Cato de Jongere in actie

Cato de Jongere deelde borden als deze uit aan potentiële kiezers. Wie het eten op had, las op wie hij moest stemmen. (Museo nazionale delle terme, Rome)

Als ik u zeg dat het was in het voorjaar waaraan Quintus Fufius Calenus en Publius Vatinius enkele maanden later als consuls hun naam zouden geven, en als ik die vage datering voor u omreken naar eind februari 47 v.Chr. op onze kalender, dan weet u: het is tijd voor een blogje in een vandaag inaccuraat “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” genoemde reeks. Inaccuraat, want we gaan het hebben over Cato de Jongere.

Cato de Jongere

Marcus Porcius Cato, een afstammeling van de Cato die anderhalve eeuw eerder had gepleit voor het behoud van traditionele waarden, was een conservatieve senator. Anders dan zijn voorvader, die weinig moest hebben van de Griekse filosofie, was de jongere geïnteresseerd in de Stoa. Hij leefde dan ook opzichtig sober, zoals een wijsgeer betaamde. Als magistraat zou hij onkreukbaar zijn geweest: hij trachtte de belastingdienst te saneren, liet valse documenten verwijderen uit de staatsarchieven en probeerde al vroeg de opkomst van de populaire Caesar te beletten. Hoewel Cato begreep dat hervorming van het republikeinse staatsbestel noodzakelijk was, bleef hij een conservatieve verdediger van de belangen van de Senaat.

Toen de Tweede Burgeroorlog eenmaal was uitgebroken en vredesonderhandelingen op niets waren uitgelopen, stuurde Pompeius Cato naar Sicilië. Daar kon deze de graantoevoer van Rome afsnijden en Caesar in de problemen brengen. Cato bereikte echter weinig en voegde zich uiteindelijk bij Pompeius in Dyrrhachion. Hij was niet aanwezig bij de slag bij Farsalos, ving na de nederlaag de overlevenden op en vroeg, zoals gezegd, Cicero om het commando op zich te nemen. Iemand moest de republiek verdedigen en als oud-consul was Cicero hoger in rang dan de oud-praetor Cato. Cicero weigerde en voer terug naar Brindisi.

Cato in Afrika

Cato beschikte over de vloot van Pompeius en zette de overlevenden van de slag bij Farsalos over naar Kyrene. Daarvandaan kon hij naar Egypte, als Pompeius dat land wilde gebruiken om de oorlog voort te zetten. Toen Cato vernam van de dood van zijn generaal, besloot hij naar het westen te gaan, naar de provincie Africa (Tunesië), waar wel meer conservatieven zich verzamelden.

Om te beginnen Publius Attius Varus, de gouverneur. Vervolgens koning Juba van Numidië, die enkele maanden eerder Caesars adjudant Curio had verslagen. De derde was Quintus Caecilius Metellus Pius Scipio, die het oppercommando kreeg. Niet alleen was hij als oud-consul hoog in rang, hij was ook de schoonvader van Pompeius én heette Scipio. Net als de generaals die de Punische Oorlogen in Romes voordeel hadden beslist. Twee andere commandanten waren Marcus Petreius en Lucius Afranius, ooit Caesars tegenstanders in Spanje. Tot slot waren er Gnaeus Pompeius, Sextus Pompeius en Titus Labienus (ooit in Gallië Caesars rechterhand). Zij lijken Cato’s schepen te hebben overgenomen en naar het westen te zijn gevaren. Cato zou over het land gaan.

De kustweg tussen de Cyrenaica en Sirte.

Van de Cyrenaica naar Tripolitana

De kustweg van Kyrene naar Benghazi leidde door vruchtbaar land. Dit deel van Libië is opvallend groen en staat dan ook bekend als de Gebel el-Akhdar (“de groene bergen”). Voorbij de plek die bekendstaat als Arae Philaenorum wordt de reis echter een stuk moeilijker. Er is langs de kust slechts hier en daar zoet water te vinden.

