
Eergisteren heb ik les gegeven aan de Willem van Oranje scholengemeenschap in Oud-Beijerland. Ik spreek graag op middelbare scholen en zoals verwacht werd het een fijne dag, waarin ik aan vier groepen van elk ongeveer veertig onderbouwleerlingen anderhalf uur uitleg gaf over de limes. De dagen ervoor waren ze naar plekken als Archeon en het Thermenmuseum geweest, dus ze hadden al wat voorkennis.
Ik herhaalde eerst wat er zoal in de Lage Landen is gebeurd in de Romeinse tijd. Het genocidale begin ten tijde van Caesar, de stichting van Nijmegen, de veldtochten van Drusus in het gebied tussen Rijn en Weser. Ik vertelde over de slag in het Teutoburgerwoud in 9 na Chr. en over het ontstaan van de reeks forten langs de Rijn ten tijde van de Romeinse invasie van Brittannië, over Claudius’ bevel aan Corbulo zich op de linker-Rijnoever terug te trekken, over de onduidelijke status van de Bataven (bondgenoot of onderdaan?), over de Bataafse Opstand en over de (vanuit Romeins perspectief) normalisering van de verhoudingen in de jaren daarna. De bezoekjes van Domitianus, Trajanus en Hadrianus aan het Nederlandse rivierengebied passeerden eveneens de revue.
Ik vertelde ook dat de Bataafse Opstand vanaf de zestiende eeuw is gebruikt als geadopteerd Nederlands verleden. U weet wel: prins Maurits kreeg van de Amsterdamse rederijkers een ereboog als was hij een nieuwe Julius Civilis, de VOC stichtte Batavia, we hadden een Bataafse Republiek, er was Batavus Droogstoppel, ons nationale vervoermiddel is de Batavus-fiets en er bestaat Batavier-bier. Met droge ogen noemde ik als oorsprong van dit geadopteerde verleden de Tachtigjarige Oorlog, wat natuurlijk onzin is, maar het leek me een redelijke aanname dat kinderen in Oud-Beijerland wél weten wat er is gebeurd in Den Briel maar niet weten wie Gerard Geldenhouwer was. Over deze onwaarheid morgen meer; voor die leerlingen hoefde ik alleen aannemelijk te maken dat alle hedendaagse aandacht voor de limes een breuk was met ’s Neerlands traditionele, van oorsprong Gelderse geschiedbeeld.
Nu konden we het eindelijk hebben over de limes. Ik heb gewezen op enkele delen van het standaardverhaal: ik sprak dus over Romeinse legionairs en hun uitrusting, over hulptroepers die werden gerekruteerd onder de niet-Romeinse ingezetenen, over de diplomatieke relaties met de bondgenoten en over de ravitaillering (lees: de vloot). Van deze vier, zo vertelde ik, worden vooral de eerste twee archeologisch aangewezen, en dus kwam ik te spreken over legioenbases als Nijmegen en over de castella en observatietorens langs de Rijn. Ook vertelde ik over de limes-weg, het grootste bouwwerk in Nederland vóór de Westfriese Omringdijk.
(Nu ik het toch heb over de limes-weg: limes is Latijns landmetersjargon voor het scheidingspad tussen twee velden. Voor zover ik weet zijn er maar een paar gevallen waarin het woord metonymisch wordt gebruikt ter aanduiding van de rijksgrens. Het hedendaagse gebruik van de uitdrukking zou, zo vermoed ik, door de oude Romeinen niet onmiddellijk zijn begrepen.)
De crux van onderwijs – en wetenschapsvoorlichting – is dat je mensen net aanspreekt boven hun niveau. Alleen dan neem je ze serieus, vooral zo prikkel je ze tot meedenken en op deze manier pikken ze meer op. Dus wees ik er ook op hoe archeologen lange tijd alle Romeinse voorwerpen ten oosten van de Rijn automatisch dateerden vóór 9, daarmee de interpretatie van de Romeinse auteur Florus overnemend, en ik vertelde hoe moderne historici vervolgens zeiden dat die bron betrouwbaar was omdat archeologen geen voorwerpen kenden van na 9. Zoiets heet een cirkelredenering, legde ik uit.
