Wen-Amun (1)

“Tjeker arresteren gezochte zilverrover Wen A.”

De bovenstaande foto, een screenshot van de website van een Libanese krant, deed me onbedaarlijk lachen. Dat is omdat ik er een totaal idiote associatie bij heb: de avonturen van Wen-Amun.

Wen-Amun leefde in de eerste helft van de elfde eeuw v.Chr., laten we zeggen rond 1070. Er is wat discussie over de precieze datering van zijn onfortuinlijke reis naar Byblos. Egypte was in elk geval in die tijd de supermacht niet meer die het ooit was geweest: tijdens of kort na de regering van Ramses VI (r.1442-1134) was het zijn bezittingen in Kanaän kwijtgeraakt. Intern was Egypte verdeeld: de ene farao Ramses volgde op de andere farao Ramses totdat, na de dood van Ramses XI in 1077 v.Chr., de eenheid helemaal verdween. In het noorden regeerde farao Nesbanebdjed, de eerste vorst van de Eenentwintigste Dynastie, en in het zuiden was de macht in handen van Herihor, de hogepriester in Thebe. En daar was, zo rond 1070, het schip waarmee het cultusbeeld van de god Amon werd vervoerd, toe aan vervanging. En daarmee begint het droevige maar ware en eigenlijk ook grappige verhaal van Wen-Amun.

Op de zestiende dag van de vierde zomermaand van het vijfde jaar [van Nesbanebdjed?] vertrok Wen-Amun, de Oudste van het Portaal van de Tempel van Amon-Ra, de Heer der Tronen van de Beide Landen, om hout te halen voor de grote, edele bark van Amon-Ra, Koning der Goden.

Zo begint het reisverslag van Wen-Amun. Na de Nijl te zijn afgezakt, overhandigde hij zijn geloofsbrieven aan farao Nesbanebdjed, die zijn medewerking toezegde en Wen-Amun toevertrouwde aan een kapitein die hem meenam naar Byblos, dat destijds grootleverancier moet zijn geweest van cederhout.

Onderweg legden ze aan in Dor, een havenstad in wat nu Israël heet. Sinds de Egyptische macht over de regio was ingestort, heerste hier de koning van een volk dat we kennen als de Tjeker. Hoewel hun vorst Wen-Amun gastvrij ontving, liepen de zaken helemaal fout.

Een van de bemanningsleden van mijn schip vluchtte, nadat hij een gouden vaas van vijf ons had gestolen, vier zilveren vazen van achttien ons, en een tas met een kilo zilver.

Wen-Amun nam contact op met de vorst van de Tjeker.

Ik ging naar het paleis en zei tegen de vorst: “Ik ben beroofd in uw haven. U bent de vorst van dit land, u bent degene die het bestuurt. Zoek mijn geld! Want dat geld behoort in feite toe aan Amon-Ra, aan farao Nesbanebdjed, aan mijn heer Herihor en aan de andere groten van Egypte.”

De vorst van Dor zag dat anders. Als de dief nou een Tjeker was geweest, dan zou hij iets hebben kunnen doen, maar aangezien het ging om een Egyptenaar, moest Wen-Amun het zelf oplossen. De diplomatieke impasse (“wie is hier nou eigenlijk de probleemeigenaar?!”) duurde een week en toen besloot Wen-Amun verder te reizen, naar Byblos, waar hij het hout wilde halen. Dan maar een diplomatiek geschenk minder, zal hij hebben gedacht.

Het geluk was met Wen-Amun: eenmaal op zee ontmoette zijn schip een schip van de Tjeker, en aangezien de Egyptische diplomaat nog geld tegoed meende te hebben van de Tjeker, hielp hij zichzelf aan drie kilo zilver. Zonder verdere problemen zeilde zijn schip langs Tyrus, Sidon en Beirut naar Byblos, waar hij afscheid nam van de kapitein en zijn paviljoen opsloeg bij de vorig jaar ten zuiden van die stad geïdentificeerde haven. Het beeldje van Amon dat hij op zijn reis had meegenomen, gaf hij een veilige plek, waar hij ook het zilver opsloeg.

[Wordt om tien uur vervolgd]

De zuidelijke haven van Byblos, waar Wen-Amun zijn paviljoen op het strand opsloeg.
Deel dit:

3 gedachtes over “Wen-Amun (1)

    1. Gherardus Havingha

      Volgens de bekende website die lijkt op een encyclopedie was het van 1151 tot 1143 v. C.

Reacties zijn gesloten.