
Als ik u zeg dat het 11 juni was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Marcellus en Lentulus consuls van Rome waren, en als ik dat omreken naar 12 mei 49 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe, een week vertraagde aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” En ik kan u verklappen dat we het gaan hebben over Cicero.
Advies aan vrouw en dochter
Vorige week 2069 jaar geleden schreef de Romeinse politicus vanuit Formiae, waar hij een buitenhuis bezat, een brief aan zijn echtgenote Terentia en zijn dochter Tullia, die is overgeleverd (Ad familiares 14.7). Hij vertelt geen last meer te hebben van gal en verzoekt zijn familieleden namens hem te bidden tot de genezende goden. Ter zake komend adviseert hij ze naar die landhuizen te gaan waar ze het verst zijn van de soldaten. Hij oppert zijn geboortehuis bij Arpinum, in het zuiden van Latium. Ze zullen er met het boerenpersoneel goed kunnen leven indien de prijzen elders te hoog zijn geworden.
Dat illustreert mooi de problemen die de door Caesar ontketende burgeroorlog veroorzaakte: de legers hadden overal levensmiddelen geconfisqueerd, de voedselprijzen knalden hemelhoog en wie vluchten kon, bracht zich in veiligheid. Cicero, die zich zal hebben gerealiseerd dat Arpinum niet per se veilig zou blijven, zegt zijn vrouw en dochter ook dat hij nog aanbevelingsbrieven zal schrijven. (U moest eens weten hoeveel aanbevelingsbrieven er in de Oudheid zijn verstuurd. In een samenleving zonder paspoorten en diploma’s waren ze cruciaal.)
Naar Griekenland
Tussen neus en lippen door zegt hij dat hij met zijn zestienjarige zoon Marcus aan boord is gegaan van een goed schip. We weten dat hij op weg was gegaan naar Griekenland. Aan boord had hij alle tijd dus om aanbevelingsbrieven te dicteren. Hij zal ze vanuit de haven van Messina of Reggio aan een bode hebben meegegeven.
Op weg naar Griekenland dus. Cicero had lang geaarzeld. Hij herkende dat Caesar de agressor was terwijl Pompeius en de Senaat een zekere legitimiteit hadden. Toen zij Italië hadden geëvacueerd, was hij achtergebleven, misschien omdat hij zelf net was teruggekeerd uit Cilicië, waar hij een succesvolle oorlog had gevoerd die hem recht gaf op een triomftocht. Alle reden om nog even in Italië te blijven hangen, waar Caesar probeerde hem voor zijn zaak te winnen. Maar nu, in mei 49, had hij gekozen. Hij zeilde naar het oosten en schaarde zich aan de zijde van de Senaat.
Ondertussen blokkeerden Decimus Brutus en Gaius Trebonius nog steeds Marseille, stond Marcus Antonius aan het hoofd van de (rekrutering van) troepen in Italië, bestuurde Lepidus de stad Rome, was Gaius Antonius in Illyrië doende de landweg naar Griekenland veilig te stellen, was Curio actief op Sicilië en was Caesar ergens bij de Pyreneeën om in Spanje de legioenen van Pompeius te neutraliseren. En Pompeius, zelf, die was met de consuls en allerlei senatoren naar Griekenland gegaan om een nieuw leger te bouwen. Binnenkort meer.
[En overigens: alle gymnasium-examen-kandidaten: veel succes met jullie examen over Cicero!
[Een overzicht van de reeks over Julius Caesar is hier.]
“Binnenkort meer.”
Dat hoop ik van harte, want Cicero die een politiek verkeerde keuze maakt vereist het.
“Een politiek verkeerde keuze” valt maar te bezien vanuit welk perspectief je het bekijkt, wij die zo beïnvloed zijn door de oratio pro domo (een uitdrukking die we trouwens aan Cicero te danken hebben als ik het me goed herinner) van Caesar: het perspectief van de (uiteindelijke) ‘winnaar’, of dat van de overwonnenen…
Met “politiek verkeerde keuze” bedoel ik “de kant van de verliezende partij”. Want Romeinse politiek was machtspolitiek. Meer moet u er niet achter zoeken. Perspectief heeft niets met mijn commentaartje te maken.
De uitdrukking Oratio pro domo hebben we inderdaad te danken aan Cicero: rond 56 AC keerde hij terug uit vrijwillige ballingschap. Zijn huis was vernield en op de plaats daarvan was een tempel gebouwd.
Caesar figureert ook weer (wanneer niet?) in deze blog over een deel van de Romeinse geschiedenis. Dat brengt mij op een nieuwe publicatie, vorige week verschenen, over de strapatsen die Caesar in Limburg uithaalde. Uit Dagblad De Limburger: “Overnachtte Julius Caesar tweeduizend jaar geleden in Venlo en de Maastrichtse wijk Wyck? Ja, zegt de Venlose amateurhistoricus Henry Walboomers. Hij schreef er het boek ‘Caesar tussen Maas en Rijn’ over en hoopt historici en archeologen te overtuigen.
Het zou de avond van 2 juni moeten zijn geweest, 55 jaar voor onze jaartelling, dat Julius Caesar met 40.000 soldaten een marskamp opsloeg in de huidige binnenstad van Venlo. Caesar was onderweg naar het noorden om strijd te leveren met twee Germaanse stammen.” https://www.limburger.nl/cnt/dmf20210514_93206684
En het vermakelijke commentaar van Frans Pollux: Caesar als Zoepkoel-keizer: https://www.limburger.nl/cnt/dmf20210422_97284084. De Zoepkoel is het stadion van VVV… Het vraagstuk van Caesars aanwezigheid in Limburg houdt ons in ieder geval van de straat. Mooi meegenomen in deze coronatijd.
Eén van mijn geliefde teksten uit de oudheid is Cicero’s brief aan Atticus waarin hij verhaalt over zijn ontmoeting met Caesar enkele weken voor hij zijn keuze maakt (brieven aan Atticus 9.18). Weinig literair, maar je komt wel heel dicht bij deze reuzen op een geladen moment. Zelfs als je aanneemt dat Cicero wellicht eerder opschrijft wat hij had willen zeggen dan wat hij echt heeft gezegd.
“Zelfs als je aanneemt …..”
Juist als we dat aannemen, lijkt mij.