De mijnen van Laurion

Een van de groeven van Laurion

Oude Grieken, economie en technologie. Over deze drie-eenheid waren historici lange tijd kort en duidelijk: daar hoefden ze niet veel aandacht aan te besteden, want van door technologie gedreven economische groei was niet of nauwelijks sprake geweest. Dat beeld is intussen bijgesteld, omdat men de economie in de Griekse Oudheid niet meer met die van moderne naties vergelijkt maar in zijn eigen context bestudeert. En dan kan men constateren dat bijvoorbeeld de lier, de katrol en de borgvertanding, die de basis vormden voor een kraan, Griekse technologische vindingen waren met economische gevolgen.

Tot nu toe had archeologisch onderzoek geen rol gespeeld bij de studie van de economische impact van technologische ontwikkeling in het antieke Griekenland. Een recent Belgisch proefschrift over de Laurion-zilvermijnen heeft daarin verandering gebracht.

Laurion

De Laurion strekt zich in het zuidoosten van Attika uit over een terrein van tweehonderd vierkante kilometer. Het heuvelachtige gebied is rijk aan ijzererts. Opgravingen hebben duidelijk gemaakt dat er al in de Vroege Bronstijd (3000-2000 v.Chr.) ijzererts is gewonnen. Via een valleiweg en natuurlijke havens aan de kust was de Laurion zowel over land als zee makkelijk bereikbaar. Het gebied lag ook nog eens dichtbij Athene, op ruim vijfenveertig kilometer. Alle reden om aan te nemen dat Athene vanaf de zesde eeuw, toen onder tyran Peisistratos de eerste munten werden geslagen, de grondstof voor die munten uit de nabije Laurion haalde.

Dat was dus niet het geval, blijkt uit het in 2014 verschenen proefschrift van Kim Van Liefferinge van de Universiteit Gent. Uit analyse van zesde-eeuwse zilveren munten blijkt dat Athene zijn grondstoffen zocht in mijnen die bijna achthonderd kilometer verder lagen, in Thracië.

Dat had alles te maken met het feit dat de ijzererts in de Laurion gemiddeld maar weinig zilver bevatte. Als het percentage meer dan dertig is, is de winning van zilver eenvoudig: de eerste fase bestaat  uit de winning van de ijzererts en vervolgens worden in hete ovens de metalen van elkaar gescheiden. In de Laurion ligt het gemiddelde echter op vijftien tot twintig procent. Dat betekende dat arbeiders de ertsen eerst moesten reinigen in waterbaden. Daarvoor waren grote hoeveelheden water nodig en die waren er van nature niet in de Laurion.

Exploitatie

Pas na 515 v.Chr. zijn de Atheners de mijnen in de Laurion op grote schaal gaan ontginnen, blijkt uit analyse van Atheense uil-munten uit die periode. Dat had waarschijnlijk te maken met het feit dat Thracië rond die tijd onder het gezag kwam van de Perzische koning Darius en de Atheners op zoek moesten naar alternatieven.

Begin vijfde eeuw stuitten de Atheners in de Laurion, in de mijnen bij het antieke Maroneia (Aghios Konstantinos), op zeer rijke lagen. Ze lagen echter wel diep, waardoor soms honderd  meter diepe schachten gegraven moesten worden. De vondst en de winning door talloze slaven had een kettingreactie tot gevolg: er was genoeg zilver en dus genoeg geld om – op aanraden van Themistokles – een grote vloot te bouwen, die het op zijn beurt mogelijk maakte om de Perzen in 480 bij Salamis te verslaan, waardoor Athene de macht en het vermogen kreeg om uit te groeien tot de belangrijkste Griekse stadstaat.

Tekst en archeologie

De beschrijving van deze ontwikkeling is vooral gebaseerd op literaire bronnen. Van Liefferinge laat in haar proefschrift zien dat ook archeologie een belangrijke bijdrage kan leveren aan inzicht in technologische ontwikkelingen in antiek Griekenland.

Een mijnwerker en een opzichter (Agoramuseum, Athene)

Archeologen hebben in de Laurion al meer dan tweehonderdvijftig ergasteria ontdekt, werkplaatsen waar men erts zuiverde. Liefferinge laat zien dat er een ontwikkeling in die werkplaatsen is te zien en dat die te kenschetsen is als technologische ontwikkeling. In de vroege fase werden bassins en waterkanalen gewoon in de rotsen uitgehakt; de werkplaatsen lagen in een lange strook dicht naast elkaar langs een seizoensgebonden riviertje. In de vierde eeuw, toen de productie in de Laurion zijn hoogtepunt kende, was de organisatie van de werkplaatsen veranderd: ze lagen niet meer naast elkaar, maar waren gebouwd als aparte, op zich zelf staande infrastructuren die bestonden uit een of meer wasplaatsen en cisternes, opslagruimten, kamers voor het malen van ertsen en leefruimten. Van Liefferinge ziet hierin een overgang van publieke naar private uitbating, die gepaard ging met investeringen en risicomanagement.

Deze ontwikkeling is in gang gezet door de ontwikkeling van hydraulische mortel, die het mogelijk maakte om ergens water in een waterdichte cisterne en dus onafhankelijk van een seizoensgebonden rivier op te kunnen slaan.

Kengetallen

Economische groei was in de antieke Griekse wereld vaak een kwestie van eenvoudig meer werkkrachten op een groter stuk land inzetten. Van Liefferinges onderzoek van de exploitatie van de zilvermijnen in de Laurion laat zien dat er ook sprake was van een grotere productiviteit. In de Laurion is naar schatting bijna 1,5 miljoen ton lood en 3,5 miljoen kilo zilver geproduceerd. Ter vergelijking: Griekse en Franse mijnbedrijven hebben tussen 1865 en 1977 in hetzelfde gebied in totaal 860.000 ton lood geproduceerd.

[Een gastbijdrage van archeologiejournalist Theo Toebosch. Dit stukje verscheen oorspronkelijk op zijn eigen, helaas ter ziele gegane blog maar was aardig genoeg om te bewaren.] 

Literatuur

Kim Van Liefferinge, Technological change in the Laurion silver mining area during the fifth and fourth centuries BC. An archaeological contribution to the study of the Athenian economy (2014)

Deel dit:

5 gedachtes over “De mijnen van Laurion

  1. FrankB

    Om nog een andere reden vind ik het merkwaardig dat oudheidkundigen de economie hebben genegeerd. Economische groei is geen vereiste voor studie van economie. Hoeveel ik ook heb aan te merken op deze tak van wetenschap, zonder studie ervan zal men een samenleving nooit begrijpen.

    https://wetenschap.infonu.nl/economie/43305-de-economische-wetenschap.html

    Dit is onverkort van toepassing op Antieke samenlevingen. Ook in de Griekse steden werkte monetaire inflatie hetzelfde als in Duitsland rond 1923, om maar eens wat te noemen. Kortom, ik ben verbaasd.

  2. Ben Spaans

    Had Peisistratos zelf niet een mijn in Thracië of daar vlakbij weten te bemachtigen?

    IJzererts winning in de vroege bronstijd – misschien moet dit wat nader toegelicht worden? (want waarom duurde het toch nog zo lang voor ijzer wijdverbreid werd?).

    1. IJzer is een onhandig metaal. Brons is beter. Dus het werd wel gewonnen in de Bronstijd, maar het was inferieur. Na het wegvallen van de handelsnetwerken om tin te bemachtigen, rond 1200 v.Chr., schakelde men over op ijzer omdat het het enige alternatief was. Het duurde tot 800 of 600 voor men in staat was ijzer echt goed te bewerken.

      Althans, zo denk ik dat het is.

Reacties zijn gesloten.