
[Het is vandaag 2334 jaar geleden dat de Macedonische koning Alexander de Grote de Perzische heerser Darius III versloeg in de slag bij Issos. Het gevecht luidde de ondergang in van het Achaimenidische Rijk. Het eerste deel van deze reeks was hier.]
Het Perzische leger marcheerde, zoals we gisteren zagen, ten oosten van de bergen naar het noorden. Via een noordelijke pas bereikte dit leger de Middellandse Zee. Tegelijkertijd trok Alexander over de kustweg ten westen van de bergen naar het zuiden – niet het enige voorbeeld uit de krijgsgeschiedenis van twee legers die elkaar mislopen. Dit landkaartje verduidelijkt de situatie.
Contact
Eenmaal aangekomen bij de zee ontdekte Darius dat het leger van Alexander, waarvan hij tot dan toe had gedacht dat het ten westen van Tarsos actief was, zich inmiddels in het zuiden had verenigd met dat van Parmenion. De Perzische koning begreep dat hij zou moeten vechten op voor de Perzen ongunstig terrein. Darius’ leger begon zijn opmars met de herovering van het havenstadje Issos, waar hij de Macedonische achterblijvers liet doden. Velen waren ziek of gewond, maar de Perzen konden het zich niet permitteren een vijandelijk leger, hoe zwak ook, in de rug te hebben.
Alexander was verbijsterd toen hij vernam dat Darius zich niet in Sochoi maar in Issos bevond en stuurde een schip om de informatie te controleren. Toen de bemanning hem had gemeld dat ze honderden kampvuren had zien branden, leidden Alexander en Parmenion hun leger langs de kustweg terug. De Macedoniërs brachten de nacht door bij een uitloper van het gebergte die zo’n tweehonderd meter boven de kuststrook uitrees. Het punt heet tegenwoordig de Zuil van Yunus: het is een van de vele plaatsen in het Midden-Oosten waarvan wordt verteld dat de profeet Jona er aan wal is gegaan.
Voor één keer: genoeg bronnen
De veldslag die op de middag van 6 of 7 november werd uitgevochten, is een van de best begrepen militaire conflicten uit de Oudheid. Voor één keer beschikt de historicus over redelijk wat informatie. Terwijl de berichten over de slag aan de Granikos elkaar op een cruciaal punt tegenspreken en alle Griekse beschrijvingen van de slag bij Gaugamela teruggaan op Macedonische propaganda, vullen de beschrijvingen van de slag bij Issos in Arrianus’ Anabasis en de andere bronnen elkaar perfect aan. Hoewel enkele vragen onbeantwoord blijven, kunnen we het treffen gedetailleerd analyseren en ons een beeld vormen van een antieke veldslag, bloederig en wreed als die was.
De opmars
De eerste fase was, vanzelfsprekend, die van de opmars naar de plek die uiteindelijk het slagveld zou zijn. De legers hadden de nacht zo’n dertig kilometer van elkaar doorgebracht en gingen in alle vroegte op pad, maar er was een belangrijk verschil: de Macedoniërs wisten wat hun te wachten stond en waren voorbereid op een gevecht, terwijl de Perzen zich opmaakten voor de achtervolging van een Macedonisch leger dat op weg leek naar Sochoi. Een Macedonisch leger dat, zuidwaarts trekkend vóór de Perzen uit, op de vlucht leek. Anders gezegd, de Macedoniërs marcheerden zonder nodeloze bepakking, terwijl de lastdieren met proviand, tenten en zware wapens de snelheid van de Perzische strijdmacht belemmerden.
Nog voor de zon opkwam begonnen de Macedoniërs hun tocht over de Zuil van Yunus. Waar tegenwoordig een snelweg ligt was destijds een smalle pas waar niet meer dan vier mensen tegelijk doorheen konden, en het duurde tot een uur of een ’s middags eer de 41.000 soldaten en 6000 ruiters er langs waren. Curtius Rufus schrijft:
Doodsbange boeren berichtten Darius de komst van zijn vijanden, maar die kon nauwelijks geloven dat degenen die hij op hun vlucht had achtervolgd hem nu zelfs aanvielen. Een aanzienlijke schrik maakte zich meester van de Perzen – ze waren immers meer op marcheren dan op vechten voorbereid – en ze grepen snel hun wapens. Maar juist de haast waarmee sommigen rondrenden en anderen riepen om wapens veroorzaakte de grootste angst. Sommigen beklommen een heuveltop om de vijandelijke slaglinie te overzien, maar de meesten begonnen hun paarden op te tuigen. (Geschiedenis van Alexander 8.24-26; vert. Daan Stoffelsen)
Het slagveld
Er was inderdaad reden tot ongerustheid. De kuststrook was een heuvelachtig terrein van drie kilometer breed en alleen het strand was geschikt voor de cavaleriemanoeuvres waarmee de Perzen hoopten hun vijand te omsingelen. Terugkeren naar de ruime vlakte achter Issos was ondenkbaar. Dat zou de indruk wekken dat de Perzen vluchtten voor de Macedoniërs en dat kon fataal zijn voor het moreel. Het was daarom zaak een sterke defensieve positie te vinden waar de Perzen stand zouden houden tegen de gevaarlijke Macedonische falanx, tot het moment waarop de eigen cavalerie de vijand in de rug zou aanvallen.
Gelukkig werd zo’n plaats al snel gevonden. Ruim zeventien kilometer ten zuiden van Issos lag het riviertje de Pinaros, de moderne Payas bij het gelijknamige industriestadje. Het had de laatste dagen geregend, het water stond vrij hoog en de noordelijke oever was steil genoeg om de botte kracht te breken waarmee de falanx zou aanvallen.
Terwijl het ene leger zich zo klaarmaakte om de aanval op te vangen, marcheerde het andere leger langzaam door de pas op de Pilaar van Yunus. Uren verstreken.
Heeft Daan Stoffelsen een volledige vertaling van Curtius’ Geschiedenis van Alexander gemaakt?