Livius Nieuwsbrief | Januari 2018

Van 2005 tot 2020 vatte ik het online beschikbare oudheidkundige nieuws elke maand samen en mailde dat als de Livius Nieuwsbrief naar een groeiend publiek. Uiteindelijk waren er 7900 abonnees, maar de kwaliteit van de samengevatte berichten was abominabel. Rond 2014 constateerde ik dat 40% van de online-artikelen fouten bevatte die de betrokken wetenschappers herkend behoorden te hebben. Het duurde daarna nog zes jaar tot bij mij het kwartje viel: door die informatie te delen, zelfs als ik aangaf dat het onzin was, was ik medeplichtig aan de academisch desinformatie. Dus stopte ik ermee. De oudheidkunde gaat kapot, zeker, maar het hoeft niet door onze handen te gebeuren.

Hieronder vindt u een van de nieuwsbrieven. Veel links zijn inmiddels verouderd.

Gelukkig nieuw jaar!

LIVIUS’ EIGEN NIEUWS

In de reeks museumstukken: Fenicisch-Assyrisch edelsmeedwerk, de kolossus van Byblos, Persefone, Psyche, de oudste afbeelding van Maria. En verder: limesmoeheid, Jona in Nineveh, antiek marmer, het nieuwe museum in Sidon, en ham in deegkorst.

======================================

HET MOOISTE VAN DE MAAND

In onze erkend subjectief “het mooiste van de maand” genoemde rubriek dit keer een bericht over het ontstaan van de glasproductie. In Egypte, niet in Mesopotamië.

======================================

EGYPTE

De Egyptische koningen hadden een kanaal van de oostelijke Nijltak naar de Rode Zee. Opgravingen bij Tell el-Maskhuta werpen daarop nieuw licht.

Er liggen duizenden papyri onuitgegeven te verstoffen in museumdepots, dus papyrologen hoeven geen kartonnages te demonteren om er papyri uit te halen. Mocht iemand toch aandrang voelen, dan zijn er de methoden van de Zwitserse restauratrice Alice Stohler-Zimmermann, waarmee in elk geval het geschilderde masker te redden is. En als zelfs dat niet kan, dan is er nu deze methode.

En verder: Luxor, meer Luxor, nog meer Luxor, Cairo, Draa Abul Naga, Aswan en natuurlijk het maandelijkse gesleep met mummies.

======================================

HET OUDE NABIJE OOSTEN

De Wall Street Journal had nog wat berichten over de vernietiging van ons erfgoed in het Nabije Oosten: een stuk over de tussenhandelaren; nog meer tussenhandelaren; de afnemers; de rol van de Green Collection.

Om helemaal blij van te worden: aanwijzingen dat de kolonisten die zich vestigden op Motya, in het uiterste westen van Sicilië, inderdaad uit Fenicië kwamen.

En verder: Hama.

======================================

DE OUDE GRIEKEN

Lechaion is een van de twee havens van het antieke Korinthe. De duikers die er werken doen, hebben interessante zaken te melden.

En verder: Pafos en mensenoffers.

======================================

ROME EN ZIJN RIJK

Er was een tijd dat Pompeii gold als vindplaats van mooie oudheden. Daarna werd het de locatie van verhalen over vroege christenen. Vervolgens werd het symbool voor de vergankelijkheid van alle culturen. Er zou een mooi boek te schrijven zijn over de wijze waarop Pompeii latere generaties steeds opnieuw steeds anders weet te boeien. Inmiddels gaat het vooral over seksuele uitbuiting.

U haakt natuurlijk af als u de woorden “classical scholars from the Cluster of Excellence” leest, maar het nieuws over zegelafdrukken uit Doliche is boeiend.

Mooi filmpje over het Gallo-Romaanse heiligdom van Namen.

En verder: Ptolemais, Gadara, nieuwe oude wegen, het amfitheater van Trier en oud worden in de Oudheid.

