een groep Isisvereerders. U las er hier meer over.

Eerst bevorderde Vespasianus de cultus in Rome en na een grote stadsbrand in 80 herbouwde Domitianus haar tempel grootser dan ooit. Vanaf toen behoorden Isis en Serapis tot de populairste goden in Rome. Afgaande op dateerbare inscripties van niet-magistraten, waren de Egyptische goden geliefder dan de Romeinse Jupiter, Juno en Minerva. Ook keizer Hadrianus sympathiseerde met de cultus, maar de grootste vereerder zou Septimius Severus zijn, die zijn portret liet modelleren op dat van Serapis. Van de keizers Commodus en Caracalla is bekend dat ze verkleed als Anubis deelnamen aan de processies.

Lees verder “De tempel van Isis in Rome”

De Colossus van Nero

Hier stond ooit de sokkel van de Colossus van Nero

In het dal tussen Velia, Palatijn, Caelius en Oppius lag de vijver waaromheen keizer Nero in 64 na Chr. het Gouden Huis had gebouwd. Keizer Vespasianus doorbrak de door zijn voorganger gecreëerde architectonische eenheid door op de plaats van het meer – dus middenin het paleis – het Colosseum te bouwen. Dit was niet de enige ingreep. Vespasianus’ opvolgers Titus, Domitianus en Trajanus vervingen andere delen van Nero’s paleis door openbare gebouwen, zoals een badhuis en winkelgalerijen. Tenslotte gelastte Hadrianus de bouw van de tempel van Venus en Roma op de plaats die ooit ruimte had moeten bieden aan een enorm standbeeld van keizer Nero.

De colossus van Nero

Het bekendste voorbeeld van zo’n reusachtig beeld was de Kolossos van Rhodos: een dertig meter hoog beeld van de Zon, een van de zeven wereldwonderen. Nero, die dweepte met alles wat Grieks was, liet op de Velia een even groot standbeeld oprichten, gemaakt van verguld brons en voorzien van zijn eigen gelaatstrekken. Ik vertelde gisteren al dat beeldhouwer Zenodoros er een jaar of tien aan werkte en de Colossus in 75 voltooide. Het beeld was toen voorzien van het hoofd van Vespasianus’ beoogde opvolger, Titus.

Lees verder “De Colossus van Nero”

De Kolossos van Rhodos

Er zijn geen afbeeldingen van de Kolossos van Rhodos, maar het gezicht moet hebben geleken op deze Rhodische munt (Bodemuseum, Berlijn)

In het jaar 305 v.Chr. sloeg een van de opvolgers van Alexander de Grote, Demetrios de Stedendwinger, het beleg op voor de stad Rhodos. De daarop volgende blokkade is in detail beschreven en zo weten we dat de belegeraars allerlei machines inzetten, zoals een verrijdbare belegeringstoren van veertig meter hoog. De stad wist de belegering echter te weerstaan en na vele maanden kwamen de twee partijen een compromisvrede overeen.

De Kolossos van Rhodos

Demetrios liet de belegeringstoren achter en de Rhodiërs smolten de metalen beplating om. Vervolgens gaven ze architect Chares van Lindos de opdracht om van het metaal een enorm standbeeld te maken van de god die de stad had beschermd: Helios, de zonnegod. Veertien jaar later, in 290 v.Chr., was het voltooid. Het was ruim dertig meter hoog en stond op een sokkel van tien meter, dus het geheel was even hoog als de belegeringstoren. Het opschrift op de sokkel is overgeleverd:

Lees verder “De Kolossos van Rhodos”

3500 jaar Sint-Joris (2)

Sint-Joris (Historisch Museum, Sofia)

In het eerste deel toonde ik hoe de legende van Sint-Joris via de legende van Sint-Theodorus teruggaat op het verhaal over Perseus. Maar het is ouder.

De groene man

Nog niet zo heel lang geleden waren er in het Midden-Oosten cultusplaatsen die werden gedeeld door christenen en moslims en soms ook door druzen en joden. Dat is niet zo vreemd. De grenzen tussen godsdiensten zijn niet overal en altijd scherp. In Libanon bestond lange tijd de gewoonte dat moslims, vóór de pelgrimage naar Mekka, de zegen kwamen vragen van de dorpspriester. Want waarom ook niet? Het had eeuwenlang reizigers beschermd, dus zo’n gebruik schaf je niet af. Moslims lieten zich ook weleens dopen, niet om christelijk te worden, maar omdat het doopsel kwade geesten op afstand hield. Ook dat was eeuwenlang goed gegaan, ook dat schafte je niet af. En in elk dorp waren de kinderen islamitisch ten tijde van het Suikerfeest en christelijk met Pasen. Je geloof is waar snoep valt te halen.

