Op weg naar Issos (1)

Uitzicht over de vlakte van Sochoi vanaf de Assyische Poort

[Zesde deel van een achttiendelige reeks over de slag bij Issos (6 november 333 v.Chr.), waarin de Macedonische koning Alexander de Grote de Perzische heerser Darius III versloeg en de ondergang van het Achaimenidische Rijk inluidde. Het eerste deel was hier.]

Terwijl de Perzische koning Darius een enorme strijdmacht verzamelde in Syrië, bevond de Macedonische generaal Parmenion zich met een groot deel van het Macedonische leger in het oosten van Cilicië. De twee vijanden werden van elkaar gescheiden door een bergrug. Dit landkaartje verduidelijkt de situatie.

Voor de Macedoniërs was het weinig aantrekkelijk er overheen te trekken, want op de vlakte van Sochoi konden de Perzen profiteren van het feit dat ze over veel meer ruiters beschikten en dus hun vijanden konden omsingelen. Parmenion kon het ook niet laten aankomen op een veldslag in Cilicië zelf, een landstreek die eveneens bestond uit grote vlakten. Hij wist echter een oplossing. Ten zuiden van het havenstadje Issos reikten de bergen tot de zee en hij bezette met zijn troepen de heuvelachtige kuststrook, waar de Perzische cavalerieaantallen eerder een probleem dan een voordeel was. Vermoedelijk markeert de huidige stad Iskenderun de plaats van Parmenions kamp.

Hiervandaan stuurde de ervaren legerleider verkenners naar de zogenaamde Assyrische Poort, de huidige Belen-pas, die toegang gaf tot de vlakte van Sochoi. Dit is de huidige grote weg van Iskenderun naar Aleppo en Antakya. Vanaf het oostelijke deel van de pas hadden de verkenners uitzicht over het kamp van het Perzische leger, vierhonderd meter lager. Zie de foto hierboven. ’s Nachts waren overal kampvuren te zien. Hoewel het onmogelijk was van zo’n hoogte de verschillende onderdelen te identificeren, was het duidelijk dat de vijand op volle sterkte was uitgerukt.

Zenuwenoorlog

Nu begon een zenuwenoorlog. Darius liet zijn leger waar het was, hopend dat de Macedoniërs het gebergte zouden oversteken om slag te leveren op de vlakte. Ook Parmenion bleef echter waar hij was, in de hoop dat de Perzen door de Assyrische Poort naar de kuststrook zouden komen. Hij zou zich dan naar het noorden terugtrekken, een defensieve positie innemen op de smalle, heuvelachtige kuststrook en wachten tot het leger van Alexander zich bij hem zou voegen, waarna de Perzen op voor de Macedoniërs gunstig terrein konden worden bestreden.

Beide partijen behielden zo hun defensieve posities en niemand had er belang bij de pas te blokkeren waarover de tegenstander in de val moest lopen. Zo bleef de Assyrische Poort niemandsland, slechts bezocht door verkenners die controleerden of de vijand zich nog aan de andere kant bevond.

Ondertussen ging Alexander op weg naar Parmenion. De Macedonische koning bereidde zich voor op een snelle actie. Daarom liet hij in het havenstadje Issos de soldaten achter die gewond of ziek waren. (Cilicië was nog in de twintigste eeuw berucht wegens malaria) Of de Macedonische generaals het wilden laten aankomen op een veldslag op Perzische voorwaarden bij Sochoi of dat ze een manier hadden gevonden om hun vijand te verrassen, is niet langer te achterhalen, want hun krijgsplan is nooit uitgevoerd.

Darius’ opmars

Inmiddels was namelijk ook Darius op weg gegaan. Waarschijnlijk was hem ter ore gekomen dat niet het hele Macedonische leger aan de andere zijde van de bergen lag en had hij begrepen dat Alexander zich veel verderop bevond, in het westen.

Een Babylonisch kleitablet bevat een aanwijzing voor de datum waarop Darius zijn opmars begon. Het gaat om de zogenaamde Astronomisch Dagboeken voor het jaar 333, dat vermeldt dat de zonsverduistering die voor 27 oktober was voorspeld “niet doorging”. Dat was een manier om te zeggen dat ze niet in Babylon was waargenomen. Destijds werd zoiets niet beschouwd als de vergissing van een astronoom, maar als een gunstig voorteken. Het is denkbaar dat dit voor Darius een aanwijzing was dat hij veilig op mars kon gaan.

[Wordt morgen acht keer vervolgd]

Deel dit: