Archeologische prietpraat

Het Pantheon als zonnewijzer. Op 21 juni staat de lichtkring rond het midden van de dag precies voor de ingang.

Archeologen slaan nogal wat onzin uit om aandacht voor hun vondsten en theorieën te vragen. De traditie gaat terug op Schliemann, die zelden terugschrok voor een overdrijving meer of minder. Om een of andere reden zijn archeologen ermee doorgegaan. Je leert ermee leven.

De grenzen van het betamelijke worden echter royaal overschreden in dit artikel, waarin de stelling wordt verdedigd dat experts een “intrigerende theorie” hebben geopperd dat het Pantheon een zonnewijzer zou zijn. Dat is vrij algemeen bekend. Ik zou nu kunnen verwijzen naar mijn Stad in marmer, maar deze interpretatie is ook bij niet-oudheidkundigen algemeen bekend. Sla er een reisgids op na, of neem het volgende uit Harry Mulisch’ De ontdekking van de hemel (blz.712-713):

Lees verder “Archeologische prietpraat”

Experiment in literaire kritiek

De literatuurwetenschap heeft iets paradoxaals: het is het wetenschappelijk onderzoek van een medium dat zelf waarheden verwoordt op niet-wetenschappelijke wijze. Goede romans zijn meerduidig, suggestief en ambigu, voor elke generatie anders. Van een wetenschappelijke publicatie wordt daarentegen verwacht dat ze de waarheid eenduidig, expliciet en zonder ambiguïteit weergeeft.

Deze tegenstelling maakt het lezen van literatuurwetenschappelijke publicaties lastig, omdat de lezer steeds moet veranderen van leeshouding: door een roman laat je je het liefst overmeesteren en meeslepen, terwijl wetenschappelijk proza vooral alertheid vergt. Dit heen en weer gaan tussen twee leesstijlen maakt literatuurwetenschappelijk proza vooral vermoeiend, wat mede oorzaak is van enkele onterechte verwijten aan de discipline: ze heeft geen nut, is irrelevant, voegt niets toe.

Lees verder “Experiment in literaire kritiek”

De ontdekking van de hemel

Harry Mulisch beschrijft het Pantheon als zonnewijzer. Terecht: op 21 juni staat de lichtkring rond het midden van de dag precies voor de ingang.

Ik las De ontdekking van de hemel, de vuistdikke roman van Harry Mulisch, voor het eerst in 1997. Het boek stelde me teleur. Daarom was ik blij dat Recensieweb me de gelegenheid bood het boek te bespreken, zodat ik eens haarfijn kon uitleggen wat er allemaal niet aan deugde. Dat ik me nog eens door die negenhonderd pagina’s miserabele ellende moest worstelen, nam ik op de koop toe. Maar andermaal stelde het boek me teleur: bij nader inzien was het niet zo slecht als ik hoopte.

Laat vooropstaan dat er inderdaad nogal wat schort aan De ontdekking van de hemel. Misschien kan ik dat het beste uitleggen langs een omweg. Als vandaag de dag een boek zou worden gepubliceerd waarin de liefde wordt gepresenteerd als de oplossing voor alle levensvragen, zou het waarschijnlijk worden weggehoond, hoewel dit nog niet eens zo heel lang geleden een vrij normale opvatting was die ook in romans is terug te vinden (bijv. in Vestdijks De dokter en het lichte meisje, 1951). Dat waren de jaren vijftig. Mulisch’ thematiek is nog veel ouder: de onttovering van de wereld, een concept dat al door Max Weber (1864-1920) is ontwikkeld en door Mulisch mooi wordt samengevat als ‘Met elk nieuw technisch ding is het menselijk leven automatisch zinlozer geworden’.

Lees verder “De ontdekking van de hemel”

Toen Mulisch nog subtiel was

Dresden
Dresden

Het herlezen van Het stenen bruidsbed is geen onverdeeld genoegen, en dat bedoel ik als compliment. Zoals bekend beschrijft Harry Mulisch in deze in 1959 verschenen roman het bezoek van de Amerikaan Norman Corinth aan Dresden, de stad die hij tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft helpen bombarderen. De verwoesting van een stad zonder militaire betekenis was – althans binnen Mulisch’ roman – een oorlogsmisdrijf, waarvoor de verantwoordelijkheid ligt bij het geallieerde opperbevel. Corinth is echter verder gegaan dan hem is opgedragen: hij heeft geschoten op vluchtelingen die een veilig heenkomen uit de brandende stad zochten. Hij heeft daardoor ook een persoonlijke verantwoordelijkheid en verwoestte zo niet alleen Dresden maar ook zichzelf.

Mulisch beschrijft hoe er voor de oorlogsmisdadiger geen verlossing mogelijk is, en doet dat vooral door suggestie. Corinth belandt in verschillende situaties – een congres, een kortstondige relatie, een ruzie – en raakt steeds opnieuw geconfronteerd met het verleden, zonder dat hij een uitweg heeft of kan scheppen. Hij is verward en als hij een keer handelend optreedt, maakt hij nieuwe fouten. De beschreven gebeurtenissen, klein en onbeduidend als ze zijn, evoceren bij de lezer het gevoel van wanhoop, zonder dat Mulisch het expliciet maakt. The horror laat zich immers niet vangen in woorden. Het effect is overdonderend: Het stenen bruidsbed overmeestert de lezer, bedwelmt hem en sleept hem mee op Corinths hellevaart. Zoals gezegd: het lezen van deze klassieke roman is geen onverdeeld genoegen.

Lees verder “Toen Mulisch nog subtiel was”