Lees verder “3500 jaar Sint-Joris (2)”

Jupiter Dolichenus

Jupiter Dolichenus (Römisch-Germanisches Zentralmuseum, Mainz)

Omdat ik wilde weten of mijn kennis van de Oudheid gelijke pas hield met het onderzoek, lees ik de laatste druk van het eerstejaarshandboek oude geschiedenis: Een kennismaking met de oude wereld van Luuk de Blois en Bert van der Spek. Ik was aangekomen bij het overzicht van de religie van de Romeinse keizertijd. Ik schrijf vandaag een aanvulling, want de god Jupiter Dolichenus blijft onvermeld. Toevallig was er iemand die me onlangs vroeg of ik daar eens over wilde bloggen. Daar gaat ’ie dus.

Om te beginnen: het is de oppergod van Doliche in Kommagene, een Anatolisch koninkrijk aan de Eufraat. De plek van zijn tempel heet tegenwoordig Dülük Baba Tepe, de heuvel van vadertje Dolichenus dus, en is niet ver van Gazi Antep. De cultus heeft wortels in een ver verleden: op afbeeldingen staat de god op een stier en draagt hij een bliksemschicht en een dubbele bijl, net als de Hittitische stormgod Tešub.

Lees verder “Jupiter Dolichenus”

I Germanica

Inscriptie uit Herwen: het graf van een soldaat Mallius. In de derde regel zijn onderdeel, het Eerste Legioen. (Valkhofmuseum, Nijmegen)

De vaste lezers van deze blog weten het: ik ben bezig met een reeks over de Romeinse legioenen. We kunnen voor het keizerlijke leger regimentsgeschiedenis schrijven, en dat is meer dan we kunnen zeggen over menige recentere periode. Vandaag wil ik het hebben over het Eerste Legioen Germanica, een van de vele eerste legioenen die de Romeinen hadden. Ik heb al weleens eerder geblogd over die dubbele nummers, dus dat laat ik nu voor wat het is.

De eerste operaties

De legioenen één tot en met vier waren traditioneel gereserveerd voor de twee consuls. Dat betekent dat dit Eerste Legioen zal zijn gelicht door iemand die het consulaat bekleedde en die het vervolgens bij zich hield. Die iemand kan alleen Julius Caesar zijn geweest, die in 48 v.Chr. voor de tweede keer consul was. Hij aanvaardde het ambt in Brindisi, waar hij een leger had verzameld waarmee hij overstak naar het huidige Albanië. Daar nam het Eerste deel aan de operaties bij Dyrrhachion, waarin Pompeius Julius Caesar versloeg.

Lees verder “I Germanica”

Nero’s Gouden Huis (2)

Mozaïek uit het Gouden Huis (Antiquarium del Palatino, Rome)

Ik beschreef in mijn vorige stukje de bouw van het Gouden Huis van keizer Nero. Hier is het landkaartje nog even. De hoofdingang lag op de Velia: de helling ten oosten van het Forum Romanum, waar later de beroemde ereboog van Titus is opgericht. Nero liet ook het Klooster van de Vestaalse Maagden herbouwen en een straat naar zijn paleis aanleggen, aan weerszijden voorzien van galerijen. Wie de straat uit liep, bereikte op de heuveltop een rechthoekig plein, het vestibulum, met daarop de Colossus. Die moet dus hebben gestaan in de buurt van de Titusboog, vrijwel zeker op plek van de huidige kerk van Santa Francesca Romana. De kerktoren geeft een idee van de hoogte van het enorme standbeeld.

Op de top van de Velia begon een zijstraat naar de verblijven op de Palatijn, maar wie rechtdoor liep, bereikte het dal tussen Velia, Caelius en Oppius. Hier lag de vierkante, door colonnades omgeven vijver en begon het parkachtige deel van het Gouden Huis. Ten zuidoosten van de vijver stond het podium waarop de tempel van de vergoddelijkte Claudius moest verrijzen. (De aanleg werd na de brand onderbroken om de bouwvakkers in te zetten bij de wederopbouw van de stad.) Daar liet Nero een waterpartij aanleggen, waarvan de resten nog te zien zijn aan de Via Claudia.

Lees verder “Nero’s Gouden Huis (2)”