Oudheidkunde en wetenschapscommunicatie

velserbroek_coin_caligula_hvh
Caligula

Ik moet eigenlijk een tekst corrigeren, maar ik lig dus gewoon wakker van de manier waarop mijn vakgebied, de oudheidkunde, gisteren in Trouw door het slijk is gehaald – zie mijn stukje van gisteren. Het is namelijk geen incident.

Ik geef nu al ruim zes jaar een nieuwsbrief uit met daarin elke maand een overzicht van het nieuws waarmee de oudheidkundige disciplines de media halen, en zeker twee vijfde daarvan voldoet niet aan de meest basale eisen die je aan wetenschapscommunicatie mag stellen. Steeds opnieuw komen mijn academische collega’s in het nieuws met stompzinnigheden en het is helemaal niet vreemd dat het vakterrein niet serieus wordt genomen.

Is er iets aan te doen? Valt de respectabiliteit van de allermooiste wetenschap van de wereld te herstellen?

Ja.

Om te beginnen: erken dat er een probleem is met het aanleveren van informatie. Er zou al een wereld zijn gewonnen als het besef wat meer inzonk dat er maar één Oudheid is geweest, dat we véél te weinig bewijsmateriaal hebben om die te bestuderen, dat je dus élke aanwijzing moet benutten, en dat je dus niet mag beperken tot ‘alleen klassieke talen’, ‘alleen geschiedenis’, ‘alleen bijbelse studies’ of ‘alleen archeologie’.

Doe je dat niet, dan krijg je berichten als die van de archeoloog die, nadat hij had ontdekt dat keizer Caligula een opvallend megalomane toegang tot zijn paleis had laten bouwen, verklaarde dat dit bewees dat de keizer écht geestesziek was – terwijl verschillende historici nu net hebben uitgelegd dat dat wel meevalt.

Ten tweede, concentreer je op wat belangrijk is. Niemand heeft er iets aan als we wéér het beeld bevestigen dat oudheidkundigen zich uitsluitend bezighouden met van elk belang gespeende futiliteiten. Concentreer je dus op de wijze waarop de oudheidkunde de moderne samenleving heeft helpen vormen – hoe de chronologische studies van Scaliger de allereerste aanzet waren tot de Verlichting, hoe Charles Darwin werd beïnvloed door de Lachmannmethode, hoe de Arische mythe samenhing met de uitleg van Tacitus’ Germania en hoe de ideeën van Pausaniascommentator Frazer een sleutelrol speelden bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. De oudheidkunde doet er namelijk toe.

Ten derde, leg de nadruk op professionalisme. Universitaire opleidingen doen er namelijk ook toe. Het is absurd dat een hoogleraar oude geschiedenis de boeken van kwakhistoricus Tom Holland aanbeveelt. Je hoeft geen geschiedenis te hebben gestudeerd om te zien dat Holland elementaire fouten maakt (meer); door zulke rommel toch aan te bevelen, zeg je in feite dat een amateur je vak eveneens kan beoefenen en dat er dus geen noodzaak is tot professionalisme of een wetenschappelijke opleiding.

Ten vierde: leg je prioriteiten vast in een charter. Als astronomen zoiets kunnen, kunnen oudheidkundigen dat toch ook?

Wat ik wil zeggen: neem de wetenschapscommunicatie serieus. Niet alleen omdat het een wettelijk voorschrift is, maar omdat je er voordeel van hebt. Er is veel belangstelling voor de Oudheid – zie de bezoekcijfers van de musea – en er kan veel geld worden verdiend in de derde geldstroom. Ik weet waarover ik het heb: ik kan ervan leven. Met de middelen en de expertise die de universiteiten hebben, kan makkelijk het geld worden binnengehaald om wat extra onderzoekers aan te stellen.

Maar in plaats van datgene te doen waarmee én de wetenschap én de eigen arbeidsplaatsen zijn gediend, adviserende Nederlandse academici het publiek Tom Holland te lezen. Ze duwen zelf de derde geldstroom van de universiteit áf. Mens sana qui mal y pense.

Deel dit:

7 gedachtes over “Oudheidkunde en wetenschapscommunicatie

    1. Dat mag best. De meeste collega’s zullen zeggen dat de wijsbegeerte niet empirisch is. Waar het mij vooral om gaat is dat men moet stoppen met “ik ben oudhistoricus” en niet het geheel; wil zien. Hoe groot dat geheel is, ach, dat is minder belangrijk.

  1. Je gaat weer lekker te keer. En helaas heb je gelijk dat er weinig rationaliteit is te ontdekken aan de wijze waarop de mensen van de letterenfaculteiten hun werkzaamheden aan het grote publiek uitleggen.

  2. CK

    Een verwant probleem, dat je bij een andere gelegenheid beschreven hebt maar nu ook vermeld had kunnen worden, is dat wetenschappen zonder duidelijk belang als eersten worden wegbezuinigd. Uit “Hermeneus” en zo valt het niet af te leiden, want men neemt de relevantie aan. Vervolgens kan men bij bezuinigingen al die acukturele bestuurders de schuld geven, terwijl men zelf niet heeft uitgelegd waar men mee bezig is. Wie zich niet wil uitleggen, verdient het ook te worden opgeheven.

    1. MNb

      Ook dat is vooral een kwestie van reputatie. Als natuurkundeleraar kan ik je echt niet vertellen wat nu het “duidelijke belang” van het higgs-boson is. En van het geld dat daarmee gemoeid is kun je kuddes oudheidkundigen aan het werk houden.

Reacties zijn gesloten.