[Tweede deel van een stuk over antiek erfgoed in westelijk Turkije. Het eerste was hier.]
Smyrna
Vanuit Efese kun je via het orakel van Klaros en het belangrijke Karabel-reliëf uit de Late Bronstijd naar Izmir, het antieke Smyrna, met een mooi museum en een agora. Her en der verstrooid staan nog enkele Ottomaanse huizen, als herinnering aan de mooie stad die hier ooit moet zijn geweest voordat de stad door oorlog werd verwoest. De Grieken die de stad verlieten, hebben sculptuur meegenomen die nu in Athene is.
De stèle van Lemnos (Nationaal Archeologisch Museum, Athene)
[Tweede deel van een stuk over de taal van de Trojanen. Het eerste deel was hier. Daarin legde ik uit dat er sterke aanwijzingen waren dat ten zuiden en ten oosten van Troje een Luwische taal werd gesproken, wat het aannemelijk maakt dat dit ook in Troje het geval was.]
Etruskisch?
Maar er is nog een optie: Etruskisch. Er is een oeroude (bij Herodotos gedocumenteerde) traditie dat in lang vervlogen tijden, toen de Lydiërs nog Meiones heetten, er hongersnood was en een deel van de mensen weg zeilde naar het westen om daar verder te leven als de Tyrsenoi ofwel Etrusken. De thuisblijvers zouden zich Lydiërs zijn gaan noemen.
Hé, dat is leuk: een artikel over de taal van de oude Trojanen. Nu zegt u: “Dat is toch onzin, de taal van een legendarisch volk, je vraagt toch ook niet naar de taal van de bewoners van Atlantis?”
Maar Troje is natuurlijk niet helemáál legendarisch. Uit Hethitische teksten weten we dat in het noordwesten van Anatolië, aan de Hellespont, een staat lag die in het Hethitisch Wiluša heette. Dat is het Griekse [W]Ilios. Misschien vindt u dat wat fantasierijk, maar
Het wegvallen van die /w/ is een van de best gedocumenteerde aspecten van het oudste Grieks.
Zowel de Hethitische lettergreep –ša als de Griekse uitgang –ios duiden op een plaatsnaam.
De woorden in de twee talen verwijzen evident naar dezelfde plek. Een aardig detail is dat ook de beschrijvingen overeenkomsten hebben: steile hellingen bijvoorbeeld en dezelfde oppergod, Apollo.
Een Arabische krijger komt met buit naar huis (Louvre, Parijs)
[Laatste deel van een stukje over dromedarissen en kamelen in de Oudheid. Het eerste was hier.]
Oorlog
Dromedarissen speelden een rol in de oorlog. Niet alleen konden ze boogschutters dragen, ze hielpen ook om zware lasten te vervoeren. De Perzische expansie ten tijde van Cyrus de Grote (r.559-530) zou onmogelijk zijn geweest zonder de logistieke steun van dromedarissen. Rond 547 streed hij tegen koning Kroisos van Lydië en daarbij zette hij dromedarissen in in een van de beroemdste krijgslisten aller tijden:
Met de opstelling van de dromedarissen tegenover de [Lydische] ruiterij van de tegenstanders had Cyrus een speciale bedoeling. Paarden zijn immers bang voor dromedarissen en kunnen de aanblik en de stank van die dieren niet verdragen. […] Toen de strijd eenmaal was ontbrand, maakten de paarden inderdaad rechtsomkeert zodra ze de dromedarissen hadden gezien en geroken, en daarmee werd elke illusie van Kroisos de bodem ingeslagen. (Herodotos, Historiën 1.80; vert. Hein van Dolen)
Het is vandaag wereldkamelendag. Of eigenlijk: World Camel Day, wat betekent dat we ook dromedarissen in het zonnetje zetten. En dat is terecht, want maar weinig dieren zijn nuttiger voor de mensheid dan een- en tweebulters. Ze kunnen een paar dagen zonder water, zodat je ermee kunt reizen door droge gebieden. Ook kunnen ze zware lasten dragen. Ze produceren melk, wol, mest en vlees. Ze kunnen worden gebruikt om te ploegen. Hun uitwerpselen zijn niet alleen goed als mest maar ook als brandstof. Voor ik in detail treed, nog even de verschillen.
