Domitianus (35): Dominus et deus

Genius (Capitolijnse Musea, Rome)

Aan het einde van zijn leven had Alexander de Grote verklaard dat hij een god op aarde was. Sindsdien was verering vrij standaard bij de koningen van het Ptolemaïsche Egypte, waar men niet alleen op Alexander maar ook op een faraonische traditie teruggreep. Ook in het Seleukidische Rijk bestond een heersercultus. In het Romeinse Rijk lag het moeilijker. Men vereerde echter overleden, vergoddelijkte keizers en ook de genius (levenskracht, persoonlijke beschermgod) van de regerende vorst. Dat gebeurde op ’s keizers verjaardag en op de dag van zijn troonsbestijging.

Het beeld hierboven toont zo’n genius. Het komt uit de Capitolijnse Musea in Rome maar is nu op de expositie over keizer Domitianus in het RMO in Leiden. Domitianus had zich al eerder betoond als een nieuwe Meleager en liet, zoals gebruikelijk, zijn genius vereren.

Dominus et deus

Allemaal niets bijzonders, maar hij ging een stap verder. Bij zijn zelfpresentatie speelde niet een rol dat hij een zoon was van de vergoddelijkte Vespasianus (filius divi Vespasiani), hij wilde zelf worden aangesproken als god (deus). Volgens de Grieks-Romeinse geschiedschrijver Cassius Dio gaven slaafse onderdanen zoveel eerbewijzen aan Domitianus, dat de hele wereld, althans voor zover door de Romeinen beheerst, leek te zijn gevuld met portretbustes en standbeelden van goud en zilver. Domitianus

Lees verder “Domitianus (35): Dominus et deus”

Domitianus en de joden

Domitianus (Kunsthistorisch museum, Boedapest)

Ik had het vorige week over de rol van keizer Domitianus (r.81-96) bij het schisma tussen christendom en rabbijns jodendom. Het beleid, zo wilde ik aannemelijk maken, was gericht op geforceerde integratie van de Joden in het Romeinse Rijk. Doordat de gelden voor de tempel in Jeruzalem voortaan ten goede kwamen aan de Jupitertempel in Rome, moesten joden de Romeinse oppergod gelijkstellen aan de hunne.

De maatregel was grievend en was vermoedelijk ook zo bedoeld. Er is althans een parallel voor die dat suggereert: Domitianus sloeg nog in het jaar 93 munten van het type Judaea Capta, dat de overwinning op de Joden herdacht. Een kleine kwart eeuw na de gebeurtenissen is dat alleen uit te leggen als trap na. Dat joden het ook zo hebben uitgelegd, is gedocumenteerd in de rabbijnse literatuur. De tekst die bekendstaat als Deuteronomium Rabbah schuift Domitianus het voornemen in de schoenen Rome te ontdoen van Joodse bewoners.

Lees verder “Domitianus en de joden”