
Elke vrijdag blog ik over een voorwerp dat iets heeft te maken met de oude Assyriërs, het Noord-Iraakse volk dat de grondslag legde voor het oosterse wereldrijk. Dat doe ik, zoals de lezers van deze inmiddels niet meer zo kleine blog weten, omdat 20 oktober in het Rijksmuseum van Oudheden een expositie begint over de laatste Assyrische hoofdstad, Nineveh. Dit weerhoudt me er natuurlijk niet van ook eens een voorwerp te bespreken uit het collega-museum in Amsterdam, het Allard Pierson-museum. Hierboven ziet u de afdruk van een rolzegel.
Anders dan een zegelring, waarmee je een klein stempeltje drukt in de lak, werd een rolzegel gebruikt om uit te rollen over een kleitablet. De oppervlakte van de afdruk is dus groter – en altijd langgerekt – en dat bood de kunstenaar de ruimte om er echt iets van te maken. Er zijn er honderden, duizenden gevonden.
In mijn gedachten noem ik de figuren hierboven “een cherubijn met twee sfinxen”. Dat zegt veel over mijn onbelezenheid want het enige argument om het mannetje middenin te typeren als cherubijn is dat hij vier vleugels heeft. (Een serafijn heeft er zes in de joods-christelijke iconografie, die niet per se de Assyrische is.) De twee gevleugelde wezens links en rechts kon ik überhaupt niet duiden, maar gelukkig wilde mijn oud-docent Frans Wiggermann commentaar geven. Het poppetje rechts is een apsasitu.
Net als de lamassu die ik hier vorige week besprak – een gevleugelde vierpoter met een mensenhoofd – is de apsasitu een beetje een lastig wezen. Het woord is al bekend uit de het derde millennium v.Chr. en zou kunnen slaan op een aap, een sfinx of een buffel. De buffel is de beste kandidaat. Dat was een importdier dat rond het jaar 2000 v.Chr. uitstierf, wat betekende dat er, om zo te zeggen, een woord over was dat kon worden gebruikt om een fantasiedier van een naam te voorzien.
Een ruim millennium later, toen koning Sanherib Nineveh als residentie nam, lag het woord dus klaar voor een nieuw-verzonnen beest. Ook tijdens de regering van de volgende koning, Esarhaddon, worden apsasitus vermeld. Ze duiken in een paar teksten op, vaak samen met de lamassus die het paleis bewaakten. We lezen bovendien dat ze konden dienen als fundering van pilaren.
En die kennen we. Het Pergamonmuseum in Berlijn bezit bijvoorbeeld het onderstaande paar fabeldieren. Een mensenhoofd zonder baard, vleugels, een runderlijf, vier poten. Dit soort beelden zijn gevonden in Noord-Syrië – deze komt uit Zincirli – maar ook in Nimrud en Nineveh.

Kortom: het lijkt erop dat Sanherib, toen hij Nineveh stichtte, een nieuw, vrouwelijk fabeldier bedacht dat leuk viel te combineren met de mannelijke lamassus. Esarhaddon vond ze ook wel aardig, maar het idee raakte daarna in onbruik. Of er was geen noodzaak nieuwe paleizen ervan te voorzien. Of ze zijn domweg nog niet opgegraven. In elk geval hadden dit soort fabeldieren bij de deur een duidelijke kwaad-afwerende functie.
Op deze zegelafdruk zullen de figuren links en rechts, de lamassu en de apsasitu, het verslagen kwaad wel voorstellen, terwijl de man middenin de koning voorstelt.
[Met dank aan Frans Wiggermann dus, die de laatste versie van dit stukje overigens niet heeft gelezen. Dus als ik iets doms zeg, is het alleen mijn schuld. De expositie over Nineveh in het RMO duurt van 20 oktober tot en met 25 maart 2018. Meer stukjes over Assyrië vindt u hier. Dit was het 235e stukje in mijn reeks over museumvoorwerpen, waarvan u hier een overzicht vindt.]
Als ze in de ene afbeelding het (verslagen) kwaad voorstellen, in het dan nog aannemelijk dat ze in een andere vorm (beeld) het kwaad afweren?
Dat zat ook ik te denken.
Het confronteren van het aankomende kwaad met de boodschap dat het verslagen kan worden lijkt me een prima afweer.
Iets anders: is de apsasitu nu vrouwelijk, zoals gesteld wordt, of ook mannelijk? – zie de afbeelding met duidelijk zichtbaar mannelijk geslachtsdeel van het rechtse fabeldier.
En nog wat anders: corrigeerbare typefoutjes in: “[] worden apsasitus vermeld. Ze duikt [?] in een paar teksten op, vaak samen met de lamassus die het paleis bewaakten. We lezen bovendien dat ze konden dien[en] als fundering van pilaren.”
Ik zie geen verschil tussen de rechter en de linker figuren – alleen dat die linker een baard heeft. Waarom dan twee benoemingen, apsasitu en lamassu?