De Limes Tripolitanus: ontstaan

De Libische halfwoestijn tussen Sebha en Germa, waar de Limes Tripolitanus zich uitstrekte.

[Dit is het tweede deel van artikel dat oorspronkelijk verscheen in het tijdschriftje dat Livius Onderwijs enige tijd uitgaf, Momentum; het eerste deel verscheen hier.]

De westerse krijgstraditie, die in de hellenistische tijd is ontstaan en nog altijd bestaat, is sterk in de verovering van herkenbare krijgsdoelen en de beveiliging van afgebakende territoria. Maar alle finesses van de belegeringsoorlog en alle discipline van de geregelde veldslag baten niets in een strijd met nomaden, die zich niet laten belegeren en veldslagen ontwijken. De legionairs stonden even machteloos tegenover de Garamanten als de Macedoniërs van Alexander tegenover de Saken of de hedendaagse coalitietroepen tegenover de Talibaan. De enige strategie waarop een westers leger mag vertrouwen is het verbreken van het contact tussen de nomadenstrijders en hun voedselleveranciers. Dat kan gebeuren door de boeren massaal over de kling te jagen (Alexander in Sogdia) of door hun een duurzaam, vreedzaam alternatief te bieden (provinciale reconstructieteams in Afghanistan). De Garamanten hadden hun winterbases echter zo diep in de woestijn dat de Romeinen deze strategie niet konden volgen.

De aanleg van een keten van beschermende forten, zoals langs de Rijn en Donau, was niet aan de orde. Die zouden moeten liggen op de grens tussen het bebouwde land en de woestijn, waar nooit voldoende graan kon worden verbouwd om de soldaten te voeden. Daarvoor moet minimaal 200 mm neerslag per jaar vallen, en dat gebeurt in Tripolitana alleen aan de kust. In eerste instantie zochten de Romeinen de oplossing daarom in de bouw van een muur, maar dat bleek onbevredigend: het belemmerde de seizoensmigratie, beroofde de boeren van hun dagloners en winsten, en ontnam de Romeinse belastingontvanger zijn inkomsten. Op een of andere wijze moest de grens open blijven.

Mijlpaal in Lepcis Magna

Al snel begonnen de Romeinen met de aanleg van wachtposten en heerbanen, zodat het snelheidsvoordeel van de nomaden althans gedeeltelijk werd gecompenseerd. Ook dit was geen ideale oplossing. Immers, dankzij deze wegen konden ook akkerbouwproducten sneller naar de markt worden gebracht. Nieuwe akkers werden ontgonnen op wat ooit graasgronden waren geweest, zodat de nomaden naar de marge werden gedrongen. En dat resulteerde in spanningen, opstandigheid, hernieuwde Romeinse interventie en de aanleg van weer nieuwe wegen. Vermoedelijk is met deze vicieuze cirkel de geschiedenis tussen 100 v.Chr. en 200 na Chr. adequaat getypeerd.

De Garamanten hadden weinig opties. Ze konden strijd leveren, maar het resultaat stond vooraf vast. Het Derde Legioen Augusta, dat de woestijngrens beveiligde, zou vroeg of laat korte metten met ze maken en de zuidelijke gebieden brandschatten. De nomaden konden ook hun noordelijke weidegronden opgeven, maar dan hadden ze geen toegang meer tot de Mediterrane markt. En ze konden zich blijvend op de nieuwe akkerbouwgronden in Tripolitana vestigen, maar dat betekende dat ze de andere Garamanten vaarwel moesten zeggen. Degenen die boer werden, lijken dat daarom met hele clans tegelijk te hebben gedaan.

Ghirza, noordelijke necropool

Voor wie eenmaal aan de Romeinse zijde van de grens was terechtgekomen, was er geen weg terug. De noordelijke necropool van Ghirza, het paradepaardje van de Libische archeologie, dateert weliswaar uit de derde eeuw, maar illustreert ook de sociale realiteit van de voorafgaande periode. Alle graven behoren aan één familie, die zich en bloc in Ghirza moet hebben gevestigd en tooide met de goed-Latijnse naam Marc(h)ius. De mausolea zijn geïnspireerd door de klassieke bouwcanon. De Marchii moeten hebben gedacht dat ze, nu ze Romein werden, dat het beste totaal konden doen. En terecht, want terugkeren naar de voorvaderlijke levenswijze was uitgesloten nu ze land bebouwden en dus hun voormalige stamgenoten hadden beroofd van weidegronden. De sociale grens was scherp.

[Wordt vervolgd]

Deel dit: