
Een van de vragen rond de jaarwisseling was wat het “teken van Jona” was, dat door drie evangelisten wordt genoemd. Er liggen hier diverse problemen. Om te beginnen wat “van” hier betekent. Is dat het teken dat de profeet Jona gaf (de aankondiging van de verwoesting van Nineveh), de les die hij leerde (dat de heidenen tot inkeer konden komen) of het teken dat hij zelf voor de gelovigen vormde (dat je je niet moet verzetten tegen een goddelijke opdracht)? Bedenk hierbij: er was destijds geen vastgestelde canon van de Bijbel. Er kunnen best verhalen hebben gecirculeerd over Jona die de eindredactie niet hebben gehaald. Dat maakt de uitleg voor ons extra lastig.
De tweede vraag: waarom vertellen de evangelisten er verschillend over? Dit brengt ons naar de discussie over de bron Q. Derde vraag: wat is de (Galilese) context van de passage? Pas als we dat allemaal weten, kunnen we bekijken wat is bedoeld. Tip van de sluier: we weten het niet precies, maar de strekking is duidelijk. Kortom, stof genoeg.
De tekst
Eerst maar eens de tekst. Of beter, de drie teksten, want de evangelist Johannes weet niets van deze anekdote. De vertaling is NBV21.
Matteüs 12.38-40 | Marcus 8.11-12 | Lukas 11.16, 29-30 |
38 Daarop reageerden enkele schriftgeleerden en farizeeën met een vraag: “Meester, we zouden graag een teken van u zien.” | 11 Daar kwamen de farizeeën op hem af, en ze begonnen met hem te discussiëren. Om hem op de proef te stellen, verlangden ze van hem een teken uit de hemel. | 16 Anderen verlangden van hem een teken uit de hemel om hem op de proef te stellen. |
39 Hij antwoordde: “Dit is een verdorven en trouweloze generatie. Ze verlangt een teken, maar zal geen ander teken krijgen | 12 Jezus slaakte een diepe zucht en zei: “Waarom verlangt uw soort mensen een teken? Ik verzeker u: aan mensen als u zal zeker geen teken gegeven worden!” | 29 Toen er steeds meer mensen toestroomden, zei hij: “Dit is een verdorven generatie! Ze verlangt een teken, maar zal geen ander teken krijgen |
dan dat van de profeet Jona. | dan dat van Jona. | |
40 Want zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van een grote vis zat, zo zal de Mensenzoon drie dagen en drie nachten in het binnenste van de aarde verblijven. | ||
30 Zoals Jona een teken was voor de inwoners van Nineveh, zo zal de Mensenzoon een teken voor deze generatie zijn. |
De achtergrond: Q
Normaalgesproken kijk je, als Matteüs, Marcus en Lukas iets vertellen wat Johannes niet heeft, eerst naar Marcus. Zijn tekst is immers door Matteüs en Lukas bewerkt. Materiaal dat Lukas en Matteüs delen en niet is ontleend aan Marcus, staat per definitie bekend als Q. Dit is als vuistregel best bruikbaar, maar hier lopen we tegen de grenzen aan.
Zouden we de vuistregel normaal toepassen, dan zou na Marcus’ opmerking over “geen teken” zowel Matteüs als Lukas op het idee moeten zijn gekomen daaraan “dan het teken van Jona” (en het vervolg) toe te voegen. Het is wel erg toevallig dat beide auteurs hetzelfde idee kregen. We mogen aannemen dat het volledige gezegde “geen teken dan het teken van Jona” is geweest en dat Marcus besloot het in te korten. Dit is dus speculatie, maar ik zie geen andere manier om er iets van te maken. Sterker nog, ik vermoed dat we hier voorbij Marcus en Q komen, een stap dichterbij de precieze woorden van Jezus.
Dat beschouw ik als antwoord op de tweede van onze vragen. De eigenlijke kwestie is wat Jezus kan hebben bedoeld. Daarover zo meteen meer.
