
De moskee van Kairouan is bekender, maar de grote ronde waterreservoirs van de oude Tunesische stad zijn minstens even interessant. Niet voor niets noemden Arabische reizigers Kairouan weleens de “cisternenstad”. Er waren ooit meer bassins, maar tegenwoordig resteren er slechts twee, elk geflankeerd door een kleine tank. Men rekent de bassins wel tot de belangrijkste waterbouwkundige werken uit de Arabische wereld en dat maakt ze meteen tot belangrijke Arabische cultuuruitingen. Water was immers niet alleen nodig om te drinken, maar ook voor irrigatie, voor badhuizen en voor religieuze handelingen. Er was vrijwel geen aspect van het dagelijks leven waarbij water niet was verondersteld.
Even wat feiten. Het water was afkomstig uit de zijrivieren van de Merguellil-rivier, aangevuld met regenwater, en stroomde door kanalen naar de kleine tanks. Daar kwam het tot stilstand, zodat modder en vuil konden bezinken. Na verloop van tijd vloeide het gezuiverde water naar de grote bassins. De wanden daarvan zijn gemaakt van oud puin dat is voorzien van een waterdichte laag. Zeg maar een coating. Een van de twee grote bassins had een inhoud zo’n 57.000 kubieke meter en is rond 860 na Chr. aangelegd door Khalaf al-Fata, een vrijgelatene van emir Abu Ibrahim Ahmad.
Nederlands onderzoek
Dat is eigenlijk alles wat ik erover heb kunnen vinden. Ik zag twee grote bassins en weet niet eens welke daarvan door Khalaf al-Fata is aangelegd. Als toerist word je een beetje in het ongewisse gelaten. Ik twijfel er niet aan dat er ergens een belangwekkende publicatie bestaat in een belangwekkend tijdschrift dat verborgen ligt achter een betaalmuur, maar ik heb geen zin dat uit te zoeken. Temeer omdat er recente Nederlandse literatuur is over vergelijkbare waterwerken in Irak.
De Nijmeegse historica Maaike van Berkel publiceerde in 2019 in het themanummer “De stad” van het tijdschrift Zemzem een artikel over waterbeheer in Bagdad. Ze attendeert erop dat onderzoekers al sinds de dagen van Max Weber de oosterse steden plegen te typeren als los georganiseerd, wat dan zou verklaren waarom die steden, anders dan de West-Europese, zouden stagneren. Dat staat haaks op het simpele feit dat steden als Bagdad, Basra, Damascus en Cairo tienduizenden, honderdduizenden bewoners van water konden blijven voorzien. Dan gaat er toch iets goed.
Van Berkel oppert dat de afwezigheid van een centrale organisatie niet per se een zwakte is. Sterker nog, juist het feit dat allerlei systemen naast elkaar bestonden (aquaducten, kanaaltjes, cisternen van particulieren en koningen, kleine en grote buurtfonteinen, waterdragers met muildieren) zou weleens kunnen verklaren waarom de steden talloze financiële en politieke crises doorstonden. Een centraal georganiseerd systeem zou de steden kwetsbaar hebben gemaakt. Het feit dat we nooit lezen over watertekort in Bagdad, suggereert dat de verschillende waterbeheerssystemen afdoende waren om een half miljoen mensen te laven. Wellicht vormden de waterbassins in Kairouan deel van een even gevarieerd systeem.
Vrijgelatenen en vrijgevigheid
Van Berkels collega Josephine van den Bent was zo aardig me uit een nog te verschijnen publicatie een hoofdstuk te sturen over de rol van liefdadigheid bij de watervoorziening van Bagdad. Van den Bent beschrijft twee uit filantropische overwegingen aangelegde waterwerken.
Het eerste daarvan staat bekend als het Bassin van Zalzal. De naamgever was een spreekwoordelijk beroemde luitspeler, die weliswaar afkomstig was uit een eenvoudige familie in Kufa maar die het schopte tot een van de voornaamste hovelingen van kalief Haroen ar-Rasjid, dus rond 800 na Chr. Het tweede waterwerk staat bekend als het Reservoir van Haylana. Haar identiteit is niet helemaal duidelijk: misschien was ze een hoveling van kalief Al-Mansur of, een generatie later, een slavin van Haroen ar-Rasjid. Als dat laatste waar is, duidt dat niet per se op een nederige positie; een slavin kon voorname taken vervullen.
De crux is nu dat Zalzal en Haylana (wie zij ook was) allebei sociale stijgers waren. Vroomheid zal zeker een rol hebben gespeeld bij hun besluit Bagdad van waterwerken te voorzien, maar hun mecenaat kon hun nieuwe sociale positie versterken. Zo bezien is het geen toeval dat de waterbassins in Kairouan zijn aangelegd door de vrijgelatene Khalaf al-Fata: ook een sociale stijger.
De Arabische wereld
Ik weet het, het is wat curieus om een stukje over Kairouan te vervolgen met observaties over Bagdad, dat 4000 kilometer verderop ligt. Van de andere kant: de Arabische wereld deelde in de negende eeuw niet alleen een taal, maar ook een elite met dezelfde godsdienst. Een elite die bovendien makkelijker dan ooit kon communiceren doordat het papier inmiddels gangbaar was geworden. De carrières van Arabische geleerden uit de Middeleeuwen tonen hoe mobiel ze waren en impliceren dat ook ideeën mobiel waren. Ideeën over vrijgevigheid als middel om een verworven positie te versterken, kunnen heel goed 4000 kilometer hebben afgelegd. Er zijn bovendien aanwijzingen dat juist waterbouwkundigen internationaal waren ingesteld. Van het negende-eeuwse Samarra (u weet wel, van de spiraalminaret) is bekend dat men bij de aanleg van waterwerken specialisten uitnodigde uit het hele kalifaat.
Wat ik echter vooral wil zeggen: zo belangrijk als water is, zo interessant is het onderzoek, en je zou er als toerist wat meer over willen vernemen. En o ja, morgen zijn waterschapsverkiezingen.
Terechte terugblik naar historisch waterbeheer gezien de komende waterschapsverkiezingen.
Voldoende Schoon drinkwater is overal en altijd een levensnoodzaak.
Mooi blog
Vriendelijke groet,
” plegen te typeren als los georganiseerd”
Oef, hier maakte Weber een fout die zelfs 19e eeuwers gemakkelijk hadden kunnen herkennen. Europese landen hadden een groot deel van de wereld gekoloniseerd – en Europa was eeuwenlang minder dan los georganiseerd.
Bedenk dat het bedoeld is als een ideaaltype, een karikatuur dus dat bij de analyse behulpzaam is.
https://mainzerbeobachter.com/2016/01/19/begrippen/