Piraterij

Sint-Isidorus van Sevilla, beschermheilige van het internet

Op het internet is copyright in feite niet te handhaven en dat is ook niet erg. Als beheerder van de Livius-website ben ik de afgelopen negentien jaar zegge en schrijve drie keer in actie gekomen. De eerste keer was in de begindagen van het internet, toen ik iets van mezelf terugvond op de website van de Amerikaanse militaire academie (West Point). Dat vond ik vooral eervol maar ik heb de webmaster toch even geschreven dat het verstandig was zijn intranet te beschermen.

Het tweede incident was serieuzer. Een UvA-medewerker had in een gedrukte publicatie het een en ander overgenomen dat werd gepresenteerd als eigen werk. Dat is iets heel anders dan een plaatje overnemen op een website en daarom vroeg ik een gesprek met de uitgever. Dat hoefde niet eens plaats te vinden, want dit was zó evident fout dat de financiële regeling al was beklonken voordat we elkaar spraken. Het kopje koffie dat we uiteindelijk dronken was eigenlijk vooral ter beklinking van de goede verhoudingen. Die zijn sindsdien zo goed dat ik vorig jaar door de vingers heb gezien dat een hoogleraar van dezelfde universiteit, in een publicatie bij dezelfde uitgever, wat al te makkelijk omging met mijn materiaal.

De derde keer dat ik in het geweer kwam, was toen iemand in Noorwegen mijn hele website had gekopieerd en er advertenties bij had geplaatst, en dus winst maakte op materiaal dat ik zelf belangeloos deel. Deels om eens te zien hoe zoiets ging, heb ik er toen een auteursrechtenorganisatie op afgestuurd, zoals ik hier heb beschreven.

Drie incidenten, of eigenlijk maar twee: dat is in de negentien jaar dat ik dit werk doe, de hele oogst. Wie de Oudheid uitlegt, doet dat niet voor het geld en weet dat zijn informatie overal heen stuitert – zoals ook de bedoeling is.

Maar soms stuitert het te ver. Vanmorgen zag ik dat vrij veel van mijn materiaal was overgenomen door een website van neo-nazi’s. Het is dezelfde site waarop ooit in één stuk én mijn boek over de Romeinen in Nederland én Mein Kampf werden besproken, met als conclusie dat ik de betere auteur was. (Eat that, Adolf.)

Dit vind ik toch wat vervelend. Ik kan stappen ondernemen, maar ik weet vrij zeker dat ik dan op een intern neonazi-lijstje kom van mensen die legitiem getreiterd mogen worden – vanzelfsprekend anoniem. Dat is me namelijk gebeurd toen ik een groep Iraanse nationalisten erop wees dat koning Cyrus de Grote geen mensenrechtenactivist is geweest. Echt gevaarlijk is het nooit geweest maar ik moest er wel tweemaal mee naar de politie. Ik heb geen zin in herhaling.

Natuurlijk, aan getreiter zit een positieve kant. Door op de man in plaats van de bal te spelen, erkennen mensen dat ze geen argumenten hebben. Ik heb dan een vooroordeel definitief ontkracht en dat is mooi. Beweren historici niet altijd dat kennis van het verleden helpt de eigen vooroordelen weg te nemen? Nou dan.

Ik heb momenteel echter belangrijkere dingen aan mijn hoofd en ik laat dus maar lopen dat mijn materiaal naar een neonazi-site is doorgestuiterd. Het zit me echter voldoende dwars om mijn ergernis van me af te schrijven. Bij dezen dus.

Deel dit:

4 gedachtes over “Piraterij

  1. Klaas

    Misschien dat je het moet zien als zendingswerk… als ook neo-nazi’s jouw boeken beter vinden dan Mein Kampf dan is er wellicht nog hoop voor ze.

  2. Ooit werd een pagina van mij elders als eigen werk gepresenteerd, die heb ik uiteindelijk via een klacht weten te verwijderen. Bij een andere pagina die op een eigen website werd ‘gekopieerd’ lukte dat helaas niet. Ik kwam mezelf onlangs tegen op een Amerikaanse rechts-religieuze website, maar omdat het vrij onschuldig was heb ik dat maar zo gelaten. Een van mijn foto’s op een reclamefolder van een speeltuinbouwer werd wel pas verwijdered na maandenlang gezeur en uiteindelijk dreigen met een rechtzaak. dat lukte dan weer niet met een Amerikaanse website die foto’s van mijn site plukte zonder bronvermelding.. Een mij bekende Amerikanse auteur voor wie ik zijn boeken over laat-Romeinse personen redigeerde kopieerde helaas zonder vragen mijn op internet geplaatste tijdlijn. Ik heb hem daar wel op gewezen maar ik wilde toch maar niet de goede verhoudingen verpesten. Hij heeft niet meer om mijn mening gevraagd sindsdien.. 🙁

    1. mnb0

      Toch vind ik dat maf. Een verwijzing naar degene van wie je materiaal hebt overgenomen heeft namelijk ook een positief effect: het laat zien dat je belezen bent, je voorstudie hebt gedaan en weet waar je het over hebt.
      Als je boeken over schaakopeningen anno 2014 vergelijkt met die van pakweg 1984 valt onmiddelijk het grote aantal bronvermeldingen en verwijzingen op.

      1. Ik zou al heel tevreden zijn als iemand iets van mij gebruikt met een naamsvermelding erbij, of een link of zo. Toen ik in de jaren 90 met internet begon was het doodnormaal om iemand eerst te vragen of je iets mocht gebruiken, en als er geen antwoord kwam dat pas met grote aarzeling te doen. Ik had ooit een tekst van iemand gekregen en schaamde me zeer toen bleek dat daar materiaal van een derde persoon in zat, die mij daarop wees. Dat schijnt nu allemaal anders te zijn.

Reacties zijn gesloten.