Een dromedaris heeft één bult, lange ledematen en kort haar. Dit dier komt oorspronkelijk uit de woestijnen en de steppen van Arabië. (Tegenwoordig leeft het ook in Noord-Afrika.) Een dromedaris is ongeveer 300 cm lang; zijn hoogte is ongeveer 190-230 cm; zijn gewicht ligt tussen de 600 en 700 kilo.
Een kameel heeft korte ledematen. Het dier leefde ooit alleen in Baktrië, Sogdië en de Gobiwoestijn, die een landklimaat hebben. De twee bulten en het lange haar isoleren het dier tegen warmteverlies in de koude Centraal-Euraziatische winters. Hoewel de kameel ongeveer even groot en zwaar is als de dromedaris, kan hij zwaardere gewichten dragen.
Torques uit Luristan (Archeologisch Museum van Azerbaijan, Tabriz)
Schreef ik gisteren dat munten in de Griekse wereld weliswaar leken op ons geld, maar niet helemaal hetzelfde functioneerden, vandaag heb ik in zekere zin een vervolg: betaalmiddelen in het oude Nabije Oosten. Het handboek van De Blois en Van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld, attendeert erop dat betaalmiddelen het antwoord vormen op een specifiek probleem. Ruilhandel is op zich een vrij natuurlijk proces, dat archeologen al in de Steentijd kunnen documenteren, maar er zit een addertje onder het gras: de wensen van de partijen, die verschillende dingen aanleveren en nodig hebben, zijn asymmetrisch. Hoe worden ze het eens over de waarde?
Eerst halen de Karthagers hun handelswaren van boord en stallen de spullen netjes op het strand uit. Vervolgens gaan ze weer naar hun schip en geven met rook signalen. Als de inboorlingen dat zien, dalen ze naar de kust af en leggen naast de goederen een hoeveelheid goud bij wijze van tegenwaarde neer. Daarna blijven ze op een afstand van de koopwaar staan. De Karthagers komen hierop van boord en bekijken het goud. Wanneer het naar hun idee voldoende is, varen ze ermee naar huis, maar is dit niet het geval, dan klimmen ze weer aan boord en wachten geduldig af tot de inboorlingen meer goud zijn komen brengen. Dat gaat zo door totdat de Karthagers tevreden zijn. Het is een kwestie van wederzijds vertrouwen, want het goud wordt pas gepakt wanneer het de waarde van de goederen lijkt te dekken en de inboorlingen raken de koopwaar niet aan voordat het goud door de anderen is meegenomen. (4.196; vert. Hein van Dolen)
Er is veel te zeggen voor de stelling dat Herodotos van Halikarnassos geen historicus is in onze zin van het woord, maar er is een belangrijk punt van overeenkomst: Herodotos had in de smiezen dat geschiedenis niet “one damn’ thing after another” is, geen kroniek (zoals), maar dat het draait om verklaringen. Historici – ik bedoel eigentijdse – onderscheiden diverse soorten verklaringen, waaronder de oorzakelijke waarin Herodotos in is geïnteresseerd. Daarin was hij een kind van zijn tijd. Vóór Herodotos zochten de Ionische Natuurfilosofen al naar aitia en na Herodotos systematiseerde Aristoteles wat er zoal over oorzaken te weten viel.
Drie soorten oorzaak
Omdat Herodotos leefde op het moment dat het begrip nog niet was uitgekristalliseerd, valt te verwachten dat hij niet zo systematisch is. Dat zien we mooi in de ouverture van de Historiën, het verhaal van Kroisos, koning van Lydië in West-Turkije, waarin Herodotos alle thema’s van zijn werk aangeeft. Om te beginnen is er in dit verhaal een vorm van causaliteit die we kunnen aanduiden als “actie – reactie”. De Perzische koning Cyrus had een zwager van Kroisos van de troon gestoten, dus moest Kroisos reageren. Kroisos’ leger steekt daarop de grensrivier Halys over, wordt verslagen, en nu is het Cyrus die reageert door over de Halys te komen en Kroisos aan te vallen. Actie en reactie.
