Griekse wiskunde

Griekse mathematische papyrus (Neues Museum, Berlijn)

Ik blogde afgelopen donderdag over het hellenisme en FrankB stelde de vraag waarom de hellenistische geleerden nauwelijks of geen vooruitgang boekten in de wis- en natuurkunde. Die vraag is weleens eerder gesteld geweest. Om precies te zijn een kleine eeuw geleden. Eerst was er de ontdekking geweest van de Archimedespalimpsest. Daarna waren kleitabletten gepubliceerd die toonden dat de Grieken schatplichtig waren aan de Babyloniërs. Allemaal nieuwe informatie, die leidde tot de constatering dat de creatieve periode van de Griekse wiskunde rond 300 v.Chr. voorbij was.

Dijksterhuis versus Spengler

Een van degenen die dit constateerde, was Oswald Spengler in zijn in 1918 verschenen Der Untergang des Abendlandes. Hij meende dat elke beschaving een ontwikkeling kende van groei, bloei en verval. Aangezien de Griekse wiskunde zijns inziens niet van buitenaf was beïnvloed, viel alleen maar te verwachten dat ze ooit aan creativiteit zou inboeten.

Lees verder “Griekse wiskunde”

Licht in de duisternis

Het was nog lang onrustig in de Utrechtse binnenstad, op 8 december 1641. Een academisch debat over de leer van René Descartes, die destijds in De Republiek woonde, was totaal uit de hand gelopen, met scheld- en schreeuwpartijen en verhitte discussies na afloop. De introductie van de nieuwe filosofie, waarin een duidelijk onderscheid werd gemaakt tussen de materie en de geest, was niet onopgemerkt verlopen.

Descartes is bekend gebleven. Ik fiets elke dag langs zijn standbeeld. De naam van zijn tegenstander, Gijsbert Voet (‘Voetius’ in zijn Latijnse publicaties), zal vermoedelijk alleen in gereformeerde kringen nog een belletje doen rinkelen – een standbeeld heeft hij bij mijn weten nooit gekregen. Die vergetelheid is niet helemaal terecht, want Voet had ten minste één rake tegenwerping: als de mens zou bestaan uit materie en geest, hoe grepen die dan in elkaar? Hoe kon onze geest, die materieloos zou zijn, de indrukken van onze zintuigen, die wél behoorden tot de materie, verwerken? Hoe kon onze materieloze geest instructies geven aan onze ledematen?

Lees verder “Licht in de duisternis”

Het noodlot van een ketter

Adriaan Koerbagh (1633-1669) leefde in het Amsterdam van de Gouden Eeuw, stamde uit een van de betere families en kwam in juridische moeilijkheden. Dat laatste brengt met zich mee dat er een dossier over hem is aangelegd, zodat een historicus zijn leven kan benutten om een schets te geven van het leven in de stad die, zoals Vondel schreef, “als Kayserin de croon draeght van Europe”.

Bart Leeuwenburghs Het noodlot van een ketter is echter niet geschreven als illustratie van het dagelijks leven in het zeventiende-eeuwse Holland. Dat is slechts de aantrekkelijke bonus die je krijgt in dit boek over het begin van de radicale Verlichting. Koerbagh stond namelijk met beide benen in het intellectuele leven van zijn tijd, waarin een nieuw, materialistisch wereldbeeld begon aan zijn opmars. Sterker nog, de jonge Amsterdammer – hij werd slechts zesendertig jaar oud – liep in de voorhoede en werd als eerste onder vuur genomen.

Lees verder “Het noodlot van een ketter”