Dankzij uw bijdragen kon ik afgelopen zomer een huisje huren in Gemmenich op de Vaalserberg. Op de Belgische helling, tweehonderd meter ten zuiden van de grens, schreef ik toen mijn boek Xerxes in Griekenland (koop het, dan heeft ook mijn uitgever een goed oud jaar). Ik maakte toen ook een beginnetje met een ander boek, Bedrieglijk echt, dat ik momenteel in hetzelfde huisje aan het afronden ben.
Rookgordijnen
Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb destijds geblogd over hoe vreemd het was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven. Iedere eerstejaarsstudent weet waarom dit een rookgordijn was: analisten kunnen wel slechte vervalsingen ontmaskeren maar niet aantonen of iets echt is. Het persbericht over de laboratoriumresultaten is minimaal te typeren als misleiding.
Het was niet voor het eerst dat oudheidkundigen rookgordijnen legden, maar hoe dik de mist was rond het eveneens in 2012 opgedoken Marcusfragment zou pas later duidelijk worden. Het was ook niet voor het laatst dat wetenschappers de aandacht afleidden van datafraude in plaats van haar te onderzoeken. U hebt op deze blog kunnen lezen hoe mijn verbazing overging in verbijstering en misschien kent u mijn stuk in Skepter.
Daar gaat mijn boek echter niet over, al mag academisch falen ook niet onvermeld blijven. Dat Oxford-medewerker Dirk Obbink momenteel wordt verdacht van diefstal of heling, is immers geen academische kwestie. Omdat wetenschap er is voor ons allemaal, gaat dit wangedrag ons allemaal aan. Toch hoop ik in dit boek vooral te tonen dat de bestudering van antieke teksten, ongeacht de moeilijkheden, vooral heel fascinerend is. De historisch gegroeide en wetenschappelijk onhoudbare grens tussen archeologie en filologie valt hier weg.
Triomfverhalen
Het begint dus met een algemeen hoofdstuk waarin ik verschillende voorbeelden geef van papyri – zeg maar zoiets als dit blogstukje – en waarin ik het belang uitleg van een gedocumenteerde provenance. Een filoloog kan een tekst pas bestuderen als de vragen over het materiële aspect van zo’n papyrussnipper zijn behandeld, anders begint hij zijn onderzoek met onvoldoende informatie.
In het tweede hoofdstuk komen allerlei losse aspecten aan de orde: hoe maak je een papyrusrol? waarom is de opgraving belangrijk? hoe zit het nou met de zwarte markt? hoe conserveer je een papyrus? hoe dateer je een tekst? hoe presenteer je een papyrus in een museum? Het is bizar, maar we hebben in ons taalgebied geen website en zelfs geen boek waarin dit soort zaken staan uitgelegd. Dit hoofdstuk zal erg lang zijn, want hierin komen al die laboratoriumtechnieken aan de orde waarmee de wetenschap antieke teksten analyseert.
Vervolgens behandel ik in het derde hoofdstuk de triomfverhalen. De Leidse Amunpapyrus, de ontelbare hoeveelheid papyri uit Oxyrhynchos, de Dode Zee-rollen, de papyri uit Herculaneum, (nog meer technische innovatie), de boeken uit Nag Hammadi en tot slot de discussie over het ontstaan van de Koran. Na de triomfverhalen is er logischerwijs een beschouwing over de al genoemde moeilijkheden in hoofdstuk vier.
De toekomst
Ik eindig met een soort balans. De moeilijkheden zijn niet specifiek voor één Obbink of voor de papyrologie, zal ik schrijven, maar zijn die van alle oudheidkundige wetenschappen. Het probleem is de universiteit. Het boek eindigt met het wenkende perspectief dat ramanspectroscopie biedt.
Dat slothoofdstuk is in zekere zin een oud riedeltje. Dat de universiteit de verkeerde inbedding is voor de humaniora, beschreef ik al in De klad in de klassieken. En ramanspectroscopie heb ik op deze blog al eerder behandeld. Bedrieglijk echt is echter, in alle bescheidenheid gezegd, niet een verzameling opgewarmde blogstukjes: het is een totaal nieuwe tekst, al hebben de trouwe lezers van deze blog de afgelopen zeven jaar mijn verbazing wel zien groeien.
U kunt Bedrieglijk echt alvast hier bestellen. Maar ik moet het manuscript nu wel afronden.
Wij zijn bij voorbaat al nieuwsgierig!
Dezer dagen bericht over vervalst fossiel dat de Acta Geologica Sinica had gehaald. Paleontoloog Paul Selden uit Kansas sprak van “vervalsing, maar wel een heel goeie.”
Ik ook!
Jona, misschien heb je dit al een keer uitgelegd, maar waarom schrijf je “provenance” in plaats van “herkomst”?
Omdat het in dit geval om een echt heel specifiek begrip gaat: de gedocumenteerde herkomst van een archeologisch object. De vertaling is te algemeen, zelfs al hecht ik zelf ook aan Nederlandse woorden als het kan. Maar dit is echt overmacht.
Het wordt steeds lastiger om hier in de rechterkolom vol te houden wat je laatste en voorlaatste boek is… in ieder geval niet die twee.