Het Pantheon (1)

Het Pantheon in Rome

Wat is een handboek als je het er niet mee oneens kunt zijn? Het is daarvoor! De student leert het handboek, zoals mijn leermeester Pieter Willem de Neeve zei, van kaft tot kaft uit het hoofd. Na het leggen van deze kennisbasis kan de student op werk- en hoorcolleges wel ontdekken dat de vork ook anders in de steel kan zitten. Kortom, het is geen verwijt aan de auteurs als je het met een handboek oneens bent. Zelf zou ik, als ik Een kennismaking met de oude wereld van De Blois en Van der Spek had geschreven, explicieter melding hebben gemaakt van het Pantheon in Rome.

Om te beginnen omdat het een gebouw is dat veel mensen kennen. Er is dus een didactisch aanknopingspunt. Verder omdat het gebouw, hoewel het dateert uit de hoogtijdagen van het Romeinse heidendom, vooruitwijst naar het christelijke monotheïsme. Het is vermoedelijk geen toeval dat de tempel als kerk in gebruik is genomen. En tot slot illustreert het gebouw de mogelijkheid dat wij over de Oudheid iets met meer zekerheid kunnen weten dan althans sommige mensen destijds – al is deze constatering misschien meer iets voor een vervolgcollege. In elk geval denk ik dat de twijfels die de Grieks-Romeinse auteur Cassius Dio niet kon onderdrukken, inmiddels wel zijn weggenomen.

Alle goden of het algoddelijke?

Dio wilde niet uitsluiten dat de eerste bouwer van het Pantheon, Augustus’ vriend Agrippa, het heiligdom had gewijd aan “alle goden”. Zelf overwoog hij “het algoddelijke”. Dat laatste zouden wij het transcendentale noemen, het goddelijke dat groter is dan de kosmos. Maar Dio kon “alle goden” niet negeren.

Misschien heet het zo omdat het de beeltenissen herbergde van vele goden, bijvoorbeeld Mars en Venus. Maar volgens mij is het omdat het door zijn koepelvorm op de hemel lijkt. Agrippa wilde daar ook een beeld van Augustus plaatsen en het gebouw naar hem noemen. Maar toen Augustus beide eerbewijzen afwees, zette hij op die plaats een beeld van Julius Caesar, en in de voorhal beelden van Augustus en zichzelf. (Romeinse geschiedenis 53.27; vert. Simone Mooij)

We weten dat Dio niet had hoeven overwegen dat het was gewijd aan vele goden. Zijn eigen hypothese is correct. Agrippa bouwde een rond openluchtheiligdom (een templum) dat een rol speelde in de keizercultus. Pas keizer Hadrianus bouwde tussen 118 en 125 de huidige tempel met het bolvormige dak. Weliswaar staat op de voorgevel vermeld dat de constructie plaatsvond tijdens Marcus Agrippa’s derde consulaat (27 v.Chr.), maar dat is omdat Hadrianus de gewoonte had op geen van de door hem herbouwde tempels zijn naam te plaatsen. Aangezien toch iedereen wist wie het heiligdom had gebouwd, kon de keizer demonstratief bescheiden doen. Virtue signalling, zouden wij zeggen.

Het algoddelijke

Wat zijn de argumenten voor Dio’s gelijk? Hoe weten we dat het Pantheon niet is gewijd aan “alle goden” maar aan de hemel? Eén aanwijzing is de aanwezigheid van een cultusbeeld van de onder de sterren opgenomen dictator Julius Caesar. Een tweede hint is dat er in de tempel zeven nissen zijn voor de zeven hemellichamen die volgens de ouden om de aarde draaiden.

We weten niet hoe de cultusbeelden geplaatst waren, maar al sinds de Siciliaanse geleerde Archimedes (287-212 v.Chr.) was het gebruikelijk ze te ordenen naar omlooptijd: Maan, Mercurius, Venus, Zon, Mars, Jupiter, Saturnus. In de middelste nis stond dan het beeld van de Zon, aan één zijde geflankeerd door drie mannelijke planeten (grootvader Saturnus, vader Jupiter en zoon Mars), aan de andere zijde door de dames Maan en Venus met daartussen de androgyne Mercurius. De beelden van Saturnus en de Maan aan weerszijden van de ingang stonden dan het verste van de Zon af, in overeenstemming met de theorie dat dit de koudste hemellichamen waren. Verder vormden de astrologisch gunstige planeten (Maan, Jupiter, Venus) en de ongunstige (Saturnus, Mercurius en Mars) twee gelijkbenige driehoeken, zoals in een davidsster.

Zo meteen meer.

 [Een overzicht van de blogjes over het handboek oude geschiedenis is hier.]

Deel dit:

Een gedachte over “Het Pantheon (1)

  1. Klaas Krab

    “De beelden van Saturnus en de Maan aan weerszijden van de ingang stonden dan het verste van de Zon af, in overeenstemming met de theorie dat dit de koudste hemellichamen waren”

    Wat een interessante theorie, uit welke bron komt die vandaan, en welke redenering ligt er aan ten grondslag? De oudheid blijft verbazen…

Reacties zijn gesloten.