
In zijn blog van 11 juli 2022 legt Jona Lendering uit wat een archetype is. Bij het reconstrueren van antieke teksten is het archetype het handschrift waarvan alle bekende handschriften afstammen. Dit archetype is meestal hypothetisch (een reconstructie), maar het komt ook voor dat een van de bewaarde handschriften het archetype is.
In de nieuwtestamentische tekstkritiek gebruikt men tegenwoordig de term ‘initiële tekst’ (Ausgangstext, initial text). Wat is het verschil met ‘archetype’ en waarom is die nieuwe term nodig?
Het probleem
De Lachmannmethode is fraai door eenvoud en inzichtelijkheid, maar de praktijk is vaak weerbarstiger. De methode kan bijvoorbeeld moeilijk omgaan met contaminatie, het fenomeen dat een handschrift is gekopieerd uit meer dan één ander handschrift.
Het beste en extreemste voorbeeld van contaminatie is de tekstoverlevering van het Nieuwe Testament. Het maken van een stemma lukt hier alleen bij kleine plukjes handschriften. Maar tegenover de totaliteit van de honderden handschriften, die vaak gekopieerd zijn uit meerdere voorbeelden en bovendien slechts een fractie vertegenwoordigen van de handschriften die er ooit geweest moeten zijn, staat de Lachmannmethode machteloos.
Het reconstrueren van een archetype is bij het Nieuwe Testament dus een hopeloze zaak. Want handschriften kunnen haast nooit op de klassieke manier stemmatisch aan elkaar gelinkt worden. Tussen de handschriften zitten te veel schakels die verloren zijn gegaan, en waarvan elk exemplaar waarschijnlijk weer op een gecompliceerde manier is verwant aan zijn voorgangers.
Lokaal-genealogische methode
Bij de tekstkritiek van het Nieuwe Testament wordt er daarom veel gewicht toegekend aan de lokaal-genealogische benadering: per tekstplaats met variatie bekijk je wat waarschijnlijk de oudste variant geweest is.
Deze lokaal-genealogische benadering staat in wisselwerking met de beoordeling van de kwaliteit van tekstgetuigen. Varianten in handschriften waarvan je weet dat ze vaak een oudere variant hebben bewaard, krijgen meer gewicht toegekend.
Coherentiemethode
In de laatste decennia is in de nieuwtestamentische tekstkritiek een methode ontwikkeld die steviger op data is gestoeld en daardoor de subjectiviteit inperkt. Het is een zusje van de stemmatische methode. Deze zogeheten coherentiegebaseerde genealogische methode, ontwikkeld door Gerd Mink uit Münster, kan het probleem van contaminatie te lijf. Net als de stemmatische Lachmannmethode gaat deze methode uit van genealogische verwantschap tussen de overgeleverde teksten. Alleen wordt er nu een niveau van abstractie aan toegevoegd. Het gaat niet meer om relaties tussen handschriften, maar om coherentie tussen tekstgetuigen.
Al in de Lachmannmethode is het natuurlijk zo dat een handschrift uit de twaalfde eeuw een betere tekst kan hebben bewaard dan een handschrift uit de negende eeuw. De coherentiemethode zet nu een volgende stap en maakt een strikt onderscheid tussen de tekst in een handschrift en het materiële object. In de klassieke stemmatische methode kan een jonger handschrift nooit hoger in het schema staan dan een ouder handschrift, maar in de coherentiemethode kan een in een jonger handschrift betuigde tekst wél hoger in het schema staan. In plaats van een stemma (stamboom) van handschriften produceert de coherentiemethode namelijk genealogische stroomschema’s van tekstgetuigen. Die kun je zelf als gebruiker van de INTF/ECM-website genereren (waarbij je de randvoorwaarden zelf kunt instellen):

Het gaat voor deze blog te ver om uit te leggen hoe dit precies in z’n werk gaat. Het doel van deze methode is in elk geval om – naast de geschiedenis van de tekstoverlevering – de oudst reconstrueerbare tekst aan het licht te brengen. Deze gereconstrueerde tekst ligt aan de basis van Bijbelvertalingen die onder de paraplu van de Wereldfederatie van Bijbelgenootschappen (United Bible Societies) worden gemaakt.
Hoe noem je deze reconstructie?
Maar hoe noem je die gereconstrueerde tekst dan? ‘Archetype’ kan niet, want in de coherentiemethode gaat het niet om de handschriften maar om de daarin betuigde tekst. De gereconstrueerde tekst heeft waarschijnlijk nooit in deze vorm in een handschrift gestaan. Maar het is voorstelbaar dat in sommige gevallen de gereconstrueerde tekst identiek is met een archetype: een handschrift dat ooit echt bestaan heeft en aan de basis ligt van de bekende overlevering.