Er staat dus geen ú maar lu. U begrijpt, zoiets belangrijks, dat schrijf ik niet lichtvaardig. We hebben het over het kleitablet dat bekendstaat als ABC 7, een van de bekendste kronieken uit het oude Nabije Oosten. Meer precies: de zevende kroniek uit het boek met Assyrian and Babylonian Chronicles dat A.K. Grayson in 1975 uitgaf. Kroniek 7 beschrijft de regering van koning Nabonidus van Babylonië, die in 539 v.Chr. de macht moest overdragen aan de Perzische veroveraar Cyrus de Grote.
Die maakt in deze kroniek zijn opwachting april 547 v.Chr. De koning van Babylonië verblijft dan in de oase van Tayma (waarover ik al eens blogde), ’s konings moeder overlijdt, ’s konings zoon Belsazar gaat drie dagen in rouw, en dan komt het: Cyrus steekt de rivier de Tigris over en gaat in mei op weg naar een vreemd land. Daar doodt hij de koning en rooft hij een schat. De hamvraag is waar dat was. Hier doet zich een probleem voor dat zich altijd voordoet bij antieke teksten: daar waar de cruciale informatie moet staan, is een kras of een breuk of scheur of iets anders. Altijd.
Misverstand: De Perzen veroverden Lydië in 547 v.Chr.
De Babyloniërs namen het oosterse wereldrijk over van de Assyriërs, maar verloren het weer aan de Perzen, die vanaf het midden van de zesde eeuw hun macht zeer snel uitbreidden, tot hun imperium zich uitstrekte van de Indus in Pakistan tot Egypte en Macedonië. Als we Herodotos’ Historiën mogen geloven, dankten de Perzen de heerschappij aan één man: koning Cyrus de Grote, die eerst Iran verenigde (een gebeurtenis die kan worden gedateerd in 550), vervolgens het koninkrijk Lydië in het westen van Turkije annexeerde, en tot slot in 539 Babylonië veroverde. Hij overleed in 530.
Zelfs een zeer recent, zeer geleerd en zeer geprezen commentaar op de Historiën veronderstelt dat Cyrus Lydië veroverde in 547 v.Chr. En dat is zo zeker niet. Het stukje informatie gaat namelijk terug op een kleitablet dat is beschadigd: de Naboniduskroniek. Volgens de wetenschappelijke uitgave uit 1975 staat op het kleitablet dat Cyrus het koninkrijk Lu-… onderwierp in het jaar dat wij 547 noemen. Wat na Lu komt, is niet goed leesbaar, want het tablet bevat een lacune na dit eerste, ook al nauwelijks zichtbare teken.
Het Babylonische Rijk, dat kort voor 600 v.Chr. vrij plotseling was ontstaan, implodeerde even plotseling. De macht in het Midden-Oosten werd overgenomen door de Perzen, die zo rond 520 een rijk hadden opgebouwd dat zich uitstrekte van de Indus tot de Nijl en van Oezbekistan tot Macedonië. Als we Herodotos’ Historiën mogen geloven, dankten de Perzen de heerschappij aan één man: koning Cyrus de Grote, die eerst Iran verenigde (een gebeurtenis die kan worden gedateerd in 550), vervolgens het koninkrijk Lydië in het westen van Turkije annexeerde, en tot slot in 539 Babylon veroverde. Hij overleed in 530.
Zelfs een zeer recent, zeer geleerd en zeer geprezen commentaar op de Historiën veronderstelt dat de verovering van Lydië, die ik in de vorige alinea ongedateerd liet, plaatsvond in 547 v.Chr. Het is echter verkeerd. Het stukje informatie gaat namelijk terug op een kleitablet, de Naboniduskroniek, die verkeerd gelezen is geweest.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.