De taal van Troje (2)

De stèle van Lemnos (Nationaal Archeologisch Museum, Athene)

[Tweede deel van een stuk over de taal van de Trojanen. Het eerste deel was hier. Daarin legde ik uit dat er sterke aanwijzingen waren dat ten zuiden en ten oosten van Troje een Luwische taal werd gesproken, wat het aannemelijk maakt dat dit ook in Troje het geval was.]

Etruskisch?

Maar er is nog een optie: Etruskisch. Er is een oeroude (bij Herodotos gedocumenteerde) traditie dat in lang vervlogen tijden, toen de Lydiërs nog Meiones heetten, er hongersnood was en een deel van de mensen weg zeilde naar het westen om daar verder te leven als de Tyrsenoi ofwel Etrusken. De thuisblijvers zouden zich Lydiërs zijn gaan noemen.

Er zijn duizend van dit soort verhalen, maar er zijn enkele aanwijzingen dat er een kern van waarheid is. Zo is in het noordoosten van het Egeïsche-Zee-gebied, op het eilandje Lemnos, in 1884 een stèle gevonden met een afbeelding van een soldaat en een inscriptie die Etruskisch oogt. Als dit alles was, hadden we geredeneerd dat het een Etruskische huurling was, verdwaald in het oosten. Er zijn echter méér verwijzingen naar Tyrsenoi, zoals de Grieken ook deze mensen noemden, in het noordoostelijk Egeïsche-Zee-gebied: ook op de eilanden Lesbos, Samothrakè en Imbros, op de Chalkidike, in de steden Antandros en Kyzikos. En nog zo het een en ander.

Beekes was lange tijd van mening dat als er een kern van waarheid zat in de oosterse herkomst van de Etruskisch taal, ze verwant moest zijn met de talen die door latere talen waren overvleugeld maar waaruit die recentere talen wel elementen hebben overgenomen (“substraattalen”). In 2003 had hij zijn mening bijgesteld en in The Origin of the Etruscans schreef hij dat hij ervan overtuigd was geraakt dat een vroege vorm van Etruskisch gesproken was geweest in het land van de Meiones. Toen de Frygiërs aankwamen, trok de ene groep Meiones naar het zuiden en vestigde zich in Lydië, terwijl de andere westwaarts voer en via plaatsen als Lemnos eindigde in Toscane.

Skepsis

Ik heb Beekes’ publicatie ooit vluchtig gelezen omdat de herkomst van de Etruskische taal een bekende puzzel is, maar ik vond zijn theorie erg speculatief. Een van de redenen is dat we het Lydisch en het Etruskisch niet volledig kennen (een, twee). Een andere reden was zijn behandeling van de Zeevolken, waarover minder zekerheid is dan Beekes aannam.

Bovendien stelde Beekes de Tyrsenoi, die dus én de Etrusken zijn én een groep Meiones, tevens gelijk aan de Pelasgen. Dat was me net even een stap te ver. De Pelasgen duiken in de Griekse bronnen namelijk altijd op als het volk dat wordt verslagen en verdreven als een ander volk aankomt. Het is vermoedelijk meer een literaire creatie dan een werkelijk bestaand volk.

De verrassing

De taalkunde had echter een verrassing in petto. In “De taal van Troje” neemt Kloekhorst Beekes’ argumentatie over, maar hij gaat een stap verder. Hij wijst erop dat het merendeel van de plaatsen waar de “oostelijke Tyrsenoi” woonden, niet ligt ten oosten van Troje, zoals Beekes voor zijn verhaal nodig heeft, maar

… in het gebied rondom Troje/Wiluša en de eilanden ten westen daarvan. Op basis van deze gegevens zou ik willen concluderen dat de Etrusken/Tyrsenoi als kernland Troje/Wiluša en de eilanden ten westen daarvan hadden, met een uitloper naar de zuidkust van de Zee van Marmara.

Daar voegt hij nog aan toe dat

… het kernelement van de naam van Troje in het Hittitisch tru- (Truiša) en in het Grieks, *tro- (Troie), identiek lijkt te zijn aan het het kernelement in de naam van de Erusken, die tru- luidt.

Anders gezegd: de oorspronkelijke taal van Troje zou de voorloper van het Etruskisch kunnen zijn. Wat mooi gelijk opgaat met de sage dat Aeneas vanuit Troje naar Italië is komen varen. Deze conclusie, die dus stond op een bladzijde die ik niet had afgedrukt, kwam voor mij als een volslagen verrassing. Zit je in een artikel over Anatolische taalkunde, moet je ineens switchen naar Romeinse literatuur.

Deze hypothese is overigens niet zonder problemen. Het element tru– is niet hetzelfde als het tur- in Tyrsenoi. En ook: we weten het pas echt als we meer weten over het Etruskisch, over het Luwisch en het Lydisch. En gelukkig mogen we best hopen dat archeologen nog eens een lange Lydische inscriptie vinden. Kortom, ik zou wat meer bewijs willen zien. Maar de gedachte is intrigerend.

Deel dit:

6 gedachtes over “De taal van Troje (2)

    1. Nee, een taal is aangekomen uit NW-Anatolië. De (weinige) mensen die die meenamen, zijn vermengd met de inheemse bevolking, zodat een taal ontstond waarin Luwische en inheemse elementen waren (een zogeheten pidgin). Dan verstrijken een paar eeuwen en ergens in de Midden-IJzertijd ontstond dan een stedelijke cultuur die we Etruskisch noemen.

    1. Merit

      ” Wat mooi gelijk opgaat met de sage dat Aeneas vanuit Troje naar Italië is komen varen”.

      De aankomst van Aeneas in Italië wordt verhaald in Boek VII van Vergilius’ Aeneis.
      Met het zevende boek begint het iliadische deel van de Aeneis en het laat een duidelijke driedeling zien, aldus Piet Schrijvers 2011, p. 215/6.
      Het eerste deel van boek VII omvat de regels 1- 285.
      “De waarheidszoekster Henriëtte Boas” promoveerde in 1938 op de regels 1- 135 met het proefschrift: Aeneas’ arrival in Latium. Observations on legends, history, religion, topography and related subjects in Vergil, Aeneid VII, 1- 135.
      Het is een heerlijk boek en ook online:
      https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?coll=boeken&identifier=MMKB06:000003744

  1. Alwin Kloekhorst

    Misschien is het interessant om te weten dat toevallig net vorige week een nieuw artikel van mij is verschenen over de taal die mogelijk in Troje en omgeving werd gesproken, waar ik dieper op de argumenten in ga, vooral wat betreft de archeologische kant van het verhaal. Het artikel is hier te vinden: https://www.academia.edu/87023797/Luwians_Lydians_Etruscans_and_Troy_the_linguistic_landscape_of_northwestern_Anatolia_in_the_pre_classical_period_2022_

Reacties zijn gesloten.