
In museum het Valkhof in Nijmegen is momenteel de expositie “Moving Stories” te zien. Die toont hoezeer het antieke rivierenland een migratiegebied was en spiegelt dit aan de ervaringen van hedendaagse migranten. De tentoonstelling is goed ontvangen – lees maar hier of daar – maar ik voor mij was er niet enthousiast over.
Mijns inziens bleven het twee halve verhalen. Bij de moderne migratie lag de nadruk op vluchtelingen, wat maar één soort migranten is. Bij de Oudheid had meer aandacht kunnen zijn voor seizoensmigratie. Dat laatste om twee redenen. In de eerste plaats omdat het verweiden van kuddes in voorindustriële samenlevingen de grote, permanente onderstroom van bewegende mensen is geweest. Het was echt heel belangrijk. En in de tweede plaats (en iets minder belangrijk): als het waar is dat Noviomagus niet, zoals ooit gedacht, “nieuwe markt” betekent maar “het nieuwe veld”, en dus tegengesteld is aan Senomagus, “het oude veld”, dankt Nijmegen zijn naam zelfs aan seizoensmigratie.
Herwen
Ondanks deze wat tegenvallende expositie was het bezoek aan het Valkhof alleszins geslaagd. Om te beginnen was er ook een tijdelijke tentoonstelling over Herwen-Hemeling. Daar, niet ver van de plek waar de Rijn Nederland binnenstroomt, is onlangs het heiligdom gevonden waaraan het dorp zijn naam te danken heeft (Lat. Carvium, Germ. *Harwia, “heilige ruimte”).
Enkele van de daar gedane vondsten zijn nu in het Valkhof te zien, met wat allereerste uitleg. Ik heb dit voorjaar de opgraving bezocht en vond het erg leuk nu wat meer van de resultaten te kunnen zien. Er was een schitterend kopje van een baardige man, misschien Hercules of Jupiter, maar ook enkele gevonden inscripties zijn tentoongesteld en wat munten. Je kunt erover twisten of je al moet exposeren voordat de officiële publicatie er ligt, maar het is wel goed het publiek zo snel mogelijk op de hoogte te stellen van een majeure vondst.

Manuscripten
Maar het leukste was een piepkleine tijdelijke expositie van manuscripten, “Verspreide fragmenten”. Je ziet haar bijna over het hoofd want het is in feite een soort witte kubus die bij nader inzien een ladenkast is met aan elke zijde drie laden. Je kunt handschriften en andere oude teksten immers niet zomaar blootstellen aan het volle licht. Door het publiek laden te laten openen, liggen de stukken meestentijds in het donker en vermijd je schade.
Bij manuscripten denk je al snel aan kloeke codices aan kettingen. Voor zover in West-Europa aanwezig, waren de meeste in de negentiende eeuw al opgespoord. Toen is ook een begin gemaakt met de uitgave. Daar is nog steeds werk mee te verrichten, zoals bij de Ierse manuscripten, maar een groot deel is wetenschappelijk uitgegeven. In de twintigste eeuw is het onderzoek verder gegaan door de bekende teksten te bekijken in ultraviolet licht. Verder zijn onderzoekers gaan kijken naar codices van verderop: uit de Arabische wereld, uit Centraal-Azië of uit de bibliotheken van steden als Timboektoe. U kunt ook de papyrologie rekenen tot dit twintigste-eeuwse onderzoek. De digitale paleografie opent voor onze eenentwintigste eeuw nieuwe wegen: allerlei archieven worden met de snelheid van het licht worden geopend, gelezen en doorzocht.

Restmateriaal
Maar ook: onderzoekers kijken nu naar restmateriaal. Soms zijn oude boeken in stukken gesneden om bijvoorbeeld te gebruiken als kaftpapier. Of om boekbanden te verstevigen. Soms zag iemand goeie handel in een kunstig gemaakte miniatuur, sneed die uit en verkocht die, waarna een stuk tekst met een gat overbleef. Dat soort fragmenten komen nu meer en meer in het zicht van de boekwetenschap.
Een tijdje geleden is zo een deel teruggevonden van het Nibelungenlied, maar ik geloof niet dat het heeft geleid tot spectaculair nieuw inzicht in die tekst. Dat is ook niet waarom dit soort onderzoek interessant is. Het gaat meer om begrip van het boek als materieel object dan als tekst. Je moet het dus niet zien als de basisdata waarop onze kennis van de antieke of middeleeuwse literatuur is gebaseerd.

