Arm en straatarm in Rome (2)

Graanopslagplaatsen bij Romes rivierhaven

[Volgens de propagandisten zou Rome in de vroege keizertijd een stad van marmer zijn geweest, maar de werkelijkheid was anders. Dit is het tweede deel van een vijfdelige reeks over armoede en extreme armoede. Het eerste deel was hier.]

Plebs frumentaria

Het plebs frumentaria (ook wel plebs togata genoemd) onderhield banden met de elite dankzij het clientela-systeem. Dat systeem kwam erop neer dat een cliens bescherming genoot van een patronus, in ruil voor wederdiensten. Wie niet representatief was en geen tegenprestatie kon leveren, moest zichzelf redden. Het plebs frumentaria kwam in aanmerking voor verstrekkingen van graan, door de staat ter beschikking gesteld.

De graanuitdeling (frumentum publicum of annona) was strak georganiseerd. De staat intervenieerde in het mechanisme van vraag en aanbod, door graan uit het buitenland (Sicilië en Egypte) aan te voeren. Geregistreerde inwoners van Rome kregen het tegen de kostprijs in het land van herkomst of zelfs gratis. Voorwaarde voor toelating was dat men in Rome geboren was en het Romeins burgerrecht bezat. Op grafstenen zien we vaak het recht op korenuitdeling met trots vermeld. Let wel: het gaat hier alleen over mannen. De overheid hield een administratie van hun namen bij.

Korenmaat op een munt van keizer Claudius

Geregistreerden hadden iedere maand recht op een bronzen tessera, een fiche, inwisselbaar bij de publieke graanpakhuizen voor vijf korenmaten, modii geheten. Dat is een volume van bijna 44 liter (vijf x ca. 8,75 liter), met een gewicht van ongeveer 33 kg. Bij een overgeleverde prijs van acht sestertii per modius gaat dat dus om een geldwaarde van 12 keer 40 sestertii, is 120 denarii jaarlijks. Een aanzienlijk bedrag (noot 1). De korenmaten zien we dan ook veelvuldig afgebeeld op munten, als geheugensteuntje om de goedertierenheid van de keizer en de staat op het netvlies te houden. Ook moeten we ons realiseren dat het antieke Rome om de paar jaar door hongersnood werd geteisterd. De extra graanaanvoer was dus belangrijk. Naast graan werd er soms ook olijfolie verstrekt.

De omvang van het plebs frumentaria schommelde rond de 200.000 en de overheid deed er alles aan om dit aantal niet te veel te laten uitdijen. De nobilitas kwam officieel in aanmerking voor graanverstrekkingen, maar als een edelman in de rij ging staan kwam hem dat wel op hoon te staan (noot 2). De allerarmsten, slaven (servi), vrijgelatenen (liberti) en immigranten (perigrini) waren uitgesloten. Een snelle rekensom leert dat pakweg 20 procent van de stadsbevolking buiten de boot viel, uitgaand van een totale bevolking van een miljoen en vier gevoede monden per rechthebbende op graanverstrekkingen (een wellicht te hoge aanname). 20 Procent van 1 miljoen is 200.000. Onder hen vinden we de straatarme mensen, zoals we in het vervolg zullen zien.

Het plebs frumentaria kwam behalve voor graanverstrekkingen in aanmerking voor gelduitdelingen (congiaria) op last van de senaat (ex senatus consulto). Dit ‘gratis geld’ hield meestal verband met feestelijkheden in relatie tot de keizer. Bij zijn aantreden was het min of meer standaard. Een gelduitdeling kon ook dienen om een succesvolle militaire campagne onder de aandacht te brengen. In de eerste eeuw na Chr. is 75 denarii per gelduitdeling een herhaaldelijk terugkerend bedrag. Niet alle jaren was het raak. Als we de uitgekeerde bedragen delen door 100, kom je op een gemiddelde van 13 denarii per jaar. Dat mag je afzetten tegen een jaarsalaris van een legionair van 225 denarii per jaar (zonder de vaak aanzienlijke toelagen). Senatoren en ridders werden bedeeld in overeenstemming met hun rang. Zouden zij voor dit doel wel in de rij hebben gestaan? Of was er een ‘priority lane’? Wie het weet mag het zeggen.

Hoe voorzag het plebs frumentaria, afgezien van de ‘staatsubsidies’, in zijn behoeften? Onder hen treffen we allereerst ambachtslieden aan. Denk aan: bakkers, slagers, vollers, wevers, kleermakers, leerlooiers, schoenmakers, kuipers, mandenvlechters, pottenbakkers, (wapen)smeden, meubelmakers, timmerlieden, steenhouwers, metselaars, touwslagers, mensen op de scheepswerven, enzovoorts. Rome werd niet voor niets de werkplaats van de wereld genoemd. Daarnaast waren er de kleinhandelaren: mensen met die ergens een winkel of een stalletje runden, op straat ventten of als marskramer van deur tot deur gingen. Behalve de volwassen mannen leverden ook de vrouwen en kinderen een bijdrage aan het binnenbrengen van geld.

