
Het was 17 quintilis in het jaar waaraan Quintus Fufius Calenus en Publius Vatinius later als Romeinse consuls hun naam zouden geven. Ik kan dat natuurlijk omrekenen voor u naar 5 mei 47 v.Chr. op onze kalender, maar juist in deze fase zijn de dateringen wat onduidelijk. Hoe dan ook: dit is de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”
Hofdag
Hij hield hof in Tarsos, de hoofdstad van Cilicië. Het was nodig om het netwerk van vazallen en bondgenoten te organiseren.
Alle gemeenten van die provincie riep hij naar Tarsos, dat wellicht de bekendste en sterkste stad van Cilicië is. Daar regelde hij alleen de zaken van de provincie en de buurstaten en bleef er niet langer, in zijn haast om oorlog te gaan voeren. (Alexandrijnse Oorlog 66; vert. Hetty van Rooijen)
Cilicië was vruchtbaar. Hier kon graan worden verzameld voor een leger. Evengoed was het nog vroeg in het jaar en heel groot kon Caesars leger niet zijn. Met maar één legioen, het Zesde Ferrata, zou hij verder oprukken. Later zou hij rendez-vousen met andere troepen, maar de uiteindelijke strijdmacht die het tegen Farnakes van Pontus zou opnemen, was maar 16.000 man groot. Vanuit Tarsos organiseerde Caesar het.
Van een terloopse opmerking bij Cassius Dio weten we dat de bevolking van Tarsos erg op Caesar gesteld raakte en de stad, na de dood van de dictator, omdoopte tot Juliopolis. Wat Caesar deed om zo geliefd te zijn, weten we niet. We weten alleen dat hij zaken regelde, officieren aanstelde en wellicht een moordaanslag overleefde.
Moordaanslag?
Een van de nieuwe officieren was Gaius Cassius Longinus, een veteraan van Crassus’ mislukte Parthische veldtocht. Hij had de in 53 bij Carrhae verslagen troepen terug geleid en had twee jaar later, toen de Parthen Antiochië belegerden, niet alleen de blokkade weten op te heffen maar had ook de Parthische generaal verslagen. In de Tweede Burgeroorlog had hij voor de Senaat gestreden, maar nu Pompeius niet langer leefde, diende hij zich bij Caesar aan. Die verleende hem gratie en Cassius zou aan Caesars zijde mee vechten tegen Farnakes van Pontus.
Na de moord op Caesar wist Cicero echter iets over Cassius te vertellen dat we niet lezen in de Alexandrijnse Oorlog. Cassius zou, desnoods zonder de hulp van andere dappere mannen, een moordpoging hebben willen doen in Cilicië, bij de monding van de rivier de Kydnos. Daar, aan de rivier die door Tarsos stroomde, zou Cassius klaar hebben gestaan om de dictator te doden. Het was er niet van gekomen omdat Caesar en zijn gevolg waren ontscheept op de tegenoverliggende oever.
Tot zover wat Cicero beweert in zijn Tweede Philippica (26). Of dit werkelijk waar is, of dat Cassius later Cicero iets wijs heeft gemaakt, we weten het niet. Dat het ontbreekt in de Alexandrijnse Oorlog, onze meest complete bron, viel uit de aard der zaak te verwachten. Het vormt geen bewijs tegen de betrouwbaarheid van Cicero’s claim. In elk geval zou Cassius’ dag nog komen.
[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]
Dan is het wel de vraag wat het motief en het plan van Cassius was. Als je een dictator wilt vermoorden, moet je er natuurlijk wel voor zorgen dat je een plaatsvervanger klaar hebt staan. En een vluchtplan hebt en dat is met een heel legioen om de dictator heen natuurlijk niet makkelijk. Misschien dat er toen al iets broeide bij Cassius, maar dat hij zich realiseerde dat een aanslag op dat moment kansloos was.
Hadden ze enkele jaren later toen ze Caesar vermoordden in 44 dan wel een goed opvolgingsplan? Volgens mij is het heel goed mogelijk om een alleenheerser te vermoorden zonder echt na te denken over wat daarna komt. Of zelfs zonder te beseffen dat je daarover had kunnen nadenken.
Ik ontdek deze reeks pas nu. Wat een interessante serie!
Wat Caesar deed om zo geliefd te zijn, weten we niet. We weten alleen dat hij zaken regelde, officieren aanstelde en wellicht een moordaanslag overleefde….
Zou het volgende misschien de reden kunnen zijn (Bron: World History Encyclopedia) ?
“Caesar was so impressed by Tarsus that he made it tax-exempt and lavished further favors on the city; in gratitude, Tarsus renamed itself Juliopolis. Caesar also rewarded the Jews of the region (and, by extension, all Jews who would eventually live under Roman rule) freedom to practice their religion in thanks for their support during his struggles with Pompey. His decree, most likely from 47 BCE, was upheld by Augustus Caesar (r. 27 BCE-14 CE) and the emperors who succeeded him.”