Octavianus

Octavianus (Museum van Epidauros)

Ik had u, in mijn reeks over het handboek van De Blois en Van der Spek vorige keer achter gelaten bij de moord op Julius Caesar. Zijn moordenaars waren senatoren die de macht wilden teruggeven aan de Senaat. Maar het hoge college was verdeeld. Veel leden hadden leven en positie te danken aan de dictator en sympathiseerden met de nieuwe leider van zijn partij, Marcus Antonius. Binnen enkele dagen was hij meester van stad en imperium. De moordenaars kregen gratie als ze instemden met de maatregelen van de dictator en werden naar onbeduidende provincies weggepromoveerd.

In juli verscheen een komeet aan de hemel en opperpriester Marcus Aemilius Lepidus verklaarde dat dit betekende dat Caesar was opgenomen onder de goden. Dat gaf Antonius rugdekking: voortaan rechtvaardigde hij zijn optreden met een beroep op de vergoddelijkte Julius. Hij beheerste de situatie volkomen.

Lees verder “Octavianus”

Lucius Cornelius Sulla (1)

De zogenaamde “Sulla” (Glyptothek, München)

De problemen waarmee de Romeinse Republiek in het laatste kwart van de tweede eeuw v.Chr. werd geconfronteerd, waren na de eindeloze reeks consulaten van Gaius Marius niet langer beheersbaar. De republiek was uit balans gebracht door een man die voor het bestel te machtig was geworden. Een van de meest acute kwesties was de relatie tussen de Romeinen en de door hen achtergestelde Italische bondgenoten, die tot een gewelddadige uitbarsting kwam in 91 v.Chr.

Bondgenotenoorlog

Het conflict staat bekend als de Romeinse Bondgenotenoorlog. Rome moest het opnemen tegen een federatie van oud-bondgenoten, die zich in een nieuwe staat hadden georganiseerd met als hoofdstad Capua. Ze hadden eigen magistraten, sloegen eigen munten en waren – kortom – een anti-republiek. Luuk de Blois en Bert van der Spek, de auteurs van Een kennismaking met de oude wereld (waarover ik ’s donderdags blog), schrijven:

Lees verder “Lucius Cornelius Sulla (1)”

Tiberius Sempronius Gracchus

Afgietsel van een inscriptie van de landverdeling van Tiberius Sempronius Gracchus (Museo nazionale della civiltà romana, Rome)

In mijn reeks over het handboek van De Blois en Van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld, heb ik vorige week behandeld hoe in de tweede eeuw v.Chr. de situatie in Italië veranderde. De Romeinen konden graan goedkoper importeren uit Tunesië en Sicilië, niet alle boeren konden overschakelen op olijven, druiven en fruit; en bovendien waren de boeren, als dienstplichtigen die vaak lang van huis waren, kwetsbaar voor financiële problemen. Veel boerderijen kwamen in handen van grootgrondbezitters, die hun uitgestrekte landerijen lieten bewerken door slaven. Deze herenboeren bezaten ook gepacht staatsland, dat ze vaak al zo lang beheerden dat niemand nog wist of een bepaalde akker eigendom was of niet.

De boerenstand was in de problemen. Of althans, dat melden de bronnen. Die noemen ook de consequentie: dat steeds minder mannen voor krijgsdienst oproepbaar waren. Het lot van de boeren liet de senatoren vermoedelijk koud, maar het feit dat er minder soldaten waren, raakte ook hen. Zonder leger vielen immers geen zeges te behalen of triomftochten te houden, en was het onmogelijk te rivaliseren met andere senatoren. De man die het probleem agendeerde, heette Tiberius Sempronius Gracchus.

Lees verder “Tiberius Sempronius Gracchus”

Italië in de tweede eeuw v.Chr.

Niet Italië maar Sicilië en Tunesië voedden Rome en dus moesten er graanpakhuizen komen, zoals de Porticus Aemilia uit 174 v.Chr.

Het grootste drama in de aan grote drama’s bepaald niet arme geschiedenis van het Romeinse Rijk staat bekend als de Romeinse Revolutie: de val van de republiek en het ontstaan van het keizerrijk. Dat het proces ook destijds belangrijk werd gevonden, blijkt uit de opbouw van het geschiedwerk van Appianus. Na twaalf boeken waarin hij Romes oorlogen per regio behandelt, volgen vijf boeken over de diverse burgeroorlogen, gevolgd door vier boeken waarin onder Augustus de interne rust terugkeert. Tot slot drie boeken over de succesvolle campagnes van de keizertijd. Appianus bouwt zijn verhaal zo op dat duidelijk wordt dat Romes ergste vijand Rome was.

In het handboek van De Blois en Van der Spek waarover ik op donderdag vaak blog, Een kennismaking met de oude wereld, zijn we inmiddels aanbeland bij de oorzaak van deze problemen. Althans, zoals moderne historici die zien. In de Oudheid ontwaarde men een moreel probleem: de generaals waren alleen belust op aanzien en invloed, de soldaten waren hebzuchtig, niemand was voldoende integer. Alleen Appianus herkent dat de oorzaken niet in de individuen maar in de structuren moeten worden gezocht. Van alle geschiedschrijvers uit de Oudheid is Appianus de enige die je een historicus mag noemen in onze zin van het woord: met zijn causaliteitsbegrip was hij zijn tijd een eeuw of zestien, zeventien vooruit.

Lees verder “Italië in de tweede eeuw v.Chr.”

De slag bij Zela (1)

Gem met portret van Caesar (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

Het was de tweede van de maand sextilis. Een beruchte datum: het was de dag waarop Hannibal bij Cannae de Romeinen had verslagen. 2 sextilis gold als dies ater, een “zwarte dag” waarop niemand graag werk aannam. Als hogepriester van de Romeinse Republiek stond Julius Caesar echter boven zulke voortekens. En zo kon het gebeurend dat op 2 sextilis in het jaar waarin Fufius Calenus en Vatinius de Romeinse consuls waren, Caesar bij Zela slag leverde tegen Farnakes II van Pontus. Het was op onze kalender 21 mei 47 v.Chr. en dit is, zoals u al vermoedde, een nieuw blogje in de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Hij kwam, zag, overwon.

Hij was, met een omweg over Komana, bliksemsnel opgerukt vanuit Tarsos richting Pontus. Zijn leger bestond uit VI Ferrata en het leger waarmee Gnaeus Domitius Calvinus enkele maanden eerder vergeefs strijd had geleverd tegen Farnakes: het Zesendertigste Legioen, de troepen die Pontus niet hadden kunnen verdedigen en de inmiddels tot één legioen samengevoegde troepen van Deiotarus. Samen rond de 16.000 man, een betrekkelijk kleine strijdmacht. Hiermee bereikte Caesar de omgeving van Zela, het huidige Zile.

Lees verder “De slag bij Zela (1)”

Polybios (5): De verloren tekst

Toen Polybios de Alpen overstak, keek hij naar sporen van Hannibals oversteek.

[Slot van een korte reeks over Polybios van Megalopolis. Het eerste deel was hier.]

Na het einde van zijn internering reisde Polybios veel. Hij bezocht de Karthaagse steden in de Maghreb en Marokko en waagde zich zelfs op de Oceaan. Hij bezocht Alexandrië en Sardes. In 133 v.Chr. was hij aanwezig bij het beleg van Numantia in Iberië. Bij een andere gelegenheid trok hij over de Alpen, waarbij hij keek of hij kon zien hoe Hannibal deze bergen was overgestoken. Dat wil overigens niet zeggen dat zijn verslag van die Alpentocht een eigen, op autopsie gebaseerde schepping is. Hij vat een oudere bron samen die ook door zijn Romeinse collega-geschiedschrijver Titus Livius wordt samengevat.

Polybios’ Alpentocht is echter opmerkelijk. Een van zijn grootste verdiensten is dat hij de landen die hij beschrijft ook werkelijk heeft gezien. (Dat spreekt nog altijd niet vanzelf.) Hij wist bovendien, net als bijvoorbeeld Xenofon, wat het was om een legeronderdeel te commanderen. Zijn uitleg over de superioriteit van een legioen ten opzichte van de falanx, die ik hier citeerde, is voorbeeldig. Ook streefde hij ernaar de mensen te interviewen die bij de gebeurtenissen betrokken waren geweest. Hij memoires en andere publicaties en consulteerde archieven. Net als zijn tijdgenoot, de auteur van 2 Makkabeeën, citeert Polybios uit verdragen, waarbij hij onhandige stijlbreuken accepteert. Stijl was minder belangrijk dan waarheid.

Lees verder “Polybios (5): De verloren tekst”

Polybios (3): Het menselijk bestaan

De zogenaamde Cato uit Otricoli (Torlonia-collectie, Rome)

[Derde deel in een korte reeks over Polybios van Megalopolis. Het eerste deel was hier.]

In 151 v.Chr. losten de Karthagers de laatste termijn af van de herstelbetaling die zij na de Tweede Punische Oorlog (218-201) aan Rome verschuldigd waren. Vrijwel onmiddellijk verklaarde Rome opnieuw de oorlog. Dat had weinig te maken met angst voor Karthaags herstel, al is er een populair misverstand dat Cato de Oudere zijn medesenatoren ten oorlog had geceterocenseood. De feitelijke reden was dat de macht van koning Massinissa van Numidië te groot werd. Rome kon zich niet permitteren dat hij ook Karthago in handen kreeg.