De ambachtslieden en kleinhandelaren waren relatief goed af. We mogen aannemen dat hun inkomen ruwweg vergelijkbaar was met dat van een legioenssoldaat (zonder de extra toelagen), namelijk rond de 1 denarius per dag. Deze mensen maakten zich normaal gesproken geen zorgen over een lege maag. Historische verslagen bewijzen niettemin dat de voedselbuffers van deze bevolkingsgroep beperkt waren. Bij misoogsten of haperingen in de bevoorrading, een frequent terugkerend verschijnsel, ging men al na enkele weken de straat op om te protesteren. Daarbij moeten wij ons bedenken dat de technieken om voedsel in een mediterraan klimaat te conserveren, destijds beperkt waren. Behoorde je tot het plebs frumentaria, dan liep je het risico van conjuncturele armoede: periodes waarin de spoeling dun werd, bijvoorbeeld door ziekte.

Waar woonde men? Niet in een klassieke domus, met een atrium voor het ontvangen van relaties en clientes. Laat staan in een villa op één van de heuvels. Dat was het prerogatief van de rijken. Waar dan wel? Een groot deel van dit bevolkingssegment combineerde wonen en werken in winkels en werkplaatsen. Bijvoorbeeld in de volkswijk Subura. Sommigen zullen in goedkope pensionnetjes hebben verbleven. Maar verreweg de meesten woonden in de ruim vertegenwoordigde flatgebouwen in de stad, de insulae. Er waren duizenden van dit soort flatgebouwen, waarvan de bouwhoogte door de overheid gelimiteerd was tot circa 20 meter (noot 3). Ondanks het overgeleverde brand- en instortingsgevaar, was de huur voor kamers en appartementen hoog. Onder het pannendak, waar het ’s zomers bloedheet was en ’s winters ijskoud, bevonden zich de goedkopere verblijven. Op de begane grond was er plek voor winkels en de duurdere vertrekken. Gemiddeld kostte een kamer drie tot vier keer het inkomen van een kostwinner, meldt Whittaker (1993). Flatbewoners waren dus wel genoodzaakt om hun vertrekken te delen. Op basis van Scobie 1986 kunnen we uitrekenen dat de bewoners gemiddeld drie vierkante meter tot hun beschikking hadden (noot 4). De anderhalvemetersamenleving was voor hen niet weggelegd.

Wie in een insula woonde moest genoeg geld in zijn geldbuidel hebben om buiten de deur eten te kopen. Koken was namelijk verboden in de kamers en appartementen vanwege brandgevaar. Wie gesnapt werd, kon rekenen op een stevige afranseling door de vigiles.

Het straatbeeld was ongetwijfeld vergeven van de tabernae, eetcaféetjes en afhaaltoko’s, zoals we die kennen uit Pompeii. Wie vanwege de hoge huren bezuinigde op zijn eten, betaalde daarvoor een prijs met zijn gezondheid (Whittaker 1993).

[Wordt vervolgd]

Noten

  1. Ik probeer uit te gaan van bedragen zoals die rond het midden van de eerste eeuw geattesteerd zijn. De inflatie bedroeg in de eerste eeuw na Chr.  circa 1% per jaar in Rome.
  2. Zoals de senator Piso heeft ervaren: Cicero Tusculanae disputationes48.
  3. Een inventarisatie uit de vierde eeuw maakt melding van rond de 44.000 insulae.
  4. Scobie, “Slums, Sanitation, and Mortality in the Roman World” in: Klio 68/2 (1986) 427.

[Oorspronkelijk door Dirk-Jan de Vink gepubliceerd op de beëindigde website Grondslagen.net.]

Deel dit:

4 gedachtes over “Arm en straatarm in Rome (2)

  1. Rob Alberts

    In Amsterdam zijn ook bouwplannen ontwikkeld voor woningen zonder keukens.
    Gaan we terug naar Romeinse tijden?

    Interessante blogpost!

    Vriendelijke groet,

  2. Is ook nog iets te zeggen over die 200.000 die overal buiten vielen? En aangezien iedere grote stad georganiseerde misdaad kent, had Rome die ook. Voor die 200.000 was dat wellicht de beste carrièremoigelijkheid

  3. Ben Spaans

    Als je dit soort overzichten leest blijf je je afvragen hoe de mensheid overleeft heeft.
    Woningen zonder keuken in Amsterdam? Het wordt gekker en gekker. ..

Reacties zijn gesloten.