De taal van Troje (1)

Het steile Troje

Hé, dat is leuk: een artikel over de taal van de oude Trojanen. Nu zegt u: “Dat is toch onzin, de taal van een legendarisch volk, je vraagt toch ook niet naar de taal van de bewoners van Atlantis?”

Maar Troje is natuurlijk niet helemáál legendarisch. Uit Hittitische teksten weten we dat in het noordwesten van Anatolië, aan de Hellespont, een staat lag die in het Hittitisch Wiluša heette. Dat is het Griekse [W]Ilios. Misschien vindt u dat wat fantasierijk, maar

  • Het wegvallen van die /w/ is een van de best gedocumenteerde aspecten van het oudste Grieks.
  • Zowel de Hittitische lettergreep –ša als de Griekse uitgang –ios duiden op een plaatsnaam.

De woorden in de twee talen verwijzen evident naar dezelfde plek. Een aardig detail is dat ook de beschrijvingen overeenkomsten hebben: steile hellingen bijvoorbeeld en dezelfde oppergod, Apollo.

In of bij Wiluša lag Truiša. Daarin herkennen we het Griekse woord Troie, want het Hittitisch geeft de /o/ weer als /u/. De relatie tussen Wiluša en Truiša is onduidelijk, maar Troje heeft dus bestaan en de bewoners moeten een taal hebben gesproken. Het is een legitieme vraag welke dat dan kan zijn geweest.

Luwisch?

Al voordat in 1995 in Troje een Luwische zegel werd gevonden, had de Amerikaanse taalkundige Calvert Watkins een status quaestionis gegeven: enkele namen van de Trojanen waren te herleiden tot de Luwische taalfamilie. Of, zoals hij het zelf schreef: tot “Luvian or a Luvoid dialect”.

De naam van de homerische koning Priamos zou bijvoorbeeld kunnen teruggaan op *Pariya-muwas, en wie weet was de naam van Priamos’ zoon Paris wel *Pari-zitis. Watkins’ in 1986 gepubliceerde overzicht gold zo niet als plausibel dan toch als minimaal denkbaar. We weten immers uit verschillende inscripties dat het Luwisch in de Late Bronstijd inderdaad in Klein-Azië geschreven is geweest, al was dat in wat zuidelijker delen van het huidige Turkije. Onlangs is geopperd dat de taal ook op Kreta gesproken zou kunnen zijn geweest. U leest Watkins’ bijdrage hier, vanaf blz.45.

Dat was het laatste wat ik over de taal van de Trojanen las. Ik was dus blij dat Bert van der Spek (u weet wel, van het handboek) me attendeerde op een artikel van de Leidse onderzoeker Alwin Kloekhorst waaruit blijkt dat er inmiddels specifiekere hypothesen zijn opgesteld. Door een vergissing had ik de laatste pagina van Kloekhorst stuk over “De taal van Troje” niet geprint, waardoor de verrassende conclusie des te onverwachter en leuker was.

Schuivende taalfamilies

Maar eerst even iets over die Luwische taalfamilie. Ergens na 2000 v.Chr. trokken de sprekers van deze taal samen met de sprekers van het ermee verwante Hittitisch naar Anatolië. Het gaat om talen waarover al sinds de ontdekking wordt gebakkeleid of ze Indo-Europees waren dan wel een met het Indo-Europees gedeelde voorouder hebben. Er was laatst weer een losse flodder, maar daarover hoeven wij ons niet te bekreunen.

Beide talen zijn bekend uit kleitabletten en inscripties uit de Late Bronstijd. Rond 1200 v.Chr. is er dan de Zeevolkencrisis en daarna hebben we tijdelijk minder informatie. Als de situatie rond 750 v.Chr. opklaart, spreken de Anatoliërs talen die (vereenvoudigd voorgesteld) afstammen van het Luwisch, zoals het Sidetisch, het Lykisch, het Pisidisch, het Karisch en het Lydisch (in het westen van het huidige Turkije, dus ten zuiden van Troje).

Rond 750 v.Chr. blijkt er echter een andere taal bij gekomen: het Frygisch. Dat lijkt meer op het Grieks en is in de Vroege IJzertijd van de Balkan naar Anatolië gekomen. Die migratie is goed gedocumenteerd: het aardewerk van Troje VIIb en omgeving lijkt niet op dat van Troje VI en VIIa, en wel op keramiek uit het huidige Bulgarije.

In 2003 opperde de Leidse taalkundige Robert Beekes dat de Frygiërs, toen ze zich ten zuiden van de Zee van Marmara (en ten oosten van Troje) vestigden, de oorspronkelijke bewoners naar het zuiden hadden geduwd. Dat zouden de Meiones zijn geweest, de voorouders van de Lydiërs. Anders geformuleerd: in de Bronstijd woonde onmiddellijk ten oosten van Troje een groep die iets sprak dat leek op Luwisch. We hebben dus indirect bewijs dat het Luwisch niet alleen in het westen van het huidige Turkije werd geschreven, maar ook naast Troje werd gesproken.

[Wordt vanmiddag vervolgd]

Deel dit: