De Vorst van Oss (in Oss)

Het zwaard van de Vorst van Oss

De beruchte uitspraak van staatssecretaris van Cultuur Halbe Zijlstra dat hij niet wist wat hij had aan musea vol lokaal opgegraven potten en pannen, had betrekking op museum Jan Cunen in Oss. Ik moest onwillekeurig aan al die misplaatste minachting denken toen ik dat museum onlangs bezocht. Er is momenteel namelijk een geslaagde expositie over de Vorst van Oss, over wie ik al eerder blogde. Het is nieuws dat de Vorst nu in Oss is, want de inhoud van zijn graf ligt normaliter niet in Oss maar in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.

Het RMO buiten Leiden

De Osse expositie is om twee redenen interessant. In de eerste plaats natuurlijk om het onderwerp: een rijk graf uit de Vroege IJzertijd. Gevonden in 1933 en herontdekt in 1997 is dit een juweeltje van de Nederlandse archeologie. En in de tweede plaats omdat dit een van de eerste is uit een reeks exposities waarbij voorwerpen uit het Leidse museum gaan naar de plaats van herkomst.

Lees verder “De Vorst van Oss (in Oss)”

De hele Griekse Oudheid in een lift

Mykene, Leeuwenpoort

Ik kreeg een recensie-exemplaar toegestuurd van Hoe de hele Griekse Oudheid in een lift past van de Griekse archeoloog Ted Papakostas. Zoiets doet een uitgever natuurlijk in de hoop dat ik erover schrijf, liefst zo positief mogelijk. Laten we de uitslag maar meteen geven: het boek is niet volmaakt maar zal zeker mensen plezier doen.

Problematische vorm

De premisse: twee mannen zitten vast in een lift, raken aan de praat en hun gesprek verandert gaandeweg in een college over de oude geschiedenis van Griekenland. Tegen de tijd dat de kerstening is bereikt en de oude wereld begint over te gaan in de middeleeuwse van het Byzantijnse Rijk, doet de lift het weer en is het gesprek voorbij. Dat dit verrekte toevallig is, constateert ook de ik-figuur, maar evengoed is de vorm van het boek onnatuurlijk.

Je merkt het eveneens aan de vragen die de naamloze liftgenoot stelt. Ze duwen het gesprek precies in de richting waar de uitleg heen moet. Nu stelt een aandachtige luisteraar vaak de vragen die een docent nodig heeft – ik maak regelmatig mee dat een vraag precies gaat over stof die ik op het punt sta te behandelen – maar in Hoe de hele Griekse Oudheid in een lift past gebeurt het wel heel nadrukkelijk. Ik moest denken aan Reuzen van de Lage Landen, waarin hetzelfde gebeurt. Robbert Dijkgraaf stelt daar vragen over Nederlandse wetenschappers, maar uit de mond van een KNAW-president zijn dat vragen naar de bekende weg. De onoprechtheid van de vragensteller blokkeert het leesplezier en zit de informatieoverdracht in de weg.

Lees verder “De hele Griekse Oudheid in een lift”

Byblos in de Perzische tijd

Een lief leeuwtje in het Perzische terras

De filmpjes over Byblos die ik tot nu toe met u deelde, gingen vooral over de Bronstijd. De sarcofaag van Ahirom was weliswaar beschreven met een inscriptie in het Fenicische alfabet, maar dateerde zelf uit de Bronstijd en is gevonden in een diep schachtgraf uit de Bronstijd. Die periode kennen we dus. De jongere perioden niet. Of nauwelijks. Het archeologische probleem is dat hoger gelegen strata – dus uit de IJzertijd en later – deels bij Romeinse verbouwingswerkzaamheden zijn verwijderd en deels zijn geërodeerd. En o ja, de benedenstad van Byblos, ten noorden en oosten van het plateau, is nog volop bebouwd.

En dus zijn er nauwelijks resten uit de IJzertijd en de geschiedenis van Byblos in deze periode is vooral bekend uit Assyrische teksten. Vooruit, de laatantieke auteur Stefanos van Byzantion vermeldt in een goed gedocumenteerd aardrijkskundeboek dat mensen uit Byblos een handelspost hebben gesticht op het Griekse eiland Melos. Archeologisch valt er aan het jongere Byblos echter weinig eer te beleven.

Lees verder “Byblos in de Perzische tijd”

Het graf van Ahirom van Byblos

Het graf van Ahirom van Byblos (Nationaal Museum, Beiroet)

De sarcofaag hierboven werd in 1923 ontdekt in een van de Fenicische koningsgraven in de Libanese havenstad Byblos. Om precies te zijn: Graf 5. Ik toonde vorige week een inscriptie die in de schacht is gevonden. De sarcofaag is nu te zien in het Nationaal Museum in Beiroet, maar wie dat te ver vindt, kan een mooie replica zien in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel.

Koning ten troon

De sarcofaag is uit één steen gehouwen en versierd met leeuwenkoppen op de onderste hoeken en de deksel. Aan de korte kanten staan klaagvrouwen. We zien de overledene zitten op een prachtige troon: het is de koning van Byblos, die een defilé van onderdanen ontvangt, dat beide lange zijkanten beslaat.

Lees verder “Het graf van Ahirom van Byblos”

De Koninklijke Graven van Byblos

Graf 5

Wie Byblos bezoekt, zal bovenop de heuvel een paar vreemde vierkante kuilen zien, uitgehakt in de rots. Dit zijn de negen koninklijke graven. De toenmalige bewoners van Jbeil ontdekten de eerste daarvan na een stevige regenbui, waardoor veel aarde was weggeslagen. Dat is dit jaar precies een eeuw geleden. De Franse archeologen deden vervolgens onderzoek en ontdekten nog meer graven. De schachten gaan een meter of tien de grond in en geven daar toegang tot een grafkamer waar een sarcofaag heeft gestaan.

De fantasieloze foto hierboven toont een van de wanden van Graf 5. Met wat geluk herkent u de inscriptie. Als het niet lukt, kijk dan hier. De tekst valt op verschillende manieren te lezen. “Pas op, je dood wacht hier beneden” is voorgesteld, en ook “Pas op, je zult tot je verdriet beneden komen”. In elk geval gaat het om een oeroude inscriptie in het Fenicische alfabet.

Lees verder “De Koninklijke Graven van Byblos”

Het koninkrijk Urartu

Erebuni, een van de hoofdsteden van Urartu (Yerevan)

Onlangs noemde ik Urartu, een ooit machtig koninkrijk in de regio van het huidige Armenië, Noordwest-Iran en Oost-Turkije. De eerste hoofdstad was de rotsvesting Tušpa, het huidige Van, en het land is voor te stellen als een grote rechthoek rond het Van-meer. Het Urmia-meer in Iran vormde de zuidoostelijke punt, het Sevan-meer in Armenië was de noordoostelijke punt en in het westen vormde de Boven-Eufraat de grens met de Frygische invloedssfeer. De Urarteeërs zelf noemden hun land Biainele; de naam Urartu komt uit het Assyrisch. In de Bijbel heet het koninkrijk Ararat, welbekend van de constatering dat de Ark van Noach aanmeerde op een van de plaatselijke bergen.

Urartu en Assyrië

De Urarteeërs waren beroemde metaalbewerkers, spraken een taal die verwant was aan het verder slecht bekende Hurritisch en schreven met een vereenvoudigd Assyrisch spijkerschrift. Daardoor zijn de meeste inscripties te lezen en te begrijpen: ze verwijzen vrijwel allemaal naar koninklijke bouwactiviteiten. Voor de reconstructie van de Urartese geschiedenis hebben we er daardoor betrekkelijk weinig aan.

Lees verder “Het koninkrijk Urartu”

De Archaïsche Periode

Vier kouroi tonen de verbeterde beheersing van de anatomie: v.l.n.r. uit Tenea (ca. 560 v.Chr.), uit een onbekende plaats in Griekenland (ca. 540), uit Anavyssos (ca. 530) en uit Agrigrento (ca. 480 v.Chr.).

In Griekenland heet de tweede helft van de IJzertijd (pakweg 800-480 v.Chr.) de Archaïsche Periode. Die naam gaat bij mijn weten terug op de grote Winckelmann, die de klassieke kunst enorm bewonderde en de aanloop daarheen aanduidde als archaïsch. Het idee dat de periode tussen pakweg Homeros en Marathon een aanloop was naar de klassieken, duikt nog altijd weleens op, bijvoorbeeld omdat beeldhouwers steeds beter in staat waren de menselijke anatomie weer te geven. Zo rond 490 lijken ze het volledig in de vingers te hebben gekregen en vanaf dan noemen we het klassiek. Een beroemd boek, Archaic Greece van Anthony Snodgrass, dat probeert de Archaïsche Periode wat meer recht te doen, ontkomt er ook niet helemaal aan de drie eeuwen te typeren als een “age of experiment” voor de latere bloeitijd.

Het is een aantrekkelijk verhaal. Dat beeldhouwers zochten naar de perfecte anatomie is gewoon wáár. Maar de eigenlijke geschiedenis zal niet naar zo’n doel hebben gewerkt. Misschien is het wel beter de tweede helft van de IJzertijd aan te duiden als de tweede helft van de IJzertijd. Die naam vertelt immers iets over Griekenlands technologisch niveau, wat op zijn beurt weer iets vertelt over het potentieel van een samenleving.