======================================

ISRAËL, JODENDOM EN CHRISTENDOM

De jaarlijkse chanoeka-stukjes blonken niet uit door originaliteit. Kind vind oude dinges. Oude dinges werpen licht op oude dinges. De jaarlijkse kerstmisstukjes waren nog erger en laten we maar onvermeld. Dit stukje was overigens de moeite waard, maar dat is natuurlijk omdat het niet gaat over chanoeka.

Dit is leuk: de ontdekking van de Griekse versie van de Eerste Openbaring van Jacobus.

En verder: Hazor, Huqoq (want van de mooie mozaïeken krijgen we nooit genoeg), de Romeinse legioenbasis bij Megiddo opnieuw en nog eens.

======================================

OVERIG

Er is veel om blij om te zijn deze maand, zoals het Sinai Palimpsest Project.

Opiniestuk over metaaldetectorhobbyisten. En een artikel over satellietfoto’s en archeologie.

En verder: de eerste sieraden (met een gave foto), iets minder oude sieraden uit Jericho, het eerste ijzer en nomadisme en verstedelijking.

======================================

BOEKEN

Geen boekenrubriek deze maand, maar uw redacteur schreef over de nieuwe Herodianus-vertaling van Vincent Hunink (inleiding Olivier Hekster), over een boek over christenvervolgingen, en over een boek dat hij zelf zal publiceren over het visioen van Constantijn.

======================================

INTERNET

Mooie website met Seleukidische munten.

======================================

EN TOT SLOT

Het kon niet uitblijven: de oppergod in moeilijkheden.

Toota witharsechwanoo!

Deel dit:

18 gedachtes over “Livius Nieuwsbrief | Januari 2018

  1. A. Minis

    Waarom zou ik afhaken bij ”classical scholars etc.”? Het is toch een loffelijk streven om de krachten, interdisciplinair, te bundelen?
    Classici zijn ook geleerden, al hebben ze geen Oudheidkunde gestudeerd.

    1. Het is vaagpraat. Net zoals “paradigma” of “interdisciplinair”. Academici mogen best streven naar kwaliteit, graag zelfs, maar het ligt in de rede dat ze dan beginnen met het herstel van de wetenschappelijke opleidingen en dat ze zorgen dat ze begrijpen wat verwante disciplines doen. Mooie woorden kunnen niet verbergen dat er vooral enorme problemen zijn.

      1. Roger Van Bever

        Ik ben het daar (gedeeltelijk) mee eens. Je legt de lat hoog voor het ‘herstel’ van de wetenschappelijke opleidingen. Dat je het woord ‘herstel’ gebruikt, impliceert dat jij de opleiding van tegenwoordig of de kwaliteit van de afgestudeerden niet goed genoeg vindt. Daar kan ik begrip voor opbrengen, maar of het ooit werkelijkheid wordt wat je nastreeft is de vraag.

        De kwaliteit van de opleiding begint bij de motivatie van het docerend personeel.

