Academische zelfkritiek(loosheid)

In de war

Ik beschreef onlangs dat als je een echte artistieke mislukking wil maken, je talent nodig hebt. Het achterliggend mechanisme is dat critici geïmponeerd zwijgen in de buurt van een erkend genie, terwijl het genie vaak onvoldoende luistert naar commentaar van middelmatiger geesten. Ongehinderd door kritiek kan hij verder gaan met het produceren van een prul.

Zie ik het goed, dan gebeurt dit ook in de wetenschap. Ontsporingen duiden niet per se op kwade wil, maar hebben veelal te maken met falende kritiek. Eén van de redenen daarvoor is dat onderzoekers zelden hebben geleerd te luisteren naar commentaar. Op de lagere en middelbare school waren de latere academici die intelligentste leerlingen, die nooit fouten maakten, die zelden fouten hoefden te erkennen, en die dus de voornaamste les alleen theoretisch leerden: dat het niet erg is een fout toe te geven. Eenmaal op de universiteit komen er twee mechanismen bij die het nog lastiger maken dat de mensen hun voordeel doen van kritiek.

Het eerste is dat je alleen een wetenschappelijke carrière kunt maken door je te specialiseren – en dat is een net woord voor “je afsluiten voor informatie van buitenaf”. Zoals kritiek. Om een voorbeeld aan te halen: classici maken vaak vergelijkingen tussen toen en nu. Zo besprak ik onlangs een boek dat systematisch de oorlogvoering in de Ilias vergelijkt met die van heden ten dage. Een antropoloog, historicus of socioloog hoeft niet eens te zijn afgestudeerd om te weten dat dit niet zomaar kan. Een eerstejaars herkent dat hier sprake is van de geografische verbreding en de chronologische verlenging waarover ik ook al eerder blogde.

Ik schreef toen ook dat dit soort problemen onvermijdelijk zijn. Ze zijn het gevolg van het feit dat de grenzen van de studierichtingen zelf niet wetenschappelijk zijn: ze zijn historisch gegroeid en niet ontstaan doordat mensen zich afvroegen welke vaardigheden iemand moest bezitten om een bepaalde kwestie op te lossen. Zouden we nu een studierichting oprichten om de Oudheid te bestuderen, we zouden zeker een propedeusevak “vergelijkingstheorie” bedenken, maar dit onderdeel van de geschiedtheorie wordt momenteel niet aan classici aangeboden.

Het tweede mechanisme dat wetenschappelijke zelfkritiek belemmert, is dat academici worden betaald om de slimsten te zijn. Het toegeven van een fout kan al snel worden uitgelegd als een aanwijzing dat men ten onrechte is benoemd. Dus worden fouten minder voortvarend aangepakt dan wenselijk is.

Een voorbeeld hiervan – en opnieuw: ik heb het op deze blog al eens genoemd – is de oudhistoricus die de brandspiegels van Archimedes beschouwde als een historisch feit. Een eerstejaarsstudent had de betrokkene erop kunnen wijzen dat de anekdote niet wordt genoemd in de bronnen terwijl iedereen die onderbouw-natuurkunde heeft gehad op een bierviltje kan voorrekenen dat het wapen in principe zou kunnen werken, mits de brandspiegel nog een meter groter is dan de grootste spiegel die astronomen ooit hebben geslepen.

Je zou denken dat de betreffende vakgroep een begeleidingscommissie instelde – zoals Delft dit voorjaar deed n.a.v. de affaire-Vermeeren – maar dat is niet gebeurd. Liever dan de fout erkennen, berustte men erin dat er pseudowetenschap werd verspreid.

Zo vergroot je echter de problemen. Iedereen die natuurkunde heeft gehad tot in vier vwo (dus óók de zogenaamde “alfa’s”) kan de fout herkennen, dus de schade is al toegebracht; door een begeleidingscommissie in te stellen, verminder je die schade, en door het achterwege te laten bereik je dat mensen gaan denken dat er iets veel grondiger mis is. Terwijl de schade beperkt had kunnen blijven tot één collega, staat nu een hele studierichting onder verdenking.

Uiteraard speelt dit niet alleen in de kunst en wetenschap, maar ook in het bedrijfsleven en in de politiek. Maar in de wetenschap vind ik het erger. Wetenschappers worden betaald om, ook al zijn er wat slagen om de arm te maken, de waarheid rusteloos na te streven, met inbegrip van zelfkritiek. In theorie doen ze hun best, maar in de praktijk zijn er teveel mechanismes die dat bemoeilijken.

Deel dit:

6 gedachtes over “Academische zelfkritiek(loosheid)

  1. Henk 't Jong

    Vervolgens komen die fouten terecht in de schoolboeken, die ook al niet op de laatste ontwikkelingen worden gecontroleerd (en zeker niet door wetenschappers). Kinderen op lagere scholen en in het voortgezet onderwijs krijgen dat dus weer in hun lessen voorgeschoteld en omdat ze niet tot kritische luisteraars en lezers worden opgevoed slikken ze dat voor zoete koek en gebruiken dat als hun bagage (als ze het al niet vergeten). Een deel daarvan gaat studeren en krijgt weer die ‘feiten’ mee en is ook weer niet kritisch genoeg en gaat zich specialiseren. Ad infinitum.

  2. Ik dat juíst oudhistorici dit soort fouten maken. Ik betrap me er zelf soms ook wel eens op – discussiëren uit wat je dénkt dat je weet in plaats van wat je écht weet.

  3. Ik ben minder negatief, Jona.

    Met de duiding dat veel wetenschappers niet gewend zijn om zelfkritisch te zijn kun je het eens of oneens zijn, maar … je wilt helemaal niet daarover hoeven na te denken. Ben je het met me (om de zelfde genoemde redenen) dat wetenschappers zeer kritisch kunnen kijken naar elkaars werk?

    Dan is het enige wat moet worden opgezet (sorry, stokpaardje) een een mechanisme waarin
    -1-de wetenschappelijke keten wordt opengeknipt, en waarin
    -2- in verschillende stadia van het proces transparant is voor wetenschappers wat hun collegawetenschappers doen.

    Dus in mijn visie moeten niet de wetenschappers de waarheid rusteloos nastreven. Dat zou natuurlijk wel heel fijn zijn, maar je hebt er altijd bij die niet naar best effort werken. Daarom moet de wetenschap zo worden opgezet dat het hele veld de waarheid nastreeft.

  4. Dat ben ik met je eens, beste Marco; en je hebt er overtuigend over geblogd. Ik weet alleen niet of het in stukken knippen van het proces een oplossing is voor elke discipline. Wat overigens niet wil zeggen dat ik het met je oneens zou zijn over je uitgangspunt dat het veld, en niet de individuele onderzoeker, het focus moet zijn van de kwaliteitszorg/fraudebestrijding.

Reacties zijn gesloten.