En wat lag er een leuk spul! Ik zag een bladzijde uit een zestiende-eeuwse heiligenkalender, mooi geschreven bladzijden zonder miniatuur, een deel uit een koorboek met gregoriaanse muziek, een tabel voor het berekenen van de paasdatum, een pagina van Rashi’s commentaar op de Wet en dertien strookjes die samen een pagina vormden van een grammaticaboek. En er was een afbeelding van een zwemmende Waterman uit een gebedsboek. Die ziet u hierboven. De namen onder het zwemmertje zijn de heiligen van februari. Hier is Valentijnsdag:
Maar wat zou er nog meer staan? Het zijn heldere letters maar ik kom er niet uit.
Kortom, er is veel te zien in die kleine expositie. Allemaal afkomstig uit de afdeling bijzondere collecties van de Radbouduniversiteit en allemaal even intrigerend.
Tot slot
Met “Moving Stories” wilde het Valkhof aanhaken bij wat momenteel in het nieuws komt. Dat is goed bedoeld maar eigenlijk ook problematisch. Wetenschap streeft immers naar intersubjectieve kennis: conclusies die u kunt beamen ongeacht waar u woont, wie u bent en wanneer u leeft. Door aansluiting te zoeken bij een veelbesproken thema, maakte “Moving Stories” de verworven inzichten ondergeschikt aan de waan van de dag. Oudheidkundigen doen dat vaker, met als gevolg dat ze inmiddels een reputatie hebben dat ze hooguit leuke aanvullingen leveren bij een door anderen bepaalde actualiteit.
Het is beter uit te gaan van je eigen wetenschappelijke inzicht, je eigen verhaal, je eigen sterkte. De tentoonstelling over Herwen “Verspreide fragmenten” lieten de Romeinse tijd en de boekwetenschap wat meer zichzelf zijn en het resultaat is daardoor duurzamer. “Verspreide fragmenten” is nog tot 30 september in museum Het Valkhof in Nijmegen.
Valentini . Vitat . feliciit. Zen .
Van Binsbergen is antropoloog. Die zou de lacunes in Moving Stories moeten hebben herkend, maar is niet de eerste om over de oudheid te oordelen. Daarvoor is ze niet gekwalificeerd.
Ter Borg studeerde Slavische talen en is ook niet gekwalificeerd.
Je hoeft namelijk niets te weten om over de oudheid te oordelen.
Er zijn inderdaad nogal wat ondeskundige deskundigen die, als het over de Oudheid gaat, recensies schrijven.
Maar ik denk dat nog iets speelt: dat het museum heeft gekozen voor het “ook in de Oudheid hadden ze…”-frame om de relevantie van de Oudheid te illustreren. Denk aan “ook in de Oudheid hadden ze epidemieën” van twee jaar geleden. Nogal wat mensen denken dat het voldoende is te dansen naar andermans actualiteit.
En wat er in dit geval nog bij komt is dat het onderwerp migratie ook politiek nogal beladen is en dan begeef je je wel op glad ijs.
Elke vergelijking tussen toen en nu is een uitnodiging het heden op een bepaalde manier te bekijken. Dat is inderdaad politiek.
Er is een heilige Zeno van Rome, die onder Diocletianus de marteldood is gestorven. Hij heeft zijn feestdag ook op 14 februari. Dat zou het laatste woord kunnen verklaren.
Ja, dat klinkt plausibel.
Ik was te snel met mijn reactie: 14 februari is de dag van vier heiligen, Valentinus, Vitalis, Felicula en Zeno. Dat moeten de namen zijn die met de nodige afkortingen op jouw foto voorkomen.
Ik heb deze informatie uit de volgende publicatie:
https://archive.org/details/romanmartyrology00cathuoft/page/46/mode/2up
Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik van Vitalis, Felicula en Zeno nog nooit gehoord had.
Er is een beroemde San Zenokerk in Verona,
https://www.chieseverona.it/it
Dit soort reacties, die heb ik nou graag. Dank je wel!
Ik ook. Ik ben daar geweest en heb er totaal niet aan gedacht om die kerk met het bovenstaande stukje in verband te brengen.