        1. Ik heb de indruk dat bij de huidige hoogleraren en andere universiteitsdocenten om een aantal redenen het onderwijs vaak het sluitstuk is geworden van hun taken: onderwijs, onderzoek, organisatie. De twee laatste taken vergen zoveel tijd dat goed onderwijs er bij inschiet. Dit houdt dan vaak verband met bezuinigingen en de moeite die gedaan moet worden om een vakgroep op te bouwen en fondsen te verwerven en de tijd en energie die dat kost.
        2. De leden van de vakgroep worden beoordeeld op hun publicaties en hun citaties in de literatuur. Ze zijn dan ook vaak geneigd om ‘hun stokpaardjes’ te berijden. De relatie tot andere vakken die (veel) raakvlakken hebben met de eigen discipline krijgt dan ook minder aandacht. De studenten die later professionals worden kunnen dan moeilijker overweg met de ‘interdisciplinariteit’, een woord dat jij kennelijk te vaag vindt en daar zit wel iets in. Interdisciplinariteit houdt inderdaad meer in dan samenwerking. Het betekent ook dat de samenwerkende partijen een meer dan elementaire kennis hebben van elkaars vak.
        2. Het is werkelijk onvoorstelbaar hoe versnipperd de vakgebieden geworden zijn aan onze universiteiten. Laat ik beginnen met mijn eigen vak. De indeling in ‘deelgebieden’ is steeds groter geworden. Ik schrok mij een hoedje toen ik op de site van de universiteit Maastricht, waar ik een aantal jaren UHD in de longziekten geweest ben, zag hoeveel hoogleraren er nu waren in deelgebiedjes van de geneeskunde. De mens wordt dan i.p.v. één geheel (holistische benadering) gereduceerd tot een verzameling van organen, waarbij het geheel vaak uit het oog verloren wordt.
        3. De bekende ‘zesjescultuur’ in Nederland van de laatste jaren helpt ook niet mee. Zowel op de middelbare school als aan de universiteit is dit fataal voor de latere beroepsuitoefening van de afgestudeerden. Mijn vrouw en ik hebben vaak discussies over de volgende vraag: is het beter om competitie in het onderwijs in te voeren of niet? Ik denk dat competitie goed is. Wat dat betreft zou Nederland wel eens een voorbeeld kunnen nemen aan België, Frankrijk, etc.
        4. Ik vind het verbijsterend dat in Nederland praktisch alleen naar Angelsaksische literatuur gekeken wordt en Franse en Duitse literatuur bijna volledig over het hoofd gezien worden. Niet alles wat in het Frans en andere talen is gepubliceerd wordt vertaald, laat staan opgemerkt in de Angelsaksische wereld en dus ook in Nederland. Ik heb Nederlandse boeken over de Oudheid gelezen, waarin alleen maar naar Engelstalige literatuur verwezen werd. Tot overmaat van ramp worden steeds meer universitaire vakken in het Engels gegeven door docenten met een dubieuze kennis van de Engelse taal (Dunglish, steenkolenengels). Het schijnt dat de Engelsen hierover hoog opgeven. Hoe groot de factor ironie is weten we niet, maar bevordert het ook de kennis van de studenten? Die schijnen, als we de berichten horen, nogal kritisch te zijn over de beheersing van het Engels door hun docenten. Dan rijst de vraag: Hoe efficiënt is de kennisoverdracht.

        Een ander probleem, Jona, is dat ik soms de indruk krijg dat jij er van overtuigd bent dat niet-oudheidkundigen, classici, archeologen, niet in staat zouden zijn om te snappen wat jij of je vakgenoten bedoelen. Dat zal in de praktijk meestal nog wel meevallen, denk ik. Uiteindelijk heeft iedereen in alle wetenschappen op de schouders gestaan van de voorgangers. Iemand met een wetenschappelijke instelling moet in staat zijn, op een verantwoorde manier, samen te werken met iemand van een andere discipline dan de zijne.

        1. Het is lastig beknopt te antwoorden maar ik verwijs even naar

          https://mainzerbeobachter.com/2017/10/19/ben-ik-nou-zo-streng/
          https://mainzerbeobachter.com/2018/01/01/livius-nieuwsbrief-januari-2018/#comment-29469

          Wat betreft je vraag (1): Ja, het de wetenschap kan worden hersteld. Of in elk geval teruggebracht naar 1980. We hebben dat niveau immers ooit gehad dus we kunnen het ook opnieuw halen. Maar het veronderstelt dat de wetenschappers erkennen dat er een probleem is en dat doet men niet. Die erkenning wordt ervaren als gevaarlijk: “Dan bezuinigen ze ons weg.” En dus worden we getrakteerd op geluk over excellence.

          Dan volgen enkele opmerkingen van je hand waarmee ik het helemaal eens ben.

          Wat betreft je slotopmerking: daar zal ik nog over nadenken. Ik heb inderdaad vaak het idee dat er over mijn vakgebied heen wordt gewalst – niet alleen door de spreekwoordelijke fysicus die het allemaal beter weet, maar ook door de betrokkenen zelf. Ik denk aan de classica die hardop brulde nooit in een archeologisch museum te komen, tenzij het was om papyri te lezen; en ik denk aan de archeologen die teksten letterlijker nemen dan wie ook.