‘Oorspronkelijke tekst’ is ook geen handige term, want alleen al de aanname dat er één oorspronkelijke tekstvorm heeft bestaan is problematisch. Tegelijkertijd leert een eenvoudige kansberekening dat de gereconstrueerde tekst in de meeste gevallen identiek is aan wat een auteur ooit heeft opgeschreven.
De gereconstrueerde tekst is een hypothese die de bekende overlevering het beste kan verklaren. Deze tekst is theoretisch en is op sommige plekken ouder dan op andere plekken, omdat we niet overal even ver terug kunnen kijken. Voor deze tekst is in de coherentiemethode de term ‘Ausgangstext’ of ‘initiële tekst’ gemunt.
Openheid van de initiële tekst
Het voordeel van deze term is dat deze open is: de initiële tekst kan naar verschillende werkelijkheden verwijzen, al naar gelang de opvatting van de wetenschapper. De initiële tekst kan worden gezien als de oorspronkelijke tekst, als een op een zeker moment geredigeerde tekst, of als de oudst reconstrueerbare versie van de tekst. Je kunt per tekstplaats hierover een andere visie aanhangen. Maar ook al verschillen de meningen over de historische realiteit waarnaar de initiële tekst verwijst, dat staat los van de vorm van de gereconstrueerde tekst zelf.
Een ander voordeel van het theoretische karakter van de initiële tekst (de tekst kan naar verschillende historische werkelijkheden verwijzen) is dat het soms niet nodig is om slechts één variant te kiezen. In de nieuwste tekstuitgaven zijn er plaatsen van variatie waar twee of drie varianten gelijkwaardig zijn. Al deze varianten kunnen de bestaande tekstoverlevering even goed verklaren.
Marcus 7:24
Bijvoorbeeld in Marcus 7:24 is het zowel mogelijk dat de oudste tekst luidde
Hij ging weg en vertrok naar de omgeving van Tyrus.
als
Hij ging weg en vertrok naar de omgeving van Tyrus en Sidon.
Vóór de ontwikkeling van de coherentiemethode was het vrij duidelijk: de eerste lezing is korter en heeft enkele relatief oude handschriften achter zich en is dus waarschijnlijker. Als de tweede lezing ouder zou zijn, is het lastig te verklaren waarom ‘en Sidon’ in sommige handschriften is weggevallen. De toevoeging ervan is op basis van parallelle formuleringen in de evangeliën juist wel goed te verklaren.
Maar uit de toepassing van de coherentiemethode is gebleken dat tekstgetuigen met de eerste lezing juist lijken af te stammen van tekstgetuigen met de tweede lezing. De tekstgetuigen met de eerste lezing staan in het genealogische stroomschema meestal verder van de initiële tekst af. En we moeten niet vergeten dat de langere lezing een sterke basis heeft in de oudste, beste en meeste tekstgetuigen.
Het is volgens de makers van de nieuwste teksteditie uit 2021 daarom niet goed mogelijk aan te wijzen welke variant uit welke is ontstaan, omdat ze allebei ongeveer even goede papieren hebben. Daarom bevat de initiële tekst hier twee gelijkwaardige varianten. In de nieuwste Bijbelvertaling, de NBV21, is dat verdisconteerd met een voetnoot:
Methodische vernieuwing
De ontwikkeling van de coherentiegebaseerde genealogische methode is een prachtig voorbeeld van methodische vernieuwing, die bovendien heel praktische gevolgen heeft voor lezers van antieke teksten (zie de NBV21). De tijd zal leren of deze methode ook gebruikt zal worden voor andere complexe tekstoverleveringen, en of de term ‘initiële tekst’ buiten de nieuwtestamentische tekstkritiek aan zal slaan.
[Een gastbijdrage van Cor Hoogerwerf. Dank je wel Cor!]
“omdat ze allebei ongeveer even goede papieren hebben.”
Hier wordt het pas echt interessant. Want tekstcritici zullen gaan testen welke van de twee methodes nou betrouwbaarder is. Is dergelijk onderzoek al begonnen?
Om dit soort stukjes lees ik deze nlog zo graag. Ik zou willen dat tijdschriften als Hermeneus en Archeologie Magazine er iets meer mee deden, want die zijn net wat duurzamer dan een snel verdwenen blog.
Vaak vind ik op maandag de interessantste tekst van de week en dat zou best ook deze week het geval kunnen zijn
Zulke stukjes lees ik graag. Te meer daar ik het probleem goed herken. Ooit hielp ik als socioloog een promovenda in de kunstgeschiedenis die handschriften van kalenders voor heiligen had verzameld. Ze vroeg zich af of je gemeenschappelijkheden in die lijsten kon ontdekken. Daarmee kon ze wellicht de ateliers opsporen waar ze geproduceerd werden. Die herkomst was soms al bekend. Na enige experimenten slaagde ik met een zogenaamde statistische clusteranalyse groepen te vinden die voor haar herkenbaar waren. Dat deed ons beiden veel plezier.