
De wijsbegeerte is in een voor ons herkenbare vorm ontstaan in Griekenland, wat natuurlijk niet wil zeggen dat men in het oude Nabije Oosten niet eveneens deelnam aan het avontuur van de menselijke geest. Het gebeurde alleen op een andere manier: in sombere bespiegelingen als die van de Egyptenaar Ipuwer, in hymnen over de transcendente god Amon, in spreukencollecties en in deprimerende dialoog tussen een mens en zijn beschermgod. Tegelijkertijd ontwikkelden zich in China en India sterke onafhankelijke tradities die we als filosofie herkennen.
Ook de Romeinen hadden belangstelling, en zij sloten zich aan bij de Griekse traditie. Romeinse filosofen kozen daarin meestal niet voor deze of gene Griekse filosofische school, maar gaven er de voorkeur aan de inzichten van de verschillende stroningen te combineren. We noemden dit eclecticisme. De bekendste eclecticus was Marcus Tullius Cicero, die leefde van 106 tot 43 v.Chr. Eerst zijn biografie.
Opklimmen in Rome
Cicero’s familie behoorde niet tot de Romeinse bestuurlijke elite. Hij werd geboren in Arpinum, een kilometer of honderd onder Rome. Afkomstig uit een provinciestadje, was Cicero niet meteen de ideale kandidaat voor een grandioze politieke toekomst. Zijn familie had echter geld, hijzelf had een goede scholing en met wat handigheid zou hij kunnen opstijgen. Dat werd Cicero’s levensdoel. Zijn belangrijkste wapen: een buitengewoon scherpe pen en dito tong.
Cicero begon zijn politieke carrière als advocaat. Daarin was hij uitermate succesvol en hij wist zich, met hulp van de invloedrijke klanten die hij verdedigde, op te werken in de politiek. Hij bereikte het consulaat, de hoogste positie in het Romeinse bestuur.
Zoals een parvenu betaamt, was bescheidenheid hem vreemd. Overtuigd van de brille van zijn pleitredes liet hij ze in boekvorm uitbrengen. Daarin verkondigde hij zijn visie op de Romeinse politieke zaken van zijn tijd, maar hij verwijst ook veel naar de kunst en de filosofie.
Oproer in Rome
Het waren echter roerige tijden. Er waren twee soorten machtsstrijd gaande. Ten eerste was er de spanning tussen elite en volk. De tegenstellingen tijdens de groei van de Romeinse republiek waren sterk toegenomen. Enkele politici, over het algemeen behorend tot de elite, pleitten voor landbouwhervormingen. Dat was niet uit altruïstisme, maar omdat een gezonde boerenstand noodzakelijk was om aan soldaten te komen. Ook was steun van het volk handig om de eigen macht te vergroten. Deze populares, zoals ze heetten, kregen te maken met behoudender optimates en zochten gewapende steun van generaals als Pompeius en Crassus.
Zo kwamen – en dat was de tweede machtsstrijd – de verschillende legerleiders te staan tegenover de Senaat. Het beruchtst is de Tweede Burgeroorlog, waarin Julius Caesar de Senaat versloeg en de dictatuur vestigde.
En in deze slangenkuil presenteerde Cicero zich als gematigde conservatief die ijverde voor het behoud van de republiek. Als begenadigd spreker wist hij het volk voor zich te winnen. Maar als consul trad hij streng op tegen samenzweerders die naar eigen zeggen opkwamen voor het proletariaat, maar dit volgens Cicero alleen deden om meer macht te verwerven. Uiteraard sloot hij zelf deals en dealtjes met andere politici en maakte hij vrienden en vijanden.
Het Latijn van Cicero
Op verschillende momenten zag Cicero zich aan de zijlijn geplaatst. Dan ontweek hij de stad en schreef hij filosofische werken over het recht, de staat, en over de diverse hellenistische filosofische scholen. Bijzonder was daarbij dat hij deze werken schreef in het Latijn. Vóór Cicero lazen de Romeinen namelijk bijna uitsluitend in het Grieks over filosofie. Het Grieks was destijds de universele taal van wetenschap en cultuur. Elke ontwikkelde Romein las Grieks en menigeen schreef het.
Cicero’s tijdgenoot Titus Lucretius Carus had echter furore gemaakt met een Latijns werk waarin hij de filosofie van Epikouros uitlegt. Doordat hij in het Latijn schreef, bereikte hij meer mensen, zodat naast de al bekende Stoa ook het epicurisme aanhang kreeg in Rome. Cicero reageerde hierop door in het Latijn de grote filosofische scholen te beschrijven. Dat deed hij in buitengewoon levendige en toegankelijke dialogen. Daarin vertegenwoordigen de diverse personages de verschillende stromingen. Waar Lucretius een voorkeur had voor het epicurisme, lag Cicero’s loyaliteit vooral bij de stoïcijnen en de platoonse sceptici.
De taal van Cicero zou na zijn dood de standaard worden voor het officiële Latijn. De hele middeleeuwse filosofie en alle latere filosofie maakte daardoor gebruik van de woorden die Cicero had gemunt.
[Wordt vanmiddag vervolgd. Deze reeks, oorspronkelijk gepubliceerd op de beëindigde website Grondslagen.net, is gebaseerd op het boek De wereld vóór God van Kees Alders. Het boek biedt een introductie tot de filosofische stromingen van de oude wereld en is hier te bestellen.]
Er staan wat meer kromme zinnen in deze tekst, maar deze snapte ik echt niet: “Doordat hij in het Latijn schreef, bereikte hij meer mensen, zodat het epicurisme naast de al bekende Stoa aanhang in Rome”
Gezien en verbeterd: dank!
…kreeg. Er zijn inderdaad hier en daar wat woorden weggevallen, ook onder het kopje Oproer in Rome. (Tegenstellingen…)
Dank je Frans. Ik koppelde aanhang aan Stoa en dan kom je er niet meer uit. Als je aanhang aan epicurisme koppelt is “kreeg” inderdaad een logisch vervolg. Grappig hoe dat werkt…
Heldere uitleg, bedankt. Maar als je wilt verdedigen dat filosofie ‘in de ons bekende vorm’ bij de Grieken ontstond, zou je die traditie dan niet in de eerste plaats moeten vergelijken met de Indische en Chinese filosofie uit de tijd van Socrates, in plaats van met een Egyptenaar die sombere hymnen mompelde? Waarom zou het taoïsme niet bij de ‘ons bekende vormen’ horen? En wie is die ‘wij’ eigenlijk?
Daar heb je helemaal gelijk in. De inleidende alinea staat ook niet in het oorspronkelijke boek (waarin in aparte hoofdstukken wel wat aandacht wordt besteed aan China en India, maar niet aan Egypte en het Midden Oosten). Ik schrijf er wat bij … zo wordt het alleen maar beter.