
In het eerste en tweede deel van dit stuk vertelde ik hoe de Thebaan Wen-Amun was uitgezonden om in Byblos hout te kopen. In Dor, de havenstad van het volk van de Tjeker, was Wen-Amun echter beroofd van zijn goud en zilver. Omdat de stadsvorst compensatie weigerde, had Wen-Amun het zilver geconfisqueerd van een Tjeker-schip. Daarmee bereikte hij Byblos, waar koning Zakar-Ba’al hem uitlegde dat hij het hout niet zomaar kon komen opeisen: Byblos was onafhankelijk en farao Nesbanebdjed diende de volle prijs te betalen.
***
Hoewel de verhoudingen duidelijk waren bekoeld, vonden Wen-Amun en koning Zakar-Ba’al toch een compromis. Er werd alvast wat hout naar Egypte gestuurd en een bediende voer mee om een brief van Wen-Amun over te brengen, waarin deze vroeg om extra zilver. In Egypte lijkt men te hebben gedacht dat als men snel zou antwoorden, het minder erg zou zijn als men probeerde het hout alsnog op een koopje te krijgen, want Nesbanebdjed stuurde nog in de winter
vier kruiken en één vaas van goud, vijf kruiken zilver, tien kledingstukken van koningslinnen, tien kledingstukken van fijn linnen, 500 zachte linnen matten, 500 ossenhuiden, 500 touwen, twintig zakken linzen en dertig manden vis.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.