
[Derde deel van een achttiendelige reeks over de slag bij Issos (6 november 333 v.Chr.), waarin de Macedonische koning Alexander de Grote de Perzische heerser Darius III versloeg en de ondergang van het Achaimenidische Rijk inluidde. Het eerste deel was hier.]
Alexander beschouwde de simpele inname van de Cilicische Poort, waarover ik gisteren blogde, later als een van de grootste meevallers uit zijn carrière. De verklaring was echter eenvoudig: de Perzen hadden de bergpas ontruimd. Aan de andere kant van het Taurusgebergte was de satraap (onderkoning) van Cilicië een val voor hem aan het opzetten. Alexanders biograaf Curtius Rufus schrijft:
De satraap verwoestte Cilicië te vuur en te zwaard om het voor de vijand tot een woestenij te maken. Hij vernietigde alles wat bruikbaar was om het gebied dat hij niet kon verdedigen onvruchtbaar en kaal achter te laten. (Geschiedenis van Alexander 4.3; vert. Daan Stoffelsen)
De verschroeide aarde: als de Macedoniërs de Taurus overstaken en in de gecreëerde woestenij terechtkwamen, zouden ze moeten terugkeren en omkomen van de honger, want tussen de Koninklijke Weg en de Cilicische Poort hadden ze in de voorafgaande weken ál het voedsel dat te vinden was opgemaakt. Uiteindelijk klapte de val niet dicht omdat de Macedoniërs eerder dan verwacht aankwamen bij de Cilicische Poort. De Perzen onvoldoende tijd hadden om alle voorraden te vernietigen.
Judaspoort
De Cilicische Poort was slechts de eerste van drie hindernissen. Het einddoel van de operatie was de hoofdstad van Cilicië, Tarsos, waar een voedseldepot was. Het probleem was dat de Macedoniërs, als ze het rivierdal achter de Cilicische Poort zouden volgen, vér ten oosten van Tarsos uitkwamen. Er bestond een kortere route door een ander dal. De bovenloop van de Kydnos was in het holst van de nacht echter lastig te vinden.
Op een of andere manier slaagden de Macedoniërs er desondanks in deze hindernis te nemen. Vervolgens marcheerden ze zo goed en zo kwaad als dat ging door de oneffen bedding van de vrijwel droge rivier de Kydnos. Die lag weliswaar vol scherpe stenen, maar stroomde wel naar Tarsos. De mannen trokken dus verder door een smal, dichtbegroeid ravijn – de Kruisvaarders zouden het de Judaspoort noemen. De Macedoniërs zullen elk moment hebben gevreesd in een hinderlaag te lopen. In feite was de tocht door dit dal, die onze bronnen nauwelijks vermelden, een gevaarlijker hindernis dan het forceren van de Cilicische Poort.
Tarsos
Toen de Perzen vernamen dat Alexander in aantocht was, begrepen ze dat ze snel de stad in brand moesten steken. De Macedoniërs rukten echter bliksemsnel op en wisten de ondergang van Tarsos te voorkomen. Meteen stuurde Alexander zijn rechterhand, generaal Parmenion, naar het oosten van Cilicië, opdat ook daar de vruchtbare, slechts hier en daar door heuvels onderbroken kustvlakte niet zou worden gebrandschat. Bovendien moest Parmenion een uitgangspositie verwerven voor óf de tocht naar Fenicië óf een treffen met het leger van koning Darius, waarvan mocht worden aangenomen dat het aanstaande was.
[Wordt morgenochtend vervolgd]
Alexander als spannend jongensboek, met slimme snelheid op weg naar succes.
Dat, en onschuldige schuldige landschappen (Armando)