Verder wees ik op de gelaagdheid van de Romeinse maatschappij. Romeinse generaals, zo vertelde ik, zetten in een veldslag eerst hulptroepers in, mannen zonder burgerrecht, en pas als de eigenlijke strijd was gestreden kwamen de legionairs in actie. Vervolgens meldde de generaal trots aan de keizer dat er nauwelijks Romeins bloed had gevloeid. In elk van de vier lessen reageerden de kinderen daarop vol verontwaardiging. Aan de hand van het plattegrond van de legioenbasis in Neuss toonde ik een ander aspect van de standensamenleving: de commandant woonde in een huis dat even groot was als de barakken waarin 480 gewone soldaten verbleven. Dit namen de leerlingen ter kennisgeving aan.
Ook gooide ik de vraag neer waarom de Romeinen vijf-, zesduizend legionairs in Nijmegen legerden, duizenden hulptroepers plaatsten in castella en een kostbare weg over een dijk aanlegden – terwijl een militaire dreiging goedkoper viel te pareren door surveillance en een onderscheppingsmacht in het achterland. Eén groep leerlingen vond het antwoord dat de limes in onze contreien vooral een prestige-object was en dat vond ik goed gevonden: het is een beetje zoals Masada, waar de over-inzet aan middelen eveneens andere doelen diende. Een tweede groep leerlingen herinnerde dat de limes niet was ontstaan als grens maar als transportweg.
Een derde groep opperde dat er in het huidige Duitsland misschien wél gevaarlijke Germanen konden zijn die, zolang de Beneden-Rijn onbewaakt lag, gebruik zouden kunnen maken van een gat in de grens. Een meisje verbond daaraan de conclusie dat als de Germanen zo’n omtrekkende beweging konden maken, de grens ook langs zee moest worden gesloten – en anticipeerde dus op wat ik nog zou vertellen over het ontstaan van de kust-limes.
Kortom, het was een heel leuke dag, inspirerend door leergierige en slimme kinderen. Na afloop was er een expositie van dingen die de leerlingen hadden gemaakt: maquettes van Griekse en Romeinse huizen bijvoorbeeld, een functionerende ballista en het scheepsmodel dat u hierboven ziet.
Nog een laatste observatie: om te tonen wat een legioen deed, gebruikte ik een foto uit Kubricks speelfilm Spartacus. Ik was niet weinig gevleid toen leerlingen van de eerste groep in de pauze besloten het fragment op een smartphone op YouTube op te zoeken. Van pubers kun je alleen houden. Op een schermpje van een paar centimeter breed heeft die scène natuurlijk niet het effect dat ’ie heeft in de bioscoop, maar toch: het blijft geweldig achtduizend figuranten aan het werk te zien.
Jona, jouw manier van schrijven volg ik nu al meer dan drie jaar en dat is een dagelijkse verfrissing.Ga zo door…Groeten Wim
“Met droge ogen noemde ik als oorsprong …..”
Foei, je onderschat tieners. Je kunt ze rustig vertellen dat de populariteit van de Batavieren ouder is dan de Tachtigjarige Oorlog, misschien wel een paar honderd jaar en dat het je er nu om gaat dat de opstand tegen de Spanjaarden die populariteit enorm vergrootte.
“De crux van onderwijs – en wetenschapsvoorlichting – is dat je mensen net aanspreekt boven hun niveau.”
Aldus Lev Vygotski.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Zone_van_de_naaste_ontwikkeling
“heeft die scène natuurlijk niet het effect”
Omdat ik de film nooit gezien heb kan ik je verzekeren dat ook op een klein scherm het effect uiterst intimiderend is.
Nu weet ik ook waar de grap van Uderzo en Goscinny over de briljante Romeinse manoeuvres door geïnspireerd is.
Ik zeg maar één ding: bankstellenleer. En sindsdien hebben soldaten in alle sword-and-sandals films (en heel wat middeleeuwse) van die nep-leren body-armours aan. Kan iemand me trouwens uitleggen waarom twee legers netjes tegenover elkaar gingen staan wachten tot de ander al zijn oh zo clevere manouvres had afgewerkt? Ik had als veldheer al lang mijn ruiterij een omtrekkende beweging laten maken en die marcherende legionnairs in de flank aangevallen terwijl ze krampachtig in de gaten hielden of ze nog in de pas liepen bij hun voor- en zijman. Dat had ze geleerd: gnag, gnah, gnah…
Mischien wel genoemd in de lessen, maar ik mis ‘de’ Kelten een beetje in het verhaal. Beetje afhankelijk natuurlijk waar je les geeft, maar in Oud-Beijerland en Den Briel iets over Menapiërs had passend en wellicht verrassend geweest.
