Piet Paaltjens, die eigenlijk François HaverSchmidt heette, was vanaf 1859 tot 1862 predikant in het Friese Foudgum, dat ten noordwesten van Dokkum ligt. U leest er hier meer over en zijn woonhuis ziet u daar. Het lijkt erop dat hij hier het centrale gedeelte heeft geschreven van het Oera Linda Boek.
Bij de kerk waar hij voorging staat een klein monumentje met een mooi gedicht dat hij in september 1865 schreef.
Het zal degenen die de laatste dagen commentaar gaven op mijn stukje over de Byzantijnse godsdiensttwisten niet verbazen dat ik momenteel druk bezig ben met een wat langer stuk – of diverse stukken – over de grenzen van onze kennis over het pre-Constantijnse christendom. Gelukkig zat ik maandag en dinsdag lang in de trein, dus het vordert lekker.
Voor vandaag echter geen diepgravende bijdrage maar een simpel literair quizje. De foto hierboven … welke beroemde schrijver woonde er zo mooi in het huis rechts van de kerk? Dat dit ergens in het noorden van Nederland is, zal u, gegeven mijn huidige verblijf in Friesland, niet verbazen.
De eerste pagina van het Oera Linda Boek (Tresoar, Leeuwarden)
Ik zat bij Tresoar, waar ik momenteel werk, te praten met een juriste toen iemand de kamer in kwam lopen en iets uit de kast haalde. Door de opengeschoven kastdeur zag ik het daar ineens staan: het Oera Linda Boek. Sinds ik als puber in Kijk een artikel daarover las, wil ik daar meer over weten. Hier was mijn kans!
Ons verhaal begint in 1867, toen een onderwijzer uit Harlingen, Jan Frederik Jansen, de Friese archivaris Eelco Verwijs attendeerde op de familiestukken van Cornelis over de Linden, een timmerman uit Den Helder. Verwijs reisde de Zuiderzee over om Over de Linden te spreken en was enthousiast, want deze tekst beschreef de alleroudste geschiedenis van de Friezen. De Grieken hadden een Ilias, de Indiërs een Mahabharata, de Ieren de gedichten van Ossian en de Duitsers een Nibelungenlied – en de Friezen hadden nu het Oera Linda Boek. Je zou verwachten dat Verwijs door roeien en ruiten zou gaan om het uit te geven, maar hij deed niets en droeg het over aan Johan Winkler (een later beroemd geworden dialectoloog). Die vond het maar verdacht en zijn oordeel is verrassend actueel: een oudheidkundige vondst zonder geldige provenance kan een vervalsing zijn en verdient geen aandacht. Hierbij had het kunnen blijven. Helaas bleef het er niet bij. Er zou nog een dode vallen door het Oera Linda Boek.
Vanavond zal ik, zoals momenteel wel vaker, met de trein van Leeuwarden naar Harlingen sporen. De treinstellen van Arriva, zoals de lokale spoorwegmaatschappij heet, hebben namen en één daarvan is “Piet Paaltjens”. Iets zegt me dat de mensen van de Arriva hebben gedacht aan het onderstaande gedicht:
Aan Rika
Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart
gezeten in een sneltrein die de trein
waar ik mee reed, passeerde in volle vaart.
De kennismaking kon niet korter zijn.
En toch, zij duurde lang genoeg om mij,
het eind’loos levenspad met fletse lach
te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij
glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.
Waarom hebt gij van dat blonde haar,
daar de eng’len aan te kennen zijn? En dan,
waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar?
Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!
En waarom mij dan zo voorbijgesneld,
en niet, als ’t weerlicht, ’t rijtuig opgerukt,
en om mijn hals uw armen vastgekneld,
en op mijn mond uw lippen vastgedrukt?
Gij vreesdet moog’lijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaal’ger voor mij zijn
dan, onder hels geratel en gestamp,
met u verplet te worden door één trein?
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.