Cato’s biograaf Ploutarchos schrijft:

Cato vertrok over land in het winterseizoen, met veel ezels die water droegen en veel vee. Hij had ook wagens bij zich en zogenaamde Psylli, die slangenbeten genezen door het gif uit te zuigen en de dieren zelf door bezweringen tam maken en betoveren. Tijdens de onafgebroken tocht van zeven dagen ging Cato voorop, zonder een paard of lastdier te gebruiken. … De rest van de winter bracht hij door in Libië en nam vervolgens zijn leger mee. Dat waren bijna tienduizend man. (Cato 56; vert. Hetty van Rooijen)

Dit was een logistieke operatie zonder weerga. Caesar, die zijn mannen af en toe tot bovenmenselijke prestaties kon aansporen, zou het niet beter hebben kunnen doen. In totaal legden de soldaten ruim 330 kilometer af tot ze in het huidige Sirte waren. Hierna kwamen steden als Lepcis Magna, Oea (het huidige Tripoli), Sabratha, waar Cato zijn mannen liet overwinteren. Daarna nam hij ze mee richting Tunesië.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

De Zoon van Zeus als mozaïek

Mozaïek uit Byblos

Alsof ik het de laatste weken nog niet genoeg heb gehad over Libanon, waag ik er nog maar eens een stukje aan. Het bovenstaande mozaïek zag ik namelijk in Byblos, toen ik van de kerk van Johannes Marcus afdaalde naar het noordelijke haventje. Het zat gewoon in een muurtje ingemetseld.

Ik kan er nergens informatie over vinden. Het is, zo verzekerde mijn Libanese vriendin en collega Françoise me, niet opgenomen in Nada Helou’s Les mosaiques protobyzantines du Liban (2019), wat zou kunnen betekenen dat het een zeer recente vondst is of een moderne namaak. Dat laatste kan natuurlijk. Maar toch: je zou van iemand die een leuke decoratie laat maken, verwachten dat hij kiest voor iets onbeschadigds. Het eerste kan ook. Ondanks alle ellende is er nog archeologisch onderzoek in Libanon en een door mij geraadpleegde archeoloog herkende zo snel geen sporen die duidden op vervalsing. Ik heb inmiddels wel horen vertellen dat het in een huis is gevonden, maar dat kan ook een valse provenance zijn.

Lees verder “De Zoon van Zeus als mozaïek”

De vrijlating van Ptolemaios XIII

Een Ptolemaïsche koning, niet per se Ptolemaios XIII (Archeologische Musea, Istanbul)

Als ik u zeg dat het 1 choiak was in het vijfde regeringsjaar van koningin Kleopatra VII en koning Ptolemaios XIII, en als ik dat omreken naar 1 december 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Hij zat nog steeds in het koninklijke paleis van Alexandrië, met niet alleen Kleopatra, maar ook haar broer Ptolemaios XIII, alsmede hun jongere broer Ptolemaios XIV. Ze werden belegerd door hun zus Arsinoë IV, die met generaal Ganymedes leiding gaf aan het nationale Egyptische verzet tegen de Romeinse aanwezigheid. Caesars positie was onlangs iets verbeterd doordat hij, toen het Zevenendertigste Legioen was aangekomen, het eiland Faros had veroverd en zijn aanvoerlijnen had veilig gesteld, maar verder leek zijn wereld in te storten. De republikeinen verzamelden zich in wat wij Tunesië noemen en in Dalmatië, Andalusië was onrustig, en koning Farnakes II had bij Nikopolis Caesars gouverneur Gnaeus Domitius Calvinus verslagen. Het was tijd concessies te doen en het Alexandrijnse wespennest te verlaten. Zo komen we bij een van de vreemdste gebeurtenissen uit de Alexandrijnse Oorlog: de vrijlating van Ptolemaios XIII.

Lees verder “De vrijlating van Ptolemaios XIII”

Sisygambis, Barsine, Antigone

Portret van een koningin of prinses uit Persepolis. Omdat dit de enige Achaimenidische afbeelding is van een vrouw, is ook wel aangenomen dat het een baardloze prins voorstelt (Nationaal Museum, Teheran).

[Laatste deel van een achttiendelige reeks over de slag bij Issos (6 november 333 v.Chr.), waarin de Macedonische koning Alexander de Grote zijn Perzische collega Darius III versloeg. Dat was het begin van het einde van het Achaimenidische Rijk. Het eerste deel was hier.]

Koningin Stateira was niet de enige vrouw die na de slag bij Issos in Alexanders handen viel. In haar gezelschap bevond zich Darius’ moeder Sisygambis, met wie Alexander het opvallend goed kon vinden. Culturele misverstanden waren echter onvermijdelijk, zoals Curtius Rufus aangeeft:

Het gebeurde eens dat Alexander uit Macedonië als geschenk Macedonische gewaden en veel purper kreeg toegezonden, met de vrouwen die het vervaardigd hadden. Hij beval die aan Sisygambis te geven – want hij vereerde haar met het plichtsgevoel van een zoon – en liet haar zeggen dat als de kleding naar haar zin was, ze haar kleindochters moest leren ze te maken, en dat hij vrouwen meegaf die het hun konden leren. Bij het horen van deze boodschap sprongen Sisygambis de tranen in de ogen, want ze was woedend om dit geschenk. (Geschiedenis van Alexander 5.2.18-19; vert. Daan Stoffelsen)

Lees verder “Sisygambis, Barsine, Antigone”

Nieuwe plannen

Faravahar, het zichtbare aspect van Ahuramazda (Persepolis)

[Voorlaatste deel van een achttiendelige reeks over de slag bij Issos (6 november 333 v.Chr.), waarin de Macedonische koning Alexander de Grote de Perzische heerser Darius III versloeg en de ondergang van het Achaimenidische Rijk inluidde. Het eerste deel was hier.]

Het veld van eer stonk naar uitwerpselen. Doden beheersen hun sluitspier immers niet. Toen de zon de volgende ochtend opkwam lagen de oevers van de Pinaros vol gesneuvelden, een enkele stuiptrekkende stervende, en hier en daar nog wat kermende gewonden, prooi voor honden en vogels. De Macedoniërs zagen eindeloos veel lichamen en het is niet vreemd dat sommige bronnen schrijven dat er wel honderdduizend Perzen waren gesneuveld. Terwijl soldaten probeerden enkele loslopende paarden te vangen en de verstijfde lijken ontdeden van harnassen, wapens en kostbaarheden, bekeek Alexander de strijdwagen van Darius, waarin deze de middag ervoor zijn mantel en boog had moeten achterlaten:

De wagen was aan weerszijden versierd met beelden van goden, vervaardigd uit goud en zilver. Schitterende edelstenen verfraaiden het juk daartussen, en twee gouden beelden van voorouders, elk een el lang, staken erboven uit, de een van Nabu, de ander van Marduk. Daartussen hadden ze een afbeelding van een gouden adelaar met gestrekte vleugels geplaatst. (Curtius Rufus, Geschiedenis van Alexander 3.3.16; vert. Daan Stoffelsen)

Lees verder “Nieuwe plannen”

Na de slag bij Issos (1)

Perzische luxe: een gouden schaal (Reza Abbasi-museum, Teheran)

[Vijftiende deel van een achttiendelige reeks over de slag bij Issos (6 november 333 v.Chr.), waarin de Macedonische koning Alexander de Grote de Perzische heerser Darius III versloeg en de ondergang van het Achaimenidische Rijk inluidde. Het eerste deel was hier.]

Als de Perzische koning ten strijde trok, werd hij vergezeld door een aanzienlijk deel van zijn hofhouding. Een leger van vele tienduizenden vergt immers een uitgebreid logistiek apparaat. Omdat Darius persoonlijk had deelgenomen aan de strijd was hij tijdens de slag niet in zijn hoofdkwartier aanwezig geweest, maar zijn bedienden hadden het wel ingericht en het stond klaar om te worden geplunderd.

Plundering

De Macedonische soldaten hadden gemengde gevoelens – de opluchting en somberte die volgen op intense angst en inspanning – en reageerden zich af in het Perzische kamp. Niet alleen konden de mannen, die al uren niet hadden gegeten, er een maaltijd bemachtigen, maar de spreekwoordelijke luxe van het Perzische hof vormde tevens een mooie aanvulling op hun soldij. Darius’ paviljoen was de privé-buit van de koning van Macedonië en bleef voor hem gespaard, maar volgens Curtius Rufus kenden de Macedoniërs verder weinig scrupules:

Lees verder “Na de slag bij Issos (1)”

De slag bij Issos (3)

De Pinaros

[Het is vandaag 2334 jaar geleden dat de Macedonische koning Alexander de Grote de Perzische heerser Darius III versloeg in de slag bij Issos. Het gevecht luidde de ondergang in van het Achaimenidische Rijk. Het eerste deel van deze reeks was hier.]