      2. mnb0

        Paradigma en interdisciplinair zijn in de natuuwetenschappen beslist geen voorbeelden van vaagpraat. Het middeleeuws paradigma (met dank aan het genie Aristoteles) was teleologisch – verklaringen zoeken in termen van doel. Vanaf de 16e eeuw werd het geleidelijk causaal. Dankzij oa Bohr en Heisenberg is het tegenwoordige paradigma probabilistisch. Deze verschuivingen waren fundamenteel en ingrijipend. Voor wat betreft de samenlevingen is de laatste verschuiving, van causaliteit naar waarschijnlijkheid, nog in volle gang.

        1. Dat klopt. U heeft het over een aantal zeer relevante paradigmaverschuivingen. Ik heb een jaartje filosofie gedaan (daar hadden we gelukkig al het vak wetenschapsfilosofie en heb ik Kuhn en Popper gelezen, helaas niet Lakatos, hoewel ik wel van zijn theorieën de grote lijnen gelezen heb). In Leuven heb ik een aantal vakken samen met de natuurkundigen gevolgd. Het onzekerheidsprincipe van Heisenberg en de golfvergelijking van Schrödinger kwamen ook aan de orde (wij hadden een jonge prof. die een tijdje aan het MIT gezeten had).
          Leuk artikel over Kuhn: https://plato.stanford.edu/entries/thomas-kuhn/

  2. A. Minis

    De wetenschappelijke opleidingen zijn –voor zover ik dat kan beoordelen, dat kunt u beter dan ik…nogal achteruit gegaan sinds u en ik studeerden (ik heb een studie Grieks en Latijn voltooid). Dat begint al op de middelbare school, waar ze volgens mij deze vakken net zo goed kunnen afschaffen. Je geeft ze goed of je geeft ze niet.
    Interdisciplnair is natuurlijk ”vaagpraat” als het inhoudelijk niets inhoudt, maar het is op zich toch goed dat niet iedereen op het eiland van het eigen vak blijft zitten?
    Overigens heb ik soms de indruk dat u voor schrijvende classici wat te streng bent. En voor sommigen anderen weer wat mild: dat boek van Candida Moss zou ”geen slecht boek” zijn. Welnu, als er 1 boek overbodig is vanwege oud nieuws, en meer dan zwak bij de argumentatie van het nieuwe nieuws dat de christenen vreselijk overdrijven met hun martelaren.
    Voor de rest: ik waardeer uw blog zeer, maar af en toe ligt wat mij betreft de lat ”wetenschappelijk” te precies. Geschiedschrijving moet tegenwoordig aan strenge eisen voldoen, het is ”wetenschap” geworden. Wat mij betreft zijn die normen niet zaligmakend.
    En soms ervaar ik het als ”spikers op laag water”. Dat moet u mij maar niet kwalijk nemen. Uw blog wordt er niet minder om gewaardeerd.

    1. Ik heb een tijdje geleden geblogd over deze materie: https://mainzerbeobachter.com/2017/10/19/ben-ik-nou-zo-streng/

      Ik denk dat het niet onredelijk is als ik verwacht dat ik van mensen die werken aan een universiteit, iets kan leren. Dat is eigenlijk alleen zo als ze over hun specialisme spreken. Op het moment dat het gaat over de betekenis van dat werk, over de vraag hoe dat past in een groter geheel of over de relatie tot andere specialismen, schiet men enorm tekort. Eigenlijk volgt dan al snel “dat is een ander vak”. Maar dat onderscheid is voor de burger én de wetenschap irrelevant.

    2. mnb0

      Zonder het u kwalijk te nemen ben ik het behoorlijk met u oneens. WIl geschiedkunde betrouwbare resultaten opleveren dan kan die lat wetenschappelijk (aanhalingstekens overbodig) niet precies genoeg liggen. En er zijn er meer dan genoeg die daaraan voldoen. JL’s eigen Israel Verdeeld is er maar één voorbeeld van. Gesjoemel met normen levert kwak op, of erger. Frank van Kolfschooten heeft laten zien hoe dat juist in die zogenaamd zo exacte natuurwetenschappen plaatsvindt.

