
[Derde van vier stukjes over de slavenopstand van Spartacus. Het eerste was hier.]
Twee consuls in actie
Het volgende jaar begreep de Senaat hoe ernstig deze oorlog was. Volgens Appianus voerde Spartacus nu het bevel over zo’n 70.000 man, en hoewel we niet weten waarop de Grieks-Romeinse geschiedschrijver dit cijfer baseert, kunnen we er zeker van zijn dat de rijke landeigenaren in de Senaat zich realiseerden dat ook hun slaven konden vluchten. Daarom gaven de senatoren de beide consuls, Lucius Gellius Publicola en Gnaeus Cornelius Lentulus Clodianus, opdracht op te treden tegen de bendes van Spartacus.
Volgens Appianus had Spartacus de winter gebruikt om wapens te vervaardigen. Zijn leger moet het platteland van Campanië hebben beheerst. Het was zijn plan om de Apennijnen over te steken en naar het noorden te trekken, zodat zijn mensen konden terugkeren naar Gallië, Germanië of de Balkan. Het zou moeilijk zijn 70.000 mensen uit Italië weg te leiden. Het was noodzakelijk om in gescheiden colonnes op te trekken.
Dit bood de Romeinen een kans. In de lente van 72 viel consul Publicola onverwacht een divisie aan die bij Ploutarchos “het Germaanse contingent” heet en die Appianus “de troepenmacht van Krixos” noemt. De naam Krixsós is overigens niet Germaans maar Keltisch en betekent “krullenbol”.
Volgens Appianus verloor Krixos Flin een veldslag bij het huidige Foggia twee derde van zijn 3000 manschappen. Tegelijkertijd onderschepte consul Lentulus de hoofdmacht van Spartacus’ leger ergens in de Apennijnen. Het was zijn taak zijn collega op te wachten, zodat ze hun vijand van twee kanten konden aanvallen. Spartacus versloeg beide legers echter afzonderlijk, nam de uitrusting van de verslagen soldaten mee en vervolgde zijn mars naar de Adriatische Zee.
Spartacus’ wreedheid
Op dit punt is er een verschil tussen de verslagen van Ploutarchos en Appianus. Ploutarchos vertelt hoe Spartacus “verder trok naar de Alpen”, Appianus voegt een detail toe.
Nu offerde Spartacus driehonderd Romeinse krijgsgevangenen als laatste eer voor Krixos, en haastte zich met 120.000 man infanterie op Rome af, nadat hij alle overbodige bagage verbrand, alle krijgsgevangenen gedood en de lastdieren geslacht had om niet gehinderd te worden. (Appianus, Burgeroorlogen 1.117; vert. John Nagelkerken)
Het is waarschijnlijk dat Ploutarchos dit wrede verhaal negeerde omdat het niet paste in zijn beschrijving van Spartacus als “intelligent en beschaafd” en “eigenlijk meer een Griek dan een Thraciër”. Het verhaal is ook te lezen bij Florus:
Hij herdacht zijn in de strijd omgekomen officieren met begrafenissen zoals die van Romeinse generaals, en beval gevangenen om te vechten bij de brandstapels, alsof hij al zijn eigen schande wilde uitwissen door zich niet meer als gladiator te presenteren maar als de sponsor van gladiatorenvoorstellingen.
De twee consuls waren verslagen maar niet uitgeschakeld. Ze volgden Spartacus naar de Adriatische Zee. Er waren verschillende wegen, zodat ze als eersten aankwamen. Ergens ten zuiden van Ancona vielen ze Spartacus aan, die opnieuw zegevierde.
Geen ontsnapping
De gladiatoren en slaven konden nu over de Alpen kunnen ontsnappen, maar er was nog een laatste obstakel: het leger van Gallia Cisalpina, de Romeinse provincie langs de rivier de Po. Bij Modena versloeg Spartacus ook gouverneur Gaius Cassius Longinus.
En toen gebeurde er iets vreemds. Spartacus had zijn doel bereikt: zijn mensen konden de Alpen oversteken en terugkeren naar Gallië, Germanië en de Balkan. Maar dat is niet wat gebeurde. In plaats daarvan trok het enorme leger naar het zuiden. Ploutarchos biedt een weinig overtuigende verklaring:
Spartacus’ was van mening dat ze de bergen moesten oversteken en zich dan verspreiden naar hun eigen woonplaatsen … maar zijn mannen wilden niet naar hem luisteren. Ze waren talrijk en vol vertrouwen en daarom trokken ze weer naar Italië en verwoestten alles wat ze op hun weg tegenkwamen.
Dit is niet onmogelijk. In deze tijd waren de Romeinse legioenen weinig anders dan plunderende legers: de Bondgenotenoorlog, Sulla’s eerste mars op Rome, de Eerste Mithridatische Oorlog, de eerste Burgeroorlog en de conflicten na de dood van Sulla hadden allemaal geleid tot vreselijke plunderingen. De slaven deden gewoon wat de Romeinen deden. Het is echter aannemelijk dat sommige ontsnapte slaven en gladiatoren zich niet bij de mars door Italië aansloten. Zij kunnen wel degelijk de Alpen zijn overgestoken en naar hun land van herkomst zijn teruggekeerd.
[Wordt morgen afgerond]
Even langs de kant: ik ben verbaasd over bijgaande foto d.w.z. de lengte van de Romeinse schilden. Heeft iemand voor mij info over de “Geschiedenis der Romeinse bewapening” o.i.d. ?
Lees https://www.scribd.com/doc/207309413/Osprey-Writer-Peter-Connolly-Grecia-e-Roma-in-Guerra
Ik ga er nog steeds vanuit dat dit in orde is…