Dus staken de legionairs in 149 v.Chr. de Middellandse Zee over en sloegen het beleg op voor Karthago. De Derde Punische Oorlog was begonnen. Het bleek een moeilijke operatie die eindeloos aansleepte, tot Scipio Aemilianus, die tijdens een van de Keltiberische oorlogen een reputatie had opgebouwd als eerlijk en bekwaam bevelhebber, het commando kreeg. Polybios bevond zich in het gezelschap van zijn vriend en was getuige van de bestorming van de stad. De plundering zou een halve maand duren. Dit deel van Polybios’ Wereldgeschiedenis is verloren maar een fragment is nog te vinden bij Appianus van Alexandrië.

Lees verder “Polybios (3): Het menselijk bestaan”

Kleopatra en haar broers

Kleopatra (R) vereert Isis en Horus; stèle uit het begin van haar regering. (Louvre, Parijs)

Als ik u zeg dat het rond het midden van de maand mesore was, als ik toevoeg dat het was in het vierde regeringsjaar van Kleopatra VII Filopator, als ik dat omreken naar medio augustus 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van mijn reeks over de staatsgreep van Gaius Julius Caesar. Doorgaans heet die reeks “Wat deed Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” maar vandaag heb ik over hem weinig te vertellen. In plaats daarvan gaan we naar Egypte, waarheen de verslagen generaal Pompeius, zoals we al zagen, koers had gezet.

Burgeroorlog in Egypte

Enkele jaren eerder was koning Ptolemaios XII de Fluitspeler overleden en de macht was omstreden tussen zijn oudste dochter, Kleopatra VII, en haar broer Ptolemaios XIII. Officieel was er geen vuiltje aan de lucht. De twee presenteerden zichzelf als echtgenoten. In de praktijk waren er echter spanningen. Daarin had Kleopatra aanvankelijk de overhand, maar ze werkte zichzelf in de nesten – ik blogde er al over. In de winter van 49/48 wisten de eunuch Potheinos en de rhetor Theodotos van Chios haar af te zetten. Daarbij werkten ze samen met generaal Achillas. Omdat de nieuwe junta schepen leverde aan de Senaat, die ze nodig had in de strijd tegen Caesar, erkende de Senaat Ptolemaios XIII als alleenheerser.

Lees verder “Kleopatra en haar broers”

Spartacus (2)

Re-enactors in de uitrusting van soldaten uit de eerste eeuw v.Chr.

[Derde van vier stukjes over de slavenopstand van Spartacus. Het eerste was hier.]

Twee consuls in actie

Het volgende jaar begreep de Senaat hoe ernstig deze oorlog was. Volgens Appianus voerde Spartacus nu het bevel over zo’n 70.000 man, en hoewel we niet weten waarop de Grieks-Romeinse geschiedschrijver dit cijfer baseert, kunnen we er zeker van zijn dat de rijke landeigenaren in de Senaat zich realiseerden dat ook hun slaven konden vluchten. Daarom gaven de senatoren de beide consuls, Lucius Gellius Publicola en Gnaeus Cornelius Lentulus Clodianus, opdracht op te treden tegen de bendes van Spartacus.

Volgens Appianus had Spartacus de winter gebruikt om wapens te vervaardigen. Zijn leger moet het platteland van Campanië hebben beheerst. Het was zijn plan om de Apennijnen over te steken en naar het noorden te trekken, zodat zijn mensen konden terugkeren naar Gallië, Germanië of de Balkan. Het zou moeilijk zijn 70.000 mensen uit Italië weg te leiden. Het was noodzakelijk om in gescheiden colonnes op te trekken.

Lees verder “Spartacus (2)”

Spartacus (1)

Gladiatoren op een Italiaans reliëf uit de eerste helft van de eerste eeuw v.Chr. (Glyptotheek, München)

[Tweede van vier stukjes over de slavenopstand van Spartacus. Het eerste was hier.]

We hebben twee bronnen over de opstand van Spartacus. Ploutarchos (46-c.122) beschrijft de oorlog in zijn Leven van Crassus, en een generatie later vertelt Appianus het verhaal in zijn Geschiedenis van de Burgeroorlogen. Omdat beiden min of meer dezelfde gebeurtenissen in dezelfde volgorde beschrijven, is het verleidelijk om een gedeelde bron achter hun verhalen aan te nemen, waarschijnlijk de (grotendeels verloren) Historiën van Sallustius of (iets minder waarschijnlijk) de verloren boeken 95, 96 en 97 van het geschiedwerk van Titus Livius. Het lijkt er daarbij op dat Appianus zijn verslag wat heeft ingekort, terwijl Ploutarchos verschillende verhalen over Spartacus’ wreedheid heeft weggelaten.

In 73 v.Chr. wisten achtenzeventig gladiatoren te ontsnappen uit de school van een zekere Gnaeus Lentulus Batiatus te Capua. Volgens Ploutarchos waren ze bewapend met niet meer dan keukengerei, maar al snel bemachtigden ze echte wapens. Van nu af aan waren ze zwaar bewapend en ze trokken zich in eerste instantie terug op een berg. Appianus vertelt ons dat dit de Vesuvius was.

Lees verder “Spartacus (1)”