Byblos’ Grande Résidence

De Grande Résidence

Naast de Torentempel van Byblos waarover ik onlangs schreef, stond een groot gebouw dat de Franse archeologen aanduidden als de “Grande Résidence”. Groots was het zeker, althans voor wie zo praktisch is geen energie te verspillen aan het opwerpen van die horizonvervuiling die ze piramiden noemen. De Grande Résidence is, voor een utiliteitsgebouw uit het derde millennium v.Chr., behoorlijk indrukwekkend.

Indrukwekkende muren

Het was vijfendertig meter lang en tweeëndertig meter breed. Het dak moest worden gestut met pilaren. Een architectonische primeur voor Byblos. De hamvraag is: wat is de Grande Résidence? De opgravers kunnen het dan wel een residentie hebben genoemd, maar dat wil niet zeggen dat het dat ook was. De huidige interpretatie is dat het een administratieve functie heeft gehad. Misschien lagen hier ook de meest kostbare voorraden opgeslagen.

Logisch dus dat de muren stevig waren. Kijk maar hierboven. Ik heb er als schaalaanduiding een Nederlander naast gezet.

Of beter, kijk maar niet hierboven. Ik heb jarenlang gedacht dat dit muren waren uit het derde millennium, maar dat was dus verkeerd. De archeologen hebben het gebouw opgegraven maar zijn niet dieper gegaan. Dat deden ze wel daarnaast. Dus waar die meneer loopt, dat is weggegraven. De muur op de foto is twintigste-eeuws en dient slechts om de resten te stabiliseren. Alleen de stenen bovenaan behoren bij de Grande Résidence.

Pinakel

Het betekent dat er onder de Grande Résidence nog voorwerpen liggen uit het Chalcolithicum en misschien wel het Neolithicum. En die voorwerpen, die liggen daar goed. Toekomstige generaties opgravers hebben betere technieken dan de Franse archeologen in de twintigste eeuw. Ze kunnen er dus meer informatie uit winnen. De informatie die nu nog achter de moderne muren ligt, kan bovendien helpen om de stratigrafie van de opgraving preciezer te begrijpen. In Byblos is dat geen overbodige luxe.

Het idee om zo een berg aarde te laten staan om je werkzaamheden en conclusies controleerbaar te maken, is overigens afkomstig van Heinrich Schliemann. U kunt in Troje nog altijd de Pinakel zien die hij heeft laten staan.

[Full disclosure: op 14 oktober begint in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden een expositie over Byblos en ik schreef mee aan het publieksboek. Het museum betaalde een deel van mijn reiskosten naar Libanon.]

Deel dit:

Een gedachte over “Byblos’ Grande Résidence

  1. christothanos

    Dag Jona,

    Voor deze vindplaats geldt je stelling: bij toekomstig onderzoek kunnen nieuwe technieken meer informatie opleveren. Bij toekomstig onderzoek zal een buitenlandse universiteit sponsors zoeken en het hopelijk met de nieuwe beschikbare middelen opgraven en onderzoeken. Deze vindplaats wordt niet bedreigd. Ik zie een dergelijk onderzoek als een prestige onderzoek.

    In de Nederlandse archeologie gebruiken we ook dit argument om iets in de grond te laten zitten voor toekomstig onderzoek. Maar: door geldgebrek worden die nieuwe veelal technieken niet toegepast! (Te duur) Vergeleken met bijvoorbeeld 30 jaar geleden hebben we nu betere onderzoekstechnieken, dateringsmogelijkheden, dna-onderzoek, andere vraagstellingen, etc.
    Nu is er een grote discussie over de kwaliteit van onderzoek binnen de Nederlandse archeologie. En doordat vaak particulieren het onderzoek moeten betalen, worden sommige technieken en vraagstellingen niet of minder toegepast (excessieve kosten). Kijk ook eens naar enkele grote opgravingen die “ bij toeval” zijn gevonden en opgegraven worden in alle haast. Uit deze onderzoeken volgen veelal basisrapporten (dat is ook de bedoeling) maar de kwaliteit van de gegevens zijn dan weer niet altijd voldoende voor verder onderzoek.

Reacties zijn gesloten.