[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]
De stelling “Materiaal dat Lukas en Matteüs delen en niet is ontleend aan Marcus, staat per definitie bekend als Q” is te kort door de bocht.
Enerzijds zullen er ongetwijfeld onderling licht variërende redacties van die tekst Q gecirculeerd hebben. In de 1e en begin 2e eeuw waren er immers zeer veel christelijke teksten in omloop. (Denk maar aan de 52 geschriften die in Nag Hammadi werden aangetroffen.) De canonieke teksten in ons NT is maar een klein deel hiervan.
Daarnaast hebben Matteüs (Mt) en Lucas (Lc) naast Marcus en Q ook gebruik gemaakt van materiaal uit eigen bronnen (Sondergut genaamd). Dit zijn verzen, uitspraken en verhalen die noch in Marcus noch in Q voorkomen. Voor Mt betreft dit ongeveer 1/4e van zijn tekst, voor Lc maar liefst 2/5e.
Eerst en vooral mijn excuses voor m’n lange reactie maar het is te belangrijk om oppervlakkig te blijven.
Ik vind de uitspraak “een stap dichterbij de precieze woorden van Jezus” op zijn zachtst gezegd delicaat. Die kunnen we onmogelijk achterhalen.
De ontstaansgeschiedenis van de vroegste christelijke teksten is ronduit complex. De evangelies zijn niet het werk van één auteur, er zijn ongetwijfeld meerdere auteurs aan het werk geweest die op verschillende momenten stukken hebben aangepast en toegevoegd, op basis van hun eigentijdse ervaringen.
Ook hadden alle vier de evangelisten een eigen stijl en wilden ze daarbij eigen theologische accenten leggen.
Onze 4 evangelies zijn een kleine selectie van vele vroeg-christelijke geschriften die toen circuleerden. Ze werden maar liefst 40 tot 70 jaar nà de dood van Jezus neergeschreven, en zijn in hoge mate beïnvloed door de postpaschale ervaring van Zijn volgelingen (d.w.z. hoe ze zijn omgegaan met zijn Opstanding en Zijn verdwijnen uit deze wereld daarna). Maar evenzeer door de val van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel in 70 n.C.
Ik bedoel hiermee dat de auteurs doelbewust woorden in de mond van Jezus hebben gelegd die hij ongetwijfeld nooit uitgesproken heeft. Hun eigenlijke bedoeling was geen geschiedschrijving, zelfs geen exacte reconstructie van Zijn leven. Wij westerlingen gaan veel te wetenschappelijk met die theologische teksten om. Hun eigenlijke bedoeling staat in elk evangelie te lezen: ze willen dat de lezer tot geloof komt dat Jezus de Messias is, en Zoon van God. Heel hun evangelie hebben ze geschreven met enkel dit in gedachten.
De woorden over Jona vind je enkel bij Mt en Lc. Maar hier horen ook verzen bij (nl. Mt 12,41-42 en Lc 11,31-32) die Mc, nochtans de oudste bron, niet heeft. We mogen Mt en Lc hun tekst dus niet zomaar met Mc vergelijken.
Wat ik hier ook mis, is het feit dat bij Mt die tekst twee keer voor, nl. Mt 16,1-2a.4 (dit noemt men een doublet). Mt heeft dus ook de tekst van Mc 8,11-12 bewaard, maar met toevoeging van de woorden over Jona.
Doubletten wijzen op een dubbele herkomst.
De herkomst van Mt 16 is duidelijk Marcus.
Mt 12 en Lc 11 komen dan weer van Q.
Als je teksten wilt vergelijken, dien je met deze verschillen qua herkomst rekening te houden.
Ik zou ook nog willen reageren op de interpretatie van het teken van Jona (uw 2e deel van de blog) maar ik stop met reageren, ik heb mijn deel al gedaan voor vandaag 🙂