Gedurende zo’n beetje de gehele geschiedenis van het Romeinse leger mochten de hulptroepen (socii, auxilia, foederati etc.) het vuile werk opknappen. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de legionairs niets deden, maar we hebben vrij veel bewijs dat de verliezen onder de bondgenoten aanzienlijk groter waren. Dat gold al in de tijd van de Republiek. Livius beschrijft in zijn 40e boek een veldslag in Spanje in 180 BCE. Daarin sneuvelden 472 Romeinen, 1019 Latijnen en andere Italianen en ongeveer 3.000 Spaanse hulptroepen. De eerste cijfers zijn zo precies, dat het heel waarschijnlijk is dat ze uit een officieel document komen. Het leger hield bij hoeveel manschappen gesneuveld waren en de Latijnen en andere Italianen hadden meer dan twee keer zoveel gesneuvelden als de Romeinse burgers. De Spaanse verliezen werden alleen maar geschat.
Ik fietste gisteren nog via de Julius Caesarlaan over de Julius Caesarbrug in Leiden, mezelf afvragend wanneer de protesten tegen deze namen zouden losbreken. Het antwoord weet ik natuurlijk al.
“Het hedendaagse gebruik van de uitdrukking zou, zo vermoed ik, door de oude Romeinen niet onmiddellijk zijn begrepen.”
Aangezien die oude Romeinen voor de standaardbenaming van ‘grenstroepen’ het zelfde woord gebruikten (‘Limitanei’) denk ik dat je daar wel eens naast zou kunnen zitten.
Wij hebben toch ook een wegenwacht?
Oké, dat is een beetje een leutig antwoord, maar uit het feit dat limitanei zo worden genoemd, valt niet meteen af te leiden dat het echt grensbewaking is.
“Ook gooide ik de vraag neer waarom de Romeinen vijf-, zesduizend legionairs in Nijmegen legerden, duizenden hulptroepers plaatsten in castella en een kostbare weg over een dijk aanlegden – terwijl een militaire dreiging goedkoper viel te pareren door surveillance en een onderscheppingsmacht in het achterland.”
Maar dat gebeurde toch ook en de derde en vierde eeuw? Het was toch de reden van het ontstaan van comitati met een comes aan het hoofd, die basis vormden van de middeleeuwse graafschappen? En dan met de marchii aan de echte grenzen waar ze invallen verwachtten? Of heb ik nou iets verkeerd onthouden?
“terwijl een militaire dreiging goedkoper viel te pareren door surveillance en een onderscheppingsmacht in het achterland”
Misschien. Maar wel ten koste van de bezittingen (en levens) van de bewoners van die grensstreek, die je dus daarvoor laat opdraaien.
Het spiegelbeeld komt ook voor: zo heeft Willem I zijn inmiddels ongeveer gehalveerde koninkrijk op de rand van het bankroet gebracht door de inmiddels door alle grote mogendheden van Europa als onafhankelijk erkende staat België pas op de conferentie van Londen in 1839 (onder druk) te erkennen. De hoop van Willem I om zijn koninkrijk te herstellen heeft de hele Nederlandse bevolking (die over zijn beleid zeer ontevreden was) veel geld (gedeeltelijk gefinancierd door het verwerpelijke cultuurstelsel) en leed gekost en dat zal in de grensstreek nog duidelijker gespeeld hebben. Hier ging het dus niet over een defensieve maar om een ondoordachte offensieve politiek. Ten tijde van het (nog steeds niet afgewende) bankroet van de Griekse staat, een aantal jaren geleden, verscheen in de NRC een lang artikel over dit onderwerp.
Het ironische van de hele zaak is dat hij in 1840, na zijn abdicatie ten gunste van zijn zoon, naar Berlijn vertrok, en in 1841 In Berlijn trouwde met de katholieke rijksgravin Henriëtte d’Oultremont de Wégimont, die van vaderskant stamde uit een rooms-katholieke Waalse adellijke familie, en vervolgens de Nederlandse staat tien miljoen gulden tegen 3% rente om een bankroet te voorkomen, dat hijzelf bijna veroorzaakt had
Zie:
https://www.wikiwand.com/nl/Willem_I_der_Nederlanden
https://www.wikiwand.com/nl/Volhardingspolitiek
Sorry, dit was een reactie op Robert Vermaat. Staat op verkeerde inspringing. Sorry, Robert!
Roger
`Alle hedendaagse aandacht voor de limes (is) een breuk met ’s Neerlands traditionele, van oorsprong Gelderse geschiedbeeld.’ Daar ben ik niet zo zeker van. Er zou een schoolboekenstudie naar moeten worden uitgevoerd, maar ik denk dat de `Bataafse mythe’ het uiterlijk tot in de jaren ’50 van de vorige heeft volgehouden. Naar mijn mening is het concept van de Bataven als `onze voorouders’, en zeker het voorouderschap van de in 40-45 besmette Germanen-in-het algemeen, vervangen door het concept van de in de Middeleeuwen ontstane christelijke natie, een amalgaam van `Franken, Friezen en Saksen’ die gelukkig werden gekerstend. Ik leerde medio jaren ’60 op mijn (openbaar-christelijke) lagere school dat Nederland een Hervormd land was, en was hoogst verbaasd te merken dat de Katholieke Volkspartij de grootste politieke partij van Nederland was – waar kwamen die katholieken dan vandaan? Dat hier Romeinen waren geweest, werd wel onderwezen maar er werd (bij mij in de Randstad tenminste ) niet lang bij stilgestaan.
Dat nu de Romeinse beschaving en haar belang voor onze samenleving via de Limes de klas in worden geduwd, is een curieus stukje cultuurpolitiek, misschien niet eens bewust gevoerd maar binnensluipend in een gemakzuchtig en makkelijk te verteren kader van `look what the Romans did for us’. Je hoort en leest in dat verband (nog steeds) de gekste dingen.Dat neemt niet weg dat de limes (die tot circa 1980 ook in Nederlandse archeologische en historische kring er nauwelijks toe deed!), een fascinerend stukje Vaderlandse Geschiedenis vormt. Een prima leidraad voor goede en leuke lessen zoals Jona die beschrijft. Maar `de limes’ is niet hetzelfde als `de Romeinen in Nederland’, en noch de limes, noch de Romeinen hebben in directe zin een rol gespeeld bij wat Nederland nu is, en wie de Nederlanders nu zijn. Laten we niet de Bataven of de Germanen vervangen door de multiculturele Romeinen als mythische voorouders.
Ik denk, eerlijk gezegd, dat de Bataafse mythe nog heel levend is. Ik herinner me althans levendig hoe ik twee of drie Romeinenweken geleden nog werd benaderd met de vraag waarom er zo weinig werd gedaan aan Nederland in de Oudheid. Mensen ervaren de Romeinen niet als hun eigen verleden en ervaren de limes als Fremdkörper. Dat is onterecht: de Romeinse tijd heeft lang genoeg geduurd om als “onze” geschiedenis te mogen gelden. Wat mij verontrust is de verschraling: we hadden een veel breder antiek verleden, nu is het Romeinen voor en na. Waarom de eenzijdige nadruk op de Romeinen en, binnen het Romeinse verleden, de eenzijdige nadruk op de limes een verbetering kan zijn, wordt almaar niet uitgelegd. Dan overtuig je mensen nooit van het belang.
Ik had er nooit zo bewust over nagedacht, maar onbewust leeft (leefde?) er in mij ook het idee van Wij en Zij, waarbij de Romeinen duidelijk Zij zijn en de hier woonachtige stammen, waaronder de Bataven, Wij.
Ja, we spreken toch een Germaanse taal? We stammen toch vooral af van de Germanen? We zijn toch niet in de Oudheid gekerstend? Onze literatuur begint toch met de Franken?
Het is wat kort door de bocht, want de limes heeft niet de ambitie ons een nieuwe nationale identiteit aan te meten (al wordt wel degelijk de Europese kaart gespeeld). Maar het Gelderse geschiedbeeld is niet het slechtste.
Een ander Gelders geschiedbeeld is ook best leuk vanuit nationalistisch perspektief: de Salische Franken, die uiteindelijk het Frankische Rijk zouden stichten, kwamen uit Overijssel-Gelderland. Daar vallen heel wat borstklopperige kort-door-de-bocht conclusies uit te trekken.
Jona wat bedoel je precies met :kinderen aanspreken net boven hun niveau?
Bedoel je misschien kennis?
Onderwijs en voorlichting zijn per definitie mensen, jong of oud, iets vertellen wat ze nog niet weten. Maar ook: ze omhoog trekken, scherper laten denken.
O, wat had ik dit fijn gevonden als middelbare scholier. Helaas herinner ik me maar één geschiedenisleerkracht (waar we maar 1 jaar les van hadden) die mijn interesse voor geschiedenis wat scheen te delen (gelukkig werd dat in de lessen Latijn wel wat goedgemaakt, maar naar wat uitdagend materiaal uit andere tijdsperioden moest ik zelf op zoek gaan).