De Zeevolken

Het democratische metaal ijzer: klappersteen uit Drenthe (Hunebedcentrum, Borger)

In de reeks over het handboek van De Blois en Van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld, wil ik het vandaag eens hebben over de Zeevolken. Maar eerst iets over wat een handboek eigenlijk is: het bevat de basiskennis die een student beheersen moet voordat hij of zij zich kan verdiepen in de eigenlijke discussies. De stof wordt in het handboekcollege een beetje geproblematiseerd, en wordt daarna werkelijk bekeken door middel van literatuurlijsten en vooral werkcolleges. Zo was het althans in mijn tijd; of het nog steeds zo is, weet ik niet. In elk geval: de Zeevolken zijn typisch een thema waarover een student in een handboek leest, dat een docent bij het handboekcollege problematiseert en dat zich leent voor een werkcollege om te tonen hoe complex het is.

De Blois en Van der Spek wijzen op een reeks verschijnselen op de overgang van de Bronstijd naar de IJzertijd. Er was een “concert van mogendheden”: Egypte, Assyrië, Babylonië en de Hittiten. Het laatste rijk viel rond 1200 v.Chr. uiteen en daaruit kwamen de Neo-Hittitische staten voort. Rond het Egeïsche-Zee-gebied kwam een einde aan de Mykeense paleisburchten. Steden als Ugarit werden verwoest en verlaten.

De Zeevolken: migranten, of zo

“Een ontwrichting van zoveel staten tegelijk wekt verbazing,” schrijven De Blois en Van der Spek, die toevoegen dat als oorzaak vaak wordt gewezen op migrerende volken, zoals de Arameeërs, die zich vestigden in Syrië, en de Chaldeeën die trokken naar de Perzische Golf. En dan zijn er dus de Zeevolken die we kennen uit de Egyptische bronnen. Koning Ramses III (r.1184-1152) zou ze hebben verslagen in de Delta.

“De herkomst van de Zeevolken blijft ongewis”, al weten we van bijvoorbeeld de Peleset, zoals een van die volken heette, wel waar ze belandden. Het zijn namelijk de Filistijnen uit de Bijbel. Een dieperliggende vraag is of de varende migranten, die we kennen uit Egyptische en Ugaritische bronnen, ook verantwoordelijk zijn geweest voor de ondergang van de Mykeense cultuur en het Hittitische Rijk. En zo ja: hoe?

Een vervolgvraag is waarom ze op drift raakten. De Blois en Van der Spek noemen droogte. Tevens noemen ze de doorbraak van ijzer als veelgebruikt materiaal. De Bronstijd maakte plaats voor de IJzertijd.

Het handboekcollege

Dit is inderdaad wat een eerstejaars student zou moeten weten. Zou ik het handboekcollege hebben verzorgd, ik zou hebben opgemerkt dat het maar de vraag is of de Arameeërs zich in Syrië vestigden. Het is vermoedelijk aannemelijker dat er altijd Arameessprekenden zijn geweest maar dat hun taal niet werd opgeschreven. Pas later veranderde dat. Dit is analoog aan het Dorisch in Griekenland: een dialect dat kán zijn meegenomen door migranten rond of na 1200 v.Chr., maar evengoed altijd aanwezig kan zijn geweest. (Het is trouwens ook analoog aan het Oud-Nederlands in onze Vroege Middeleeuwen: altijd aanwezig geweest maar nooit opgeschreven.)

Ik zou tijdens een handboekcollege bovendien hebben verteld dat de opkomst van het ijzer betekende dat er een alternatief was voor brons. De grote handelsnetwerken die de diverse metaalwinnings-regio’s verbonden, waren minder vitaal voor de antieke samenleving dan in de voorafgaande eeuwen. IJzer is immers een heel democratisch metaal, dat zich overal laat winnen, terwijl brons een alliage is van koper (gewonnen in de Sinaï, op Cyprus en diverse andere plekken) en het vrij zeldzame tin (Oezbekistan, Bohemen of de Atlantische kust).

Twee diepere kwesties

Eén van de wezenlijke kwesties is: bezweek het Bronstijdsysteem doordat de handelsroutes er niet langer waren, zodat de Mediterrane handelselites wegvielen en de economie van de vier grote mogendheden in een crisis raakte, of was het andersom en verdwenen de handelsroutes doordat er in die vier koninkrijken een crisis was? Was het, met andere woorden, een kwestie van wegvallend aanbod of van wegvallende vraag?

De tweede diepere kwestie is of er eigenlijk wel migranten zijn geweest. We zagen het al bij de Arameessprekende volken in Syrië. Het is niet ondenkbaar dat de Zeevolkencrisis een negentiende-eeuws construct is, toen men nogal eens keek naar culturele instortingen keek zoals men keek naar de desintegratie van het West-Romeinse Rijk. Die zou dan – zo dacht men ten onrechte – zijn veroorzaakt door gewelddadige migranten. Ergens op de achtergrond zal hebben gespeeld dat migrerende volken ook mooi pasten bij de Hebreeën die naar Kanaän trokken. De data over de Late Bronstijd waren in de negentiende eeuw ambigu genoeg om deze interpretatie mogelijk te maken, maar is dat nog altijd zo?

Dit zouden de twee vragen kunnen zijn voor een goed werkcollege. Hiermee structureer je de problematiek voor de studenten, die kunnen ontdekken dat en waarom ze onbeantwoordbaar zijn.

[Wordt vervolgd. Lees verder het leuke boek van Eric Cline, 1177 BC. The Year Civilization Collapsed (2014) ik schreef er al eerder over.]

Deel dit:

4 gedachtes over “De Zeevolken

  1. Frans Buijs

    Volgens mij problematiseer je het nu een beetje te veel. Want we zitten nog steeds met de Zeevolken die Egypte binnenvielen en door Ramses III werden verjaagd.

    1. FrankB

      Onder andere dat is een probleem …..
      Uiteindelijk komt het natuurlijk neer op een gebrek aan empirische data, waardoor we niet weten hoe alle verschillende factoren verband met elkaar houden. Het resultaat is wat je in alle takken van wetenschap ziet (supergeleiding bij relatief hoge temperatuur!): een heleboel suggesties, geen consensus.

  2. Martin van Staveren

    Ik lees Walter Kempowski, “Aus grosser Zeit”. Begin 20e eeuw, een gymnasium grap: wat betekent Cu fortis, stalleris? Kuh fort ist, Stall leer ist.

  3. FrankB

    Wat ik oa heb geleerd van Eric Cline’s 1177 BC: de Zeevolkencrisis is inderdaad een 19e eeuws construct. Niettemin is wel duidelijk dat ze een rol hebben gespeeld in de ondergang van de beschaving aan het einde van de Bronstijd, dus helemaal fout is het construct iig niet.

Reacties zijn gesloten.