Diffusie en acculturatie

Een voorbeeld van diffusie: keizer Galerius met een Germaanse mantelspeld (Archeologisch museum, Thessaloniki)

Grosso modo zijn alle mensen hetzelfde. Dezelfde zintuigen, dezelfde hersenen, ruim een half dozijn identieke basisemoties. We kunnen de evident bestaande culturele verschillen dus nauwelijks verklaren vanuit onze biologie. Maar hoe dan wel?

De verklaring van verschil

Het oudste antwoord: degeneratie. De mensheid had zich over de aarde verspreid vanuit de Hof van Eden en de mensen waren gaandeweg minder oud, minder slim en minder vaardig geworden. Daarom gebruikten de mensen die het verst van Eden woonden, in Tasmanië of op Vuurland bijvoorbeeld, stenen instrumenten. Ze waren de metaalbewerking verleerd.

Het op een na oudste antwoord: evolutie. De mensheid was begonnen als aaseter en had zich via de stadia van wildheid en barbarij opgewerkt tot beschaving. Als mensen verschillend leefden, kwam het doordat ze zich bevonden op verschillende evolutionaire niveaus. Ik blogde al eens over auteurs als De Condorcet, die hardop dachten over de verdere verbetering van de samenleving. Vanzelfsprekend was dit vroege evolutionisme een eurocentrische benadering, maar in de achttiende eeuw, toen Europeanen driekwart van de planeet beheersten, was het wel een béétje begrijpelijk dat men zichzelf beschouwde als eerste op de weg richting heilstaat. Uiteraard bleven er ook biologische (lees: racistische) verklaringen, maar grosso modo bleef het evolutionisme gedurende de negentiende eeuw het dominante denkmodel.

Adaptatie, acculturatie en diffusie

Ik schreef zojuist dat als mensen verschillend leefden, het kwam doordat ze zich op verschillende evolutionaire niveaus bevonden. Maar dan zou je toch verwachten dat alle mensen die zich op een bepaald niveau bevonden overal hetzelfde leefden. De Steentijdsamenlevingen van Tasmanië en Vuurland zouden identiek moeten zijn, en dat bleek natuurlijk niet waar. Zoals ook de Kelten, Germanen en Thraciërs uiteenlopende leefwijzen hadden. Er waren extra verklaringen nodig.

De eerste lag voor de hand: adaptatie. De antieke Chauken leefden langs de Waddenzee en pasten zich daaraan aan door op terpen en wierden te gaan wonen, wat de Eburonen in Limburg nooit hebben gedaan. De Thraciërs hadden goudmijnen en de Germanen hadden die niet, dus je kon verschillen verwachten in de uiterlijke vormen.

Een tweede verklaring was acculturatie. Dit is per definitie dat gedragingen veranderen door langdurig contact tussen twee samenlevingen. Een simpel voorbeeld is dat de Germaanse bewoners van de Veluwe hun levenswijze aanpasten aan de aanwezigheid van de Romeinen: men begon op steeds grotere schaal voor de export ijzer te produceren. Maar je kunt ook denken aan het overnemen van woorden (het Frankisch heeft Latijnse leenwoorden), gewoontes, voedsel of kennis.

Hiermee verwant – of misschien: overlappend – is diffusie. Dit is niet zozeer het veranderen van gedragingen als wel het overnemen van concrete zaken, zoals de Romein die besluit een Germaanse mantelspeld te gaan gebruiken. Het is dus bepaald niet zo dat samenlevingen die laag op de evolutionele ladder staan, alleen maar overnemen van verder gevorderde samenlevingen. De Romeinen waren volgens de evolutionisten al verder dan de Kelten, maar namen allerlei zaken over van hun noorderburen.

Migratie en hyperdiffusie

De snelheid waarmee cultuuruitingen zich verspreiden is uiteraard afhankelijk van allerlei factoren:

  • de afstand tussen twee samenlevingen,
  • de frequentie van het contact,
  • het belang of de bruikbaarheid van de cultuuruiting.

De efficiëntste manier is vanzelfsprekend om afstand te reduceren tot nul en de frequentie op te voeren tot 100%. Anders gezegd, de twee samenlevingen te laten samenvallen. Migratie dus.

Lange tijd hebben antropologen en archeologen dus aangenomen dat alles door migratie te verklaren was. Daar is men om een veelheid aan redenen op terug gekomen, maar de laatste jaren beweegt de slinger (door de DNA-revolutie) weer de andere kant op. En bedenk hierbij: we kunnen de verspreiding van de materiële cultuur herkennen in het bodemarchief, maar tegelijkertijd verspreidden ook ideeën zich. De DNA-revolutie heeft vérstrekkende gevolgen voor de interpretatie van culturen, het is in de kern een hermeneutische revolutie.

Tot slot attendeer ik op hyperdiffusie: de theorie dat werkelijk élke cultuuruiting is verspreid door diffusie. Dat is, zoals zo veel ideeën die tot het extreme worden uitgewerkt, kwakgeschiedenis. Ik blogde er eerder over en rond af met de constatering dat evolutie, adaptatie, acculturatie, diffusie en migratie een negentiende-eeuws cultuurconcept veronderstellen. Cultuur als patchwork. De opkomst van het functionalisme leidde tot verbetering, maar dat maakte de vandaag behandelde begrippen uiteraard niet overbodig.

