De slag bij Ipsos

Seleukos I Nikator (Metropolitan Museum, New York)

Het handboek waarover ik op donderdag blog, Een kennismaking met de oude wereld van Luuk de Blois en Bert van der Spek, verwijst één keer naar de slag bij Ipsos. Na de dood van Alexander de Grote was de opvolgingsstrijd uitgebarsten en zijn dynastie uitgemoord. Antigonos Eénoog en diens zoon Demetrios de Stedendwinger lijken – “lijken”, want we weten het niet zeker – te streven naar de alleenheerschappij.

In 301 werd Antigonos bij Ipsos in Klein-Azië verslagen door een coalitie met onder anderen Seleukos, terwijl Ptolemaios “meehielp” door Palestina en Zuid-Syrië te bezetten. Antigonos sneuvelde op eenentachtigjarige leeftijd.

Meer is in een handboek ook niet nodig, maar er valt wel iets méér over te vertellen. Om te beginnen dat Seleukos niet bepaald gelukkig was met Ptolemaios’ “hulp”. Ptolemaios beheerste nu wat Seleukos meende dat hem rechtens toekwam. Seleukos zei geen oorlog te willen voeren met Ptolemaios, die hem ooit had geholpen, dus hij verdaagde het onvermijdelijke conflict tot de volgende generatie. De toen uitgebroken reeks conflicten staat bekend als de Syrische Oorlogen. Of Seleukos’ verwijzing naar Ptolemaios’ eerdere verdiensten de feitelijke reden was, of slechts een smoes, valt niet langer uit te maken.

Lees verder “De slag bij Ipsos”

Baktrië en Afghanistan

Kampyr Tepe, zuidelijke stadspoort

Er was – en in zekere zin: is – een zekere urgentie achter Into the Land of Bones, waarin de Amerikaanse oudhistoricus Frank Holt de campagnes behandelde van Alexander de Grote in Baktrië (noord-Afghanistan en zuid-Oezbekistan) en in Sogdië (de rest van Oezbekistan). Die urgentie had alles met zijn Amerikaanse achtergrond te maken: de Amerikanen waren op het moment waarop het boek verscheen, 2005, militair aanwezig in Afghanistan en hoewel ze vochten met “ervaring, toewijding, eer, en moed” hadden ze “de geschiedenis simpelweg niet aan hun kant”.

Holt wilde zijn landgenoten waarschuwen. Met recht en reden. Oorlog in Centraal-Azië is één van de weinige punten waar de oude geschiedenis lessen biedt voor onze eigen tijd.

Lees verder “Baktrië en Afghanistan”

Alexander de plunderaar

Alexander de Grote (Bode-Museum, Berlijn)

Het zou misleidend zijn als ik zei dat de Texaanse oudheidkundige Frank Holt een van de boeiendste auteurs is over de Oudheid. Veel alternatieven zijn er namelijk niet: Holt is een van de weinigen die nieuwe inzichten presenteert in boekvorm. Terwijl de meeste oudheidkundigen artikelen schrijven voor hun vakbroeders, vindt Holt dat geschiedenis er óók is voor het grote publiek. Dat neemt niet weg dat zijn boeken de moeite waard zijn voor leek én vakman.

In het net verschenen The Treasures of Alexander the Great neemt hij de historische mythe onder handen dat de Macedonische koning Alexander de Grote (r.336-323 v.Chr.) een “self-made man” zou zijn geweest, die bijna bankroet begon aan zijn expeditie tegen het oppermachtige Perzische Rijk. Zijn biograaf Arrianus legt de veroveraar dit in de mond:

Van mijn vader erfde ik een paar gouden en zilveren bekers en nog geen zestig talenten in de schatkist, én ongeveer vijfhonderd talenten aan schulden die Philippus had uitstaan. Daar bovenop leende ik zelf nog eens achthonderd talenten.

(Een talent was een gewicht van zo’n 26 kilo.)

Lees verder “Alexander de plunderaar”

Baktrië en zijn kenners

Lost_world_of_the_golden_king

We associëren de Griekse Oudheid doorgaans niet met Afghanistan of de Punjab. Ten onrechte, denkt de Amerikaanse onderzoeker Frank Holt, die zich al jaren bezighoudt met wat destijds “Baktrië” en “Gandara” heette. Lost World of the Golden King is zijn recentste en interessantste boek, maar anders dan zijn eerdere publicaties gaat het minder over de Oudheid dan over haar bestudering. Zo toont Holt de oudheidkundige disciplines op hun best.

Het centrale thema in de vaktheorie is het gierende informatiegebrek en de geschiedenis van de disciplines valt te lezen als een reeks pogingen deze handicap te overwinnen. Aan de geschreven bronnen werden eerst munten en inscripties toegevoegd, vervolgens etnografische vergelijkingen en kunstvoorwerpen, daarna archeologische vondsten. De vergelijkend-oorzakelijke verklaringsmodellen die de oogst vormen van de twintigste eeuw, kunnen inmiddels worden verbeterd met computersimulaties. Het datatekort dwingt de oudheidkundige van alle markten thuis te zijn.

Lees verder “Baktrië en zijn kenners”