
Momenteel ben ik voor mijn werk op Sicilië. Ik denk dat u nu jaloers bent, want u weet dat het Mediterrane eiland is gezegend met een overweldigende natuur – de Etna, de zee, de groene heuvels in het binnenland – en dat zo’n beetje iedereen die er in de geschiedenis iets toe heeft gedaan, op Sicilië is geweest. Michiel de Ruyter is hier gesneuveld, Patton vocht zich een weg van Licata via Palermo naar Messina, de Hautevilles hielden hof in Palermo en dan heb ik het nog niet gehad over de Feniciërs, Grieken, Karthagers, Romeinen, Byzantijnen en Saracenen. Het eiland heeft een verfijnde keuken, het marionettenspel is werelderfgoed en wie (zoals ik) houdt van mozaïeken, is in Sicilië in het paradijs.
Geen gebied ter wereld is geschikter om toeristen te ontvangen, te verleiden en te verrijken. Desondanks bedraagt het percentage terugkerende toeristen slechts 6%. U wijt dat aan de georganiseerde misdaad, maar zo eenvoudig is het niet. In Romeinse restaurants komt de rekening ook nooit overeen met wat u feitelijk hebt genuttigd, de handel in drugs is een groter kwaad in Amsterdam en geweld is een serieuzer probleem in Caïro. Toch ligt het percentage toeristen dat terugkeert naar Rome, Amsterdam en Caïro hoger dan voor Sicilië.

Het Siciliaanse probleem is, volgens mij, iets anders, en een voorbeeld kan het illustreren. Wie in een stadje aankomt en de bezienswaardigheden wil bekijken, moet daar óf in de ochtend óf in de late middag zijn, want van één tot vijf houdt men siësta. Een gezonde gewoonte, daar niet van, maar aangezien toeristen er doorgaans van houden tegen het einde van de middag in hun hotel te zijn, kunnen ze dingen alleen in de ochtend bekijken en moeten ze de middag verveeld doorbrengen. Begrijp me niet verkeerd: het zijn de toeristen die zich moeten aanpassen aan de Sicilianen en niet andersom, maar Sicilië moet er niet van opkijken dat 94% van de toeristen geen reden ziet terug te keren naar het mooiste eiland ter wereld.

Andere ergernissen zijn meer algemeen. Het cliché dat Italianen niet kunnen organiseren, is soms waar. De prachtige kathedraal in Monreale is nogal donker en vroeger moest je er muntjes in een automaat gooien, waarna je twee minuten licht kreeg op het schitterende apsismozaïek of de decoratie van het middenschip. Ik heb ooit een vermogen aan kleingeld in die dingen gegooid om te kunnen kijken, en verwachtte toen dat, wanneer mijn munten op waren, de groep toeristen die er werd rondgeleid wel wat zou besteden. Men weigerde en bleef hardnekkig in het donker staren. Geen ideaal systeem dus, en daarom is er inmiddels voor gekozen het apsismozaïek permanent te verlichten – en het schip in het donker te laten. De ene faaloplossing is dus vervangen door de andere. Hoe Italiaans. Ik had graag een tientje betaald om de mozaïeken en het cosmatenwerk in het schip toch te kunnen zien, maar er was nergens nog zo’n duitendief.

Een deel van de moeilijkheden hangt ermee samen dat Italianen verschrikkelijk aardig zijn. Zo zijn musea gratis voor 65-plussers, die in dat land immers een klein pensioen hebben. Maar het moet wel worden gecontroleerd, zodat al die mensen met een legitimatiebewijs langs de kassa schuivelen. Toen ik acht jaar geleden een groep rondleidde, kon ik een groepskaartje kopen en had ik mijn mensen in een minuut langs de kassa; anno 2012 is een groep al snel een minuut of tien kwijt. Italianen hebben het hart werkelijk op de goede plek, maar zoals Giorgio Gaber al zong: non funziona niente.
Het meest illustratief is het atavistische fotografieverbod in het archeologische museum van Marsala. Terwijl zulke verboden overal ter wereld verdwijnen, heeft deze instelling – de prehistorisch website is hier – er een ingevoerd. Dat is onhandig, want toeristenfoto’s zijn de misschien beste manier om informatie te verspreiden (wat toch de taak is van een museum) en zijn zeker de beste manier om mensen naar jouw stad te lokken. U wil me best wel geloven als ik u schrijf dat het museum van Marsala een omweg waard is, maar als ik u een foto zou tonen, zou een bezoek onweerstaanbaar aantrekkelijk worden.

Het is alsof Marsala eigenlijk niet wil dat er mensen langs komen. Ik heb de laatste dagen geprobeerd een passage terug te vinden in het exemplaar van Lampedusa’s fenomenale roman Il gattopardo dat ik in Palermo voor acht euro op de kop tikte. Als ik het me goed herinner, merkt de oude prins die de hoofdrol speelt, op een gegeven moment op dat Sicilië een oud eiland is, en in feite te moe is voor verandering. Ik heb alleen een soortgelijk citaat uit de gelijknamige speelfilm kunnen vinden, en ik zoek nog naar de woorden uit het boek, maar ik realiseer me deze dagen hoe waar de bewering is. Op een bepaalde manier is Sicilië inderdaad te oud en moe voor verandering.
Als ik je stukjes lees, heb ik een beetje het gevoel dat ik ook op reis ben. En ja, enige jaloezie doet zich ook gelden diep in de krochten van de onderbuik. En als ik dat prachtige erotische mozaïek zie (uit de Villa Romana del Casale toch?) wordt ik hongerig naar meer .. euh… mozaieken natuurlijk.
Een beetje laat maar de bloem is een Strelitzia (zie http://www.bijbelaantekeningen.nl/gallery3/Flora/Embryophyta/Spermatopsida/Commeliniden/Zingiberales/Strelitziaceae)
Dank je wel!
ik ben absoluut jaloers, helemaal aangezien het hier onderhand toch wel winter begint te worden, verlang wel weer naar een beetje natuurschoon en warmte.