Lees verder “De Archaïsche Periode”

De gedichten van Homeros

Homeros (Museo Barracco, Rome)

Vandaag begint de Week van de Klassieken. Het woord “klassiek” is zo’n term waar iedereen een eigen betekenis aan geven kan. Voor sommigen is het een aanduiding voor iets dat hen inspireert, voor anderen duidt het op een maatstaf, voor weer anderen slaat het op Griekenland en Rome, en ook zijn er mensen die het associëren met een oorsprong. Het een sluit het ander niet uit en het is allemaal waar voor Homeros. Talloze auteurs hebben aansluiting gezocht bij de Griekse dichter; het ethos van de homerische helden heeft gegolden als maatstaf voor adeldom; en de dichter staat aan het begin van de Griekse literatuur.

Het afgezaagde grapje dat die Griekse literatuur begon op een hoogtepunt en dat het sindsdien alleen maar minder is geworden, is natuurlijk onzin. Er spreekt echter erkenning uit dat Homeros iets bijzonders heeft gemaakt. Alle reden om het, bij het begin van de Week van de Klassieken, eens over hem te hebben. Het komt dan goed uit dat ik in mijn reeks over het handboek van De Blois en Van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld, deze week het korte achtste hoofdstuk kan behandelen, dat is gewijd aan de Griekse “dark ages” ofwel de Vroege IJzertijd ofwel de periode tussen 1200 en 800 v.Chr.

Lees verder “De gedichten van Homeros”

Wereldrijk Assyrië

Soldaten uit Assyrië branden een Arabisch dorp plat (Vaticaanse Musea, Rome)

Zoals ik al aangaf behandelen De Blois en Van der Spek in hun handboek, Een kennismaking met de oude wereld, eerst de Levantijnse IJzertijdrijkjes en daarna de grote oosterse rijken. Ik attendeerde er al op dat die laatste zijn te beschouwen als één rijk met diverse dynastieën. Dus een Assyrische, een Babylonische, een Achaimenidisch Perzische, een Seleukidische, een Parthische, een Sassanidisch Perzische en een Arabische periode. Er was veel organisatorische en culturele continuïteit, zelfs als de elite steeds een andere, eh, “heersende etnoklasse” was. Dat laatste was een jargonterm om te vermijden dat we moeten schrijven dat dynastieën uit voortdurend andere volken de macht van elkaar overnamen, maar ik voor mij heb niet het idee dat we met deze term veel verder komen.

Assyrië

Over Assyrië is veel te zeggen en dat heb ik hier vier jaar geleden al gedaan in de aanloop naar de Nineveh-expositie in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. De Blois en Van der Spek noemen dat de Assyriërs de moeilijke twaalfde eeuw v.Chr. redelijk hadden doorstaan. In de strijd met de Aramese en Neohittitische staatjes in Syrië in het westen bouwden ze een steeds beter leger op. Dat de Assyriërs als eersten het ijzer redelijk wisten te bewerken, leek mij vermeldenswaard maar De Blois en Van der Spek noemen het niet. Misschien hecht ik er ook wel teveel waarde aan. Het eindresultaat is in elk geval onomstreden: in de loop der tijd werden wat eens vazalstaten waren geweest provincies. In de IJzertijd verenigde het Nabije Oosten zich tot één grote staat.

Lees verder “Wereldrijk Assyrië”

De IJzertijd

Relief van koning Warpalas van Tuwanuva (Archeologische Musea van Istanbul)

Het handboek van De Blois en Van der Spek waarover ik elke week blog, Een kennismaking met de oude wereld, gaat na de behandeling van de IJzertijd in de Levant (de Aramese en Neo-Hittitische stadstaatjes, de Fenicische havens, Israël en Juda) over naar het oosterse wereldrijk. Met die parapluterm, waarover zo meteen meer, bedoel ik de opeenvolging Assyrië, Babylonië, Achaimenidisch Perzië, Seleukiden, Parthen, Sassanidisch Perzië, het Kalifaat van Damascus en het Kalifaat van Bagdad. Na algemene hoofdstukken over religie en economie van het Nabije Oosten, verleggen de auteurs hun aandacht naar het westen, naar Griekenland en daarna Rome.

Anatolië en Centraal-Eurazië

Dit is een wat conventionele indeling en dat is op zich niet erg. Zoals gezegd: een handboek moet iets zijn om over te discussiëren. Toch wil ik er – en hier begint dus de discussie – op wijzen dat dit weinig recht doet aan het onderzoek van de afgelopen halve eeuw. Dat betreft in de eerste plaats de IJzertijdrijken van Anatolië. Dus staten als Tarhuntassa, Tuwanuva, Malida en Tabal, de beide Ciliciës, Urartu, Frygië en Lydië. De Blois en Van der Spek behandelen dit nu allemaal nogal stiefmoederlijk. (Een boek dat de recente inzichten samenvat is Christian Mareks Geschichte Kleinasiens in der Antike [2010], verschenen in dezelfde reeks als Pohls boek over de Avaren en Meiers boek over de Grote Volksverhuizingen.)

Lees verder “De IJzertijd”