  3. A. Minis

    mnbO: fijn dat u mij niet kwalijk neemt dat ik zit te vloeken in de kerk. Ik wil niet zeggen dat het begrip ”wetenschappelijk” geen waarde heeft. Nauwkeurigheid en zorgvuldigheid gepaard met grondige kennis zijn uiteraard van grote waarde.
    Ik ben desondanks van mening dat het ook gebeuren kan (en dat het ook gebeurt) dat men zeer wetenschappelijk te werk kan gaan en het toch mis kan hebben. En dat men van de andere kant iets intuïtief kan aanvoelen en in de juiste richting denken zonder dat men het volgens de strengste regels kan onderbouwen.
    Idealiter gaan beide zaken natuurlijk samen.
    Als een auteur een detail verkeerd weergeeft (bijv. de laatste woorden van een keizer) hoeft het toch geen slecht boek te zijn? (een spijker op laag water). Al had die auteur dat kunnen weten.
    Wat kwak betreft: ik beschouw het als een ander genre dan de strikt wetenschappelijke richting
    Tom Holland is geen historicus, en hij rijdt een scheve schaats in de inleiding, en hij geeft, zo heb ik begrepen, verouderde kennis weer. Maar daarom is nog niet alles onzin, en hij kan briljant een verhaal vertellen. Ik ben geen recensent maar een lezer en ik kan stijl waarderen. Ik lees zulke kwak met groot plezier maar ben wel gewaarschuwd. En als een lezer het allemaal gelooft, is dat nu echt zo erg?

    Jona Lendering: bedankt voor de link, ik zal het aandachtig lezen.

    1. Wat Hollands stijl betreft: ik ben geen fan van zinnen als “As the storm clouds of seeming Persian invincibility loomed ever darker over Ionia, so strange shadows from the past returned to haunt Athens, too.” Min maar min is plus maar het is niet zo dat als je twee clichés in één zin propt, het literatuur is. Maar dit is uiteraard subjectief.

      Maar iemand die kwakgeschiedenis gelooft, dat vind ik wel erg. Geschiedenis is belangrijk, de klassieken zijn belangrijk. Mijn grootste angst is dat de bestudering van de klassieken gegijzeld gaat worden door de politiek: de limes-samenwerking bijvoorbeeld die openlijk aangeeft dat ze pro-Europees is. Over het potjeslatijn van Baudet maak ik me geen zorgen, wel over de mogelijkheid dat hij onweersproken blijft in zijn opmerkingen over de Nederlandse identiteit.

  4. A. Minis

    Haha, mijnheer Lendering! ik vind dat hij dat mooi gezegd heeft, maar u stoort zich nu eenmaal aan de inhoud. En jawel, het is subjectief.

    Laten we hopen dat uw grootste angst niet uit zal komen.

    De klassieken zullen toch wel niet ten onder gaan omdat er wat argeloze lezers zijn die geloven wat in kwak- boeken staat?

    1. Daar maak ik me dus wél zorgen om. Zonder de verdiensten van de postmoderne scepsis te willen tegenspreken geloof ik dat er zoiets bestaat als “feit” en “waarheid” en dat het zinvol is daarop te bouwen.

      Ik heb sinds 2000 gezien hoe dat is geërodeerd. Niet alleen door het internet, niet alleen door overdreven postmodern gerelativeer, niet alleen door de kwaadwillendheid van nationalisten en fundamentalisten, maar doordat niemand de humaniora wilde verdedigen. Alles van waarde is niet weerloos maar kwetsbaar. Het verdient verdediging. Die is achterwege gebleven en je ziet de flauwekul terugkomen.

      Of de teloorgang van de klassieken een ramp is, daarover kun je een boom opzetten. Maar ze vormde de voorafschaduwing van de problemen in de huidige politiek. Als mensen na 2000 hadden opgelet bij de lessen van de oudheidkunde, hadden we nu wat problemen minder gehad.

      Ik ben wat zwaar op de hand, ik weet het.

Reacties zijn gesloten.