[Tweede deel van een stuk over antiek erfgoed in westelijk Turkije. Het eerste was hier.]
Smyrna
Vanuit Efese kun je via het orakel van Klaros en het belangrijke Karabel-reliëf uit de Late Bronstijd naar Izmir, het antieke Smyrna, met een mooi museum en een agora. Her en der verstrooid staan nog enkele Ottomaanse huizen, als herinnering aan de mooie stad die hier ooit moet zijn geweest voordat de stad door oorlog werd verwoest. De Grieken die de stad verlieten, hebben sculptuur meegenomen die nu in Athene is.
Naast de Torentempel van Byblos waarover ik onlangs schreef, stond een groot gebouw dat de Franse archeologen aanduidden als de “Grande Résidence”. Groots was het zeker, althans voor wie zo praktisch is geen energie te verspillen aan het opwerpen van die horizonvervuiling die ze piramiden noemen. De Grande Résidence is, voor een utiliteitsgebouw uit het derde millennium v.Chr., behoorlijk indrukwekkend.
Indrukwekkende muren
Het was vijfendertig meter lang en tweeëndertig meter breed. Het dak moest worden gestut met pilaren. Een architectonische primeur voor Byblos. De hamvraag is: wat is de Grande Résidence? De opgravers kunnen het dan wel een residentie hebben genoemd, maar dat wil niet zeggen dat het dat ook was. De huidige interpretatie is dat het een administratieve functie heeft gehad. Misschien lagen hier ook de meest kostbare voorraden opgeslagen.
Aardewerk uit Troje VIIb (Archeologische musea, Istanbul)
Ik spreek weleens op gymnasia – altijd leuk om te doen – en meestal leidt een leraar klassieke talen of een docent geschiedenis me dan in. Bij zo’n gelegenheid typeerde een jonge classicus me vorig jaar als archeoloog, om te vervolgen met een opmerking die ik, nu ik dit stukje schrijf, niet precies herinner, maar die erop neerkwam dat archeologie ondergeschikt was aan het echte werk, dat van de classici. Het was niet gemeen bedoeld maar riep wel de vraag op waar het idee dat er een rangorde is eigenlijk vandaan komt. Het antwoord is dat de archeologen het er zelf naar hebben gemaakt.
Schliemanns problemen
Terug naar de late negentiende eeuw, toen de archeologie als wetenschap doorbrak. Er zijn hier talloze namen te noemen maar ik neem er een die u kent: Heinrich Schliemann, die eigenlijk nauwelijks serieus werd genomen in zijn Duitse vaderland. De meeste Altertumswissenschaftler waren het er destijds over eens dat Schliemanns methode niet deugde: hij nam de Ilias te letterlijk. Ook zijn vondsten oogden nogal schamel. Kortom, de wetenschap wilde er niet aan en Schliemann vond lange tijd vooral erkenning in de Angelsaksische wereld, waar men destijds niet bepaald liep in de voorhoede van het onderzoek.
Nog even museumvoorwerp: een reliëf uit Troje VIII, gemaakt rond 390 v.Chr., dat de zonnegod Helios voorstelt. Het is nu te zien in het Neues Museum in Berlijn. Het leuke is dat dit een van de allereerste voorwerpen is die Heinrich Schliemann opgroef.
[Dit was de 224e aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier.]
Zes Mykeense krijgers trekken ten strijde, niet per se naar de Trojaanse Oorlog; links worden ze door een vrouw uitgezwaaid. Deze pot is gevonden in Mykene en nu in het Nationaal Archeologisch Museum in Athene.
[Dit kerstweekend blog ik over de Trojaanse Oorlog. De legendarische expeditie van een coalitie van Griekse krijgers die ergens in de dertiende eeuw v.Chr. de stad Troje innamen vormt een romantisch verhaal en het onderzoek brengt diverse subdisciplines samen: klassieke talen, oude geschiedenis, archeologie, hittitologie. Allemaal redenen om u dit kerstweekend te trakteren op een longread. Het eerste deel vindt u hier.]
Heinrich Schliemann was niet alleen actief in Troje. Hij werkte ook in verschillende steden op het Griekse vasteland, waar hij de enorme burchten onderzocht van wat nu de Mykeense beschaving wordt genoemd: een Bronstijdcultuur die tussen pakweg 1600 en 1200 had bestaan op het Griekse vasteland. De indrukwekkende graven toonden dat de Mykeense vorsten zich graag hadden gepresenteerd als krijgers.
De schat van Priamos: een haarsieraad (Berlijn, Neues Museum)
Het bovenstaande voorwerp, dat ik een paar jaar geleden fotografeerde in het Neues Museum in Berlijn, is nep. Het is een kopie van een sieraad uit de zogenaamde “Schat van Priamos”, die Heinrich Schliemann heeft opgegraven in Troje. De echte voorwerpen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog bewaard in kratten in de Flakturm in de Berlijnse dierentuin en zijn in 1945 door de Sovjets meegenomen naar Moskou. Daar liggen ze nu in het Poesjkinmuseum, waar ik nog nooit ben geweest en waarvan ik dus ook geen foto’s heb. In Berlijn liggen replica’s van de originelen én vrij veel voorwerpen die na de oorlog nog in het depot van het museum bleken te liggen.
De Schat van Priamos is legendarisch – en niet alleen omdat ze de Ilioupersis illustreert, het heldendicht over de verwoesting van Troje. Schliemann begreep hoe hij de voorwerpen publicitair moest uitbuiten en dat leverde een van de beroemdste foto’s op uit de negentiende eeuw. Kijk maar na de breek.
De oudheidkunde kent een aantal onderwerpen waaraan meer inkt is verspild dan zo’n onderwerp rechtvaardigt. De tocht van Hannibal over de Alpen is een voorbeeld, de Trojaanse Oorlog een ander.
Die oorlog vormt de achtergrond van de Ilias, het fenomenale gedicht van Homeros waarmee de klassieke literatuur begint. In dit conflict zou een coalitie van krijgers uit het gebied dat nu Griekenland heet zijn opgetrokken naar Troje ofwel Ilion, een stad aan de Hellespont. Na lange strijd zou de stad zijn ingenomen met de list van het houten paard.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.