De derde fase van de slag bij Issos duurde korter dan de lezer nodig heeft om de beschrijving ervan tot zich te nemen. Toen de Macedonische soldaten hun tegenstanders tot op tweehonderdvijftig meter waren genaderd, kwamen ze binnen het bereik van de boogschutters.

De beschieting

Het is moeilijk van zo’n afstand doelgericht te schieten, maar de Perzische schutters wisten wat ze deden. Met hun pijlen voor zich in de grond gestoken stonden ze in een open opstelling die het mogelijk maakte dat behalve de eerste rij ook de tweede de tegenstander kon zien en inschatten hoe ver deze verwijderd was. De pijlen werden vervolgens schuin omhoog afgeschoten en de routiniers in de voorste rijen wisten precies hoe ze moesten richten om de projectielen te laten inslaan op de plaats waar de Macedoniërs liepen, terwijl de mannen op de achterste rijen hun pijlen onder dezelfde hoek afschoten.

Lees verder “De slag bij Issos (3)”

Alexanders ziekte

Ruig Cilicië

[Vierde deel van een achttiendelige reeks over de slag bij Issos (6 november 333 v.Chr.), waarin de Macedonische koning Alexander de Grote de Perzische heerser Darius III versloeg en de ondergang van het Achaimenidische Rijk inluidde. Het eerste deel was hier.]

Alexander bleef in Tarsos. Met zomertemperaturen boven de 45° in de schaduw is dit de heetste stad van Turkije, en hoewel het in september niet meer zó heet is, had Alexander behoefte aan een verkwikkende duik in de Kydnos. Alexanders biograaf Curtius Rufus vertelt het volgende:

Hij trok zijn kleren uit en daalde in het zicht van zijn leger in de rivier af, denkend dat het verstandig was als hij zou tonen tevreden te zijn met een sobere en simpele lichaamsverzorging. Hij was nog maar amper het water in gegaan of zijn ledematen begonnen met een plotselinge rilling te verstijven. Hij werd bleek en bijna zijn hele lichaam verloor levenswarmte. (Geschiedenis van Alexander5.2-3; vert. Daan Stoffelsen)

Lees verder “Alexanders ziekte”

Het einde van Potheinos

Egyptische hoveling (Neues Museum, Berlijn)

Als ik u zeg dat het 17 november was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar (voor de tweede keer) en Publius Servilius Isauricus consuls van Rome waren, en als ik dat omreken naar 4 oktober 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u wat u te wachten staat. Inderdaad, u bent weer eens beland in de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Arsinoë

Met een klein en slecht gevoed garnizoen verbleef hij in het paleis naast de haven van Alexandrië. Daar hield hij, behalve de voorname hoveling Potheinos, vier leden van de Ptolemaïsche koninklijke familie vast. Om te beginnen koningin Kleopatra VII, die (volgens geruchten die ze later zelf zou verspreiden) een relatie had met Caesar. Verder haar twee broers, koning Ptolemaios XIII en de minderjarige Ptolemaios XIV. En tot slot Arsinoë IV. Het paleis werd belegerd door Achillas, de aanvoerder van het nationale verzet tegen de Romeinse bezetter.

Lees verder “Het einde van Potheinos”

Brand in Alexandrië

Reconstructie van een antieke bibliotheek (Museo nazionale della civiltà romana, Rome)

Als ik u zeg dat het 11 november was en daaraan toevoeg dat het was toen Julius Caesar en Servilius Isauricus consuls van Rome waren, en als ik dit omreken naar 28 september 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Vechten.

Scheepsbrand

Zoals we eergisteren zagen, had de Ptolemaïsche generaal Achillas de aanval gelast op het koninklijk paleis in Alexandrië, waar Caesar zich had verschanst, samen met de koninklijke familie. De bestorming had weinig opgeleverd maar in de haven, naast het paleis, lagen twee eskaders van samen tweeënzeventig schepen waarmee Caesar volledig viel af te sluiten van de buitenwereld. Een logisch gevechtsdoel.

Lees verder “Brand in Alexandrië”