
De problemen waarmee de Romeinse Republiek in het laatste kwart van de tweede eeuw v.Chr. werd geconfronteerd, waren na de eindeloze reeks consulaten van Gaius Marius niet langer beheersbaar. De republiek was uit balans gebracht door een man die voor het bestel te machtig was geworden. Een van de meest acute kwesties was de relatie tussen de Romeinen en de door hen achtergestelde Italische bondgenoten, die tot een gewelddadige uitbarsting kwam in 91 v.Chr.
Bondgenotenoorlog
Het conflict staat bekend als de Romeinse Bondgenotenoorlog. Rome moest het opnemen tegen een federatie van oud-bondgenoten, die zich in een nieuwe staat hadden georganiseerd met als hoofdstad Capua. Ze hadden eigen magistraten, sloegen eigen munten en waren – kortom – een anti-republiek. Luuk de Blois en Bert van der Spek, de auteurs van Een kennismaking met de oude wereld (waarover ik ’s donderdags blog), schrijven:
Rome wist Italische landstreken die een sterke band met de Romeinen hadden, bijvoorbeeld Etrurië, al snel naar zijn kant te krijgen door concessies te doen: zij kregen als eersten Romeins burgerrecht. Rome won vervolgens de oorlog in militaire zin, maar wilde de overige Italiërs toch niet voorgoed van zich vervreemden. De Italiërs werden na 88 in de Romeinse burgerij opgenomen en als burgers geregistreerd, maar niet meteen. Het proces van registratie duurde enige jaren.

Lucius Cornelius Sulla
Een van de meest succesvolle Romeinse commandanten was Lucius Cornelius Sulla (138-78). Hij had carrière gemaakt onder Gaius Marius en was degene die Jugurtha gevangen had genomen. Een standbeeld in Rome herinnerde eraan. In het laatste oorlogsjaar was hij consul en in het volgende jaar, 87 v.Chr., zou hij het commando krijgen in de oorlog tegen koning Mithridates VI Eupator van Pontus.
Deze regeerde over grote delen van het huidige Turkije, had de Romeinse steden aldaar bezet en een generaal naar Griekenland gestuurd om ook dat land te bevrijden van het Romeinse juk. Athene had zich al aan Mithridates’ zijde geschaard. Diens leger oogde echter minder solide dan het Romeinse, en daarom beloofde Sulla’s oorlog in het rijke Egeïsche Zee-gebied lucratief te zijn.
Sulla was met zijn leger al op weg naar zuidelijk Italië toen hij vernam dat een volkstribuun een hervormingswet had ingediend. Om daarvoor steun van de ridders te krijgen, had hij de hulp ingeroepen van hun vertegenwoordiger Gaius Marius, die in ruil het commando eiste in de Mithridatische Oorlog. En zo geschiedde. De Volksvergadering nam de hervormingswet aan en verleende Marius zijn generaalschap.
De Eerste Burgeroorlog: Revolutie
Sulla was niet ontmoedigd. Hij vertelde zijn manschappen “dat een ander leger naar het oosten zou gaan”, wat voldoende was om hen te doen begrijpen dat de weg naar buit liep via Rome. Het was de eerste marcia su Roma uit de geschiedenis, een revolutie. Voor het eerst zette een politicus een leger in om zijn wil door te drijven. En met succes: Sulla nam Rome.
De Senaat had er geen problemen mee Sulla te bevestigen in zijn commando en nadat de veroveraar wat maatregelen had genomen om te verhinderen dat de Volksvergadering de genomen besluiten opnieuw zou terugdraaien, vertrok hij naar het front. Hij was dus een echte optimaat, die de Senaat beschouwde als weg naar legitimiteit.
Marius vluchtte en verbleef enige tijd tussen de ruïnes van Karthago. “Marius bezag Karthago, Karthago bezag Marius en zo waren ze elkaar tot troost”, in de woorden van Velleius Paterculus.
De Eerste Burgeroorlog: Contrarevolutie
Lang hoefde Marius er niet te zijn, want al snel bleek dat Sulla de situatie verkeerd had ingeschat. Een van de consuls van 87 v.Chr., Lucius Cornelius Cinna, stelde uit ontevreden bondgenoten een leger samen, waarmee hij, net als Sulla, op Rome marcheerde. De Senaat verklaarde hem voor afgezet (een constitutioneel novum), wees een vervanger aan en maakte de stad gereed voor een belegering. Cinna nam de stad desondanks in en liet tientallen mensen om het leven brengen. De Grieks-Romeinse historicus Appianus was ruim twee eeuwen later nog ontzet:
Noch respect voor de goden, noch de gedachte aan menselijke vergelding of vrees voor verwijten speelde een rol bij het gebeuren. Integendeel, van meedogenloze daden gingen ze over tot hemeltergende vertoningen. Ze moordden genadeloos, sneden de nek door van mensen die al dood waren en stelden die gruwelen tentoon om angst en verslagenheid in te boezemen of als een goddeloos schouwspel. (Burgeroorlogen 1.71; vert. Simone Mooij)
[Wordt morgen vervolgd]
Er is iets raars met de opmaak van het bijschrift van het tweede plaatje.
Verbeterd!