
Het Allard Pierson-museum is vanouds het oudheidkundige museum van de Universiteit van Amsterdam. Het is echter meer dan dat. Het is bijvoorbeeld gevestigd in een historisch pand: de voormalige Nederlandsche Bank. Elke keer als ik de trap opga, bedenk ik dat mensen als Walraven van Hall ook over deze treden zijn gelopen. Inmiddels is de taakomschrijving van de instelling verbreed, waardoor de banden met Amsterdam zijn versterkt. De archeologische verzameling is namelijk samengevoegd met de afdeling Bijzondere Collecties.
Je zou “het Allard Pierson”, zoals de instelling nu wil heten, kunnen typeren als kennisinstituut voor de Amsterdamse verzamelingen. Dat heeft gevolgen voor de antieke collectie, die wat meer dan vroeger de nadruk legt op de eigen geschiedenis. De voorwerpen zijn immers aangekocht door directeuren die allemaal een eigen visie hadden. De verzameling is zelf in feite ook een historisch object. Een eerste stap in deze richting was een verzamelaarskabinet met korte typeringen van die directeuren; de onlangs na een verbouwing heropende afdelingen zijn een volgende stap; en ik heb goede hoop dat de verzamelgeschiedenis van de individuele objecten in de nabije toekomst nog wat meer aandacht krijgt.

Gipsenzolder
De oudheidkundige verzameling als historisch object: het blijkt het sterkst op de gipsenzolder. Het museum heeft al zolang het bestaat een (in de jaren zeventig uitgebreide) verzameling afgietsels van klassieke kunstwerken. Die speelden in de negentiende eeuw, voordat fotografie en toerisme het eenvoudiger maakten de originelen te bestuderen, een belangrijke rol in onderzoek, onderwijs en overdracht. Op de gipsenzolder kijken we dus naar een negentiende-eeuwse onderwijsvorm, die Romeinse kopieën veronderstelde van Griekse kunstwerken die weer beoogden de werkelijkheid weer te geven. Een Russische pop. Ik moest denken aan Robert Seidels Jäger.)
Die gipsen beelden, ooit alleen bekend bij de studenten, zijn nu voor iedereen te zien. Dat is mogelijk gemaakt door een crowdsourcings-actie, wat ook een manier was om de banden met Amsterdam te versterken.
De beelden staan prachtig bij elkaar maar wat helaas ontbreekt – en ik mis het echt – is uitleg van de beelden zelf. Niet iedereen is immers student, niet iedereen herkent de Venus van Milo, de Tyche van Antiochië of de Belvedere-torso. Het verhaal van de arm van de Laokoöngroep, dat zich bij het Amsterdamse afgietsel goed vertellen laat, is ook niet iedereen bekend.

Nieuwe ruimte
Dat was de eerste van twee kritische kanttekeningen die ik te plaatsen heb. Het museum is uitgebreid met enkele nieuwe zalen, waar de bezoeker nu de Egyptische collectie kan bekijken en, één verdieping hoger, een afdeling voor de Prehistorie en de Bronstijd. Het zijn fijne, moderne zalen met veel glas, zodat de voorwerpen in mooi zacht licht zijn te zien. Alleen de Egyptische sarcofagen en de mummiemaskers liggen in een verduisterde ruimte, omdat de verf heel kwetsbaar is en beter niet aan licht wordt blootgesteld.
De Egyptische afdeling is, zoals in eigenlijke alle musea, thematisch opgezet. Sommige vertrouwde voorwerpen zijn er niet meer, zoals de maquette van het plateau bij Giza, terwijl er ook allerlei nieuwe voorwerpen zijn te zien. Ik heb er met veel plezier rond gewandeld. Het mooiste vond ik een mummieportret dat zich slecht liet fotograferen. Ook had ik veel plezier in een piepklein beeldje van een kat. Ik ga snel nog eens terug, maar dan met een fototoestel.

Prehistorie en Bronstijd
Boven de Egyptische afdeling is dus ruimte voor wat ik, bij gebrek aan betere term, toch maar even de “rise of civilization” noem: in feite de tijd tussen de laatste IJstijd en de Zeevolkencrisis rond 1200 v.Chr. Dat is de lange periode waarin de landbouw, de eerste dorpen, het aardewerk, de langeafstandshandel, de eerste steden en het schrift zijn ontstaan. (Hier is de lijst met eerstes.)
Ik kan me niet herinneren dat het Allard Pierson vroeger veel aandacht besteedde aan de Prehistorie, maar nu zijn er neolithische bijlen trechter– en standvoetbekers uit Noordwest-Europa en soortgelijke voorwerpen uit Anatolië en Iran. Dat lijkt me dikke winst. Zo krijgt de klassieke collectie, die toch de kern is van het museum, meer context.
Tweede en laatste kritische kanttekening: het DNA-onderzoek, dat ons langzamerhand een geheel vernieuwde Prehistorie biedt, is opvallend afwezig. Misschien moet het museum daar eens een speciale tentoonstelling aan wijden, want de implicaties zijn, vooral voor classici en andere filologen, vérstrekkend.
De volgende zaal, gewijd aan de Bronstijd, vond ik beeldschoon. Ze wordt gedomineerd door de replica van de Leeuwenpoort uit Mykene. Door de eigenlijke poort heeft de bezoeker ineens een verrassend uitzicht op het Rokin.

Vanuit deze zaal wandel je vrij gemakkelijk naar de al eerder heropende afdeling klassieke kunst: Griekenland en Rome. Wie moe is zou onder normale omstandigheden een kop koffie kunnen wegtikken op de eerste verdieping, maar het barretje adviseert de koffie buiten op te drinken. Ook de ArcheoHotspot was afgelopen zaterdag gesloten. Dat is jammer, want ik geloof dat deze rechtstreekse vorm van informatieoverdracht een van de voornaamste functies is van een modern museum, maar ook zonder Hotspot is het vernieuwde Allard Pierson een aanwinst voor de stad.
Ooit had de Universiteit van Amsterdam het plan om het Allard Pierson Museum op te heffen. Dat is gelukkig nooit doorgegaan. Als jarenlang lid van de Vriendenvereniging en Amsterdammer ben ik het geheel met JonaL eens. De nieuwe inrichting ziet er prachtig uit. Zijn kritiekpunten komen vast nog wel. Intern is het museum verbonden met de Bijzondere Collecties. Dat is de veel minder zichtbare schatkamer van de Universiteitsbibliotheek. Zo herbergt de gevelwand aan de Oude Turfmarkt een enorme hoeveelheid kennis.
Ja, het is inderdaad heel mooi geworden. Ook architectonisch is dit een verbetering, al moet je even het oude ziekenhuisterrein oplopen om de glazen pui te zien in volle glorie.
Ziet er heel mooi uit. Als de corona voorbij is..
Potverdriedubbeltjes, ik moet er toch echt weer eens naar toe!
Dan moet je naar het Waterlooplein gaan. Misschien dat daar nog een potje voor drie dubbeltjes, eerder 3 tientjes, te krijgen is. Ga ik wel naar de schatkamer 🙂
Die poort is wel mooi. Zodra die mond-ondingen de prullenbak in kunnen ga ik er ook naartoe.