
[Laatste deel van het verslag over de slag bij Farsalos. Het eerste was hier.]
Niet zonder trots legt Julius Caesar in zijn Burgeroorlog uit dat hij bij Farsalos de zege had behaald met minimale verliezen. We hebben hier te maken met geregistreerde Romeinse burgers. Dit zijn niet per se de gebruikelijke overdreven cijfers.
Dit gevecht kostte Caesar niet meer dan tweehonderd soldaten, maar hij verloor ongeveer dertig moedige centurio’s. Ook de reeds genoemde Crastinus sneuvelde, onverschrokken vechtend, doordat hij een zwaard recht in zijn gezicht kreeg. Wat hij had gezegd toen hij ten strijde trok was geen leugen geweest. Want Caesar was van mening dat Crastinus in deze slag buitengewone moed had getoond en dat hij aan hem zeer veel te danken had.
Van het Pompeiaanse leger waren, naar het scheen, ongeveer vijftienduizend man gesneuveld. Meer dan vierentwintigduizend man capituleerden. (Burgeroorlog 3.99)
Clementia Caesaris
Degenen die zich in de Italische of Spaanse campagnes van het voorgaande jaar tegen Caesar hadden verzet maar zich hadden overgegeven, waren toen begenadigd geweest. Dat was ook nu Caesars beleid. Hij had immers de macht in de staat overgenomen en moest nu een basis leggen voor de verdere heerschappij. Samenwerking met zijn voormalige vijanden was noodzakelijk, clementie dus ook.
De Clementia Caesaris gold echter niet voor degenen die bij Farsalos gevangen werden genomen en al eerder begenadigd waren geweest. Die hadden hun kans gehad en verspeeld. Hun wachtte het schavot.
In één van zijn tegenstanders was Caesar opvallend geïnteresseerd. Ploutarchos vertelt dat
Caesar zijn officieren opdracht gaf Brutus in de slag niet te doden maar te sparen; als hij zich vrijwillig overgaf moesten ze hem meenemen, en als hij zich verzette tegen arrestatie moesten ze hem met rust laten en hem niet dwingen. Hij zou dat gedaan hebben omwille van Brutus’ moeder Servilia. Want Caesar had naar het schijnt in zijn jonge jaren een intieme relatie gehad met Servilia, die dolverliefd op hem was, en hij was er min of meer van overtuigd dat Brutus, geboren in de vurigste periode van deze hartstocht, zijn zoon was. (Brutus 5; vert. Hetty van Rooijen)
Dit is inderdaad de Brutus die later een rol zou spelen in het complot tegen Caesar. Of het werkelijk zijn zoon was, is de vraag.
De gevallenen
Cassius Dio, die informatie heeft uit andere bronnen dan Caesars eigen verslag, weet te vertellen dat de veldslag werd gekenmerkt door verschillende soorten gevechten. Er waren immers ook verschillende soorten soldaten aanwezig geweest met verschillende uitrustingen: zwaarbewapende legionairs, grote aantallen ruiters, boogschutters en slingeraars. De lijken lagen verspreid over de hele vlakte en voor velen was er geen crematie. De dichter Lucanus zou later troostend schrijven dat wie geen urn had, de hemel had als lijkwade.
Over de doden heeft ook Ploutarchos nog iets te vertellen. Hij doet het op gezag van Gaius Asinius Pollio, een officier die in Caesars leger diende en een geschiedenisboek schreef. Terwijl Caesar de lijken zag liggen, zou hij als commentaar hebben gegeven dat zijn tegenstanders het hadden gekregen zoals ze het hebben wilden.
[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]
Met zulke enorme verliezen aan de Pompeiaanse kant ten op zichtte van die aan de kant van Caesar zou je kunnen concluderen dat de eerste amper aan vechten toekwamen…of het niet eens meer probeerden…?
Ja, dat vermoed ik ook. Denk ook aan de gecalculeerde wreedheid waarmee Gomfoi was ingenomen. Het was niet aantrekkelijk je tegen Caesar te verzetten.
Nee, zo werkt het niet. Een klassieke veldslag tussen twee zwaarbewapende en geoefende legers is als een partij touwtrekken. Heel lang gebeurt er qua slachtoffers vrij weinig, ongeacht de intensiviteit van de veldslag, en er kunnen meerdere gevechtspauzes optreden. Echter, op een bepaald moment is er een doorbraak (in dit geval de ruiterij op de flank) en en als er dan geen reserve ingezet kan worden die zo’n moment stabiliseert kantelt alles.
Op dat moment gaat de verliezende partij rennen, en vluchtende soldaten zijn extreem kwetsbaar. Dat heeft helemaal niets met ‘Caesar’s wreedheid’ te maken Jona, het is een normaal verloop bij veldslagen sinds de Bronstijd.
“Dit is inderdaad de Brutus die later een rol zou spelen in het complot tegen Caesar. Of het werkelijk zijn zoon was, is de vraag.”
Dat lijkt toch onwaarschijnlijk. Als Brutus geboren is in 85 v.Chr. was Caesar 15 jaar en verloofd met ene Cossutia (een verloving die niet tot een trouwerij leidde omdat Caesar met de patricische Cornelia, dochter van Cinna, trouwde om flamen dialis te mogen worden).
Stel dat Brutus later is geboren, in 79 of 78, dan was Caesar al getrouwd met Cornelia. Omwille van haar afkomst en zijn koppige weigering om van haar te scheiden was het veiliger voor hem om het Rome van Sulla te mijden. Hij keerde pas terug na Sulla’s dood in 78.
De relatie tussen Caesar en Servilia (Cato’s halfzuster) zou pas veel later, in 59, begonnen zijn.
Dat zeg ik allemaal niet, want weet ik veel, ik was er niet bij, maar Kathryn Tempest in haar boeiende biografie over Brutus. Daar lees je ook de filologische uitleg achter de uiteenlopende geboortejaren.
Dank je wel.
Je laat onvermeld of deze jonge Brutus inderdaad gevangen genomen werd?
Brutus vluchtte van het slagveld en kon na een nachtelijke tocht door de moerassen Larissa bereiken. Vandaar contacteerde hij Caesar. Caesar ontving hem met open armen: zijn clementie was waarschijnlijk een combinatie van oprechte genegenheid voor Servilia’s zoon en politieke ratio. Sommigen beweren dat Brutus aan Caesar de plannen van Pompeius verraadde (vluchten naar Egypte), maar het is nog maar de vraag of Pompeius dit op voorhand gepland had en of Brutus dat dan zou kunnen weten. Het is waarschijnlijker dat Caesar met hem praatte en dat Brutus er geen graten in zag over de zaak te speculeren. Hierna verdwijnt hij even uit het zicht van de bronnen. Opnieuw: Kathryn Tempest.
“Terwijl Caesar de lijken zag liggen, zou hij als commentaar hebben gegeven dat zijn tegenstanders het hadden gekregen zoals ze het hebben wilden.”
Ik kan mij heel goed voorstellen dat hij daar zeer bedroefd over was. geen enkele Romein was blij met een burgeroorlog.
Wellington na Waterloo:
“Nothing except a battle lost can be half so melancholy as a battle won.”