[De oudheidkundige wetenschappen zijn in de eerste plaats wetenschappen. Een overzicht van vergelijkbare stukjes is daar.]

Deel dit:

17 gedachtes over “Diffusie en acculturatie

  1. FrankB

    “Het op een na oudste antwoord: evolutie.”
    Het is hoogstwaarschijnlijk overbodig, gegeven het niveau van de reaguurders hier. Toch wil ik het even zeggen: dit antwoord heeft niets te maken met de evolutietheorie. Die stelt juist: “Grosso modo zijn alle mensen hetzelfde”, want weinig genetische variatie. Bovendien zijn “hoog”, “laag” en “verder” betekenisloze begrippen in combinatie met evolutie. Wat telt is “beter aangepast aan de omstandigheden”, dus de evolutietheorie kunnen we er alleen maar bij halen als we het over adaptatie hebben.

  2. Huibert Schijf

    Alle mensen kunnen zich met elkaar voortplanten. Dat lijkt me centraal te staan. Weliswaar zijn er praktische en sociaal-culturele redenen voor dat dat misschien niet altijd gewbeurt. Ik heb nog nooit gehoord van een Eskimoman die een kind verwekt bij een Bosjesmanvouw. Diffusie verloopt via migratie. Zeker. Maar de bijdrage van nomadische volkeren wordt zo onderbelicht. Zie daarvooor Anthony Sattinn in zijn Nomads. Hij overdrijft misschien weer een beetje. “De opkomst van het functionalisme leidde tot verbetering, maar dat maakte de vandaag behandelde begrippen uiteraard niet overbodig.” Als socioloog vind ik de eerste helft van de zin moeilijk te plaatsen. Ik heb altijd al een hekel aan dat functionalisme gehad. Met de tweede helft ben ik het natuurlijk eens.

    1. Het functionalisme introduceerde voor het eerst een doordacht cultuurconcept dat met de “linguistic turn” werd aangepast. Het was een verbetering ten opzichte van het eerdere idee, dat cultuur een samenstel was van ongedifferentieerd nevengeschikte losse elementen. Structuurloos. Als je een culturele continuïteit wil demonstreren (wat voor mijn vak niet geheel zonder belang is, omdat academici hun relevantie er weleens mee willen beargumenteren) zul je echter het voortbestaan van bepaalde structuren en functies moeten demonstreren. In die zin was het functionalisme voor de oudheidkunde een sprong vooruit.

      Ik voeg toe dat de gemiddelde student klassieke talen of geschiedenis hier moeite mee houdt. Er is nogal wat simsalabimsociologie. Ik zal geen namen noemen omdat ik een goed humeur heb.

  3. Huibert Schijf

    “De DNA-revolutie heeft vérstrekkende gevolgen voor de interpretatie van culturen, het is in de kern een hermeneutische revolutie.” Dat ga ik niet tegenspreken. Maar wat nog meer nodig is een theorie die aangeeft welke woorden door wie worden overgenomen. Dat zal met de maatschappelijke status van de migrant samenhangen. Er wonen in Nederland tamelijk veel mensen van Turkse afkomst, maar zoveel Turkse woorden zijn niet opgenomen in het Nederlands. Het meest bekende Turkse woord in continentaal Europa is kiosk. Maar dat woord is al in de negerntiende eeuw in gebruik gekomen toen er nog nauwelijks Turkse migratie was.

      1. Huibert Schijf

        Doekoe is een Surinaams woord. Daar zijn er veel meer van. Surinaamse migranten spraken bovendien als Nederlands. Ik gebruik zelf weleens het woord dissen. Maar je heb een punt: in straattaal ben ik weinig thuis. Dat is een generatieprobleem.

        1. FrankB

          Nee, doekoe is Papiamentu. Surinaams, ie Sranan is moni, paysa of zelfs njan (dat eigenlijk eten betekent).

    1. Gert M. Knepper

      …en zelfs ‘kiosk’ (in de betekenis ‘krantenhuisje’) kunnen we doorstrepen als directe ontlening aan het Turks. Het Nederlands haalde het woord uit het Frans, dat het uit het Italiaans had gehaald; het Italiaans had het inderdaad uit het Turks, maar de Turken hadden het weer uit het Perzisch geleend.

      1. Huibert Schijf

        Bedankt voor de aanvulling en correctie. Daar hou ik van. Dat van dat Perzisch wist ik wel. Maar in een recent Nederlandse boek over kiosken wordt zonder omhaal naar het Turkse woord gewezen. Helemaal fout dus.

  4. Frits Selier

    Wel een beetje schools en ouderwets overzicht van cultureel-antropologische theorieën. Voor diffusie is migratie maar een van de vele middelen. Verspreiding van cultuur kenmerken vindt vooral plaats via ‘memes’ (zie Richard Dawkins) en mode bijvoorbeeld. Vroeger ging dat vaak via pioniers, netwerken en uxorilocaliteit.

    1. Jort Maas

      Ik wilde dit punt net gaan maken. Maar in verdediging van dit boogstukje: veel archeologen en historici hebben geen kaas gegeten van culturele evolutie.

    2. Klaas Krab

      Heel fijn, weer een nieuw woord toegevoegd aan mijn uiteenvallend geheugen: “uxorilocaliteit”. Laat ik nou net een schrijnend voorbeeld daarvan op TV gezien hebben (reportage Jelle Brand Corstius uit Oezbekistan 🙂